MJDDELBURGSCHE COURAN T. N°- 151. Donderdag 1864. 22 September. Editie van woensdag avond 4 ure. Middelburg 21 september. De troonrede waarmede de zitting der staten generaal maandag door den koning is geopend en welke wij in ons vorig nommer verkort mededeelden, luidt in' baal'' geheel als volgt: Mijne heeren! Met dankbaarheid jegens de Voorzienigheid kan ik bij de opening dezer zitting den toestand des vaderlands in het algemeen gunstig noemen. De betrekkingen met de andere mogendheden bleven op den meest gewensehten voet. De zee- en landmagt, zoo in het moederland als in de overzee8che bezittingen, geven voortdurend redenen van tevredenheid. Hoewel de toestand van Oost-Indië in vele opzigten bevredigend is, heeft echter tot mijn groot leedwezen eene hevige ziekte Java geteisterd. Het ophouden daar van spoedig te vernemen is mijn levendige wensch. De gevolgen van de vrijverklaring der slaven in onze West-indische koloniën zijn, met het oog op hetgeen elders na gelijken maatregel plaats had, aanvankelijk niet ongunstig. Aan uwe overwegingen zullen de reglementen op het beleid der regering in de koloniën Suriname en Curasao weder worden onderworpen. Tot vaststelling der tarieven van in-, uit- en doorvoer in Nederlandsch-Indië en tot regeling van onderscheiden onderwerpen, welke met landbouw- en nijverheidonder nemingen daar te lande in verband staan, zal ik uwe medewerking inroepen Op het gebied der openbare werken wordt voortdurend groote ontwikkeling waargenomen; in verband daarmede breiden zich de diensten uit, die het korps van den waterstaat te bewijzen heeft en met ijver volbrengt; eene hervorming van dezen gewigtigen tak van bestuur is overeenkomstig de tegenwoordige eischen voorbereid. De aanleg der staatsspoorwegen wordt regelmatig voortgezet. Het verkeer op die gedeelten, welke voor de dienst zijn geopend, overtreft de verwachting. Ten behoeve van de aansluiting onzer spoorwegen aan buiten- landsche lijnen zijn met naburige staten overeenkomsten tot stand gebragt. Aan de uitbreiding van het neder- landsche spoorwegnet, ook nu weder door koncessiën voor nieuwe verbindingen bevorderd, moet verdubbelde zorg voor waterwegen en havens beantwoorden. Met voldoening zie ik, dat de uitvoering der wet van middelbaar onderwijs allerwege levendige deelneming en medewerking ontmoet. De oogst heeft, over het algemeen, hoewel niet rijk, betere uitkomsten opgeleverd dan men vermoed had. Die van de zee-, rivier- en kustvisscherijen waren voor- deelig, hoewel zware stormen smartelijke offers hebben geëischt. Onze nijverheid blijft krachtig vooruitgaan. Ofschoon de oorlogstoestand, waarin enkele landen verkeerden, uit den aard der zaak, ongunstig op den handel moest terugwerken, is het echter een verblij dend verschijnsel, dat de aanbouw van zeeschepen toeneemt. De ontwerpen van wet tot regeling van het genees kundig staatstoezigt, van de schutterijen en van de inkwartieringen zullen u op nieuw worden voorgelegd. Ook de ontwerpen ter vervanging van het bestaande wetboek van strafvordering zullen u weder worden aan geboden. De toestand onzer geldmiddelen Iaat toe, dat in de behoeften van de dienst voorzien en met schulddelging voortgegaan kan worden. De ontwerpen van wet, welke in verband staan met eene gcheele afschaffing der plaatselijke akcijnsen, en andere van finantiëlen aard kannen door u worden te gemoet gezien. De regeling van 's rijks algemeene komptabiliteit zal mede in deze zitting bij u in overweging worden gebragt. Moge, mijne heeren, de volvoering der gewigtige taak, tot welke dit zittingjaar ons roept, onder den goddelijken zegen, ten meesten nutte des vaderlands strekken! Ik verklaar de gewone zitting der staten generaal geopend. Z. M. de koning heeft dr. rar. J. A. Philipse op nieuw bènoerad tot voorzitter van de eerste kamer der staten- generaal, gedurende het tegenwoordige zittingjaar. Bij een op den 19 en 20 dezer alhier gehouden examen voor gezworen landmeters, zijn als zoodanig geadmit teerd de heerenG. J. de Graaff Az., te Oudvossemeer C. J. van Sluijs, te Middelburg; W. Tuijnman Cz., te Nieuwerkerk; A. Stoutjesdijk, te Zierikzee, en L. Tuijn man Ez., te Nieuwerkerk. Heden is de 86e algemeene vergadering gehouden van dirigerende en honoraire leden der alhier gevestigde Teeken-akademie, bijgewoond door den heer Bijleveld van Serooskerke burgemeester, vertegenwoordigende het gemeentebestuur van Middelburg. De sekrefcaris gaf verslag van den staat der inrigting en mededeeling van eenige daartoe betrekking hebbende bijzonderheden. De penningmeester deed vervolgens verantwoording van het beheer der geldmiddelen, waarvan de rekening ten bewijze van goedkeuring door twee der honoraire leden is onderteekend. Daarna zijn weder ter aflossing uitgeloot twee aandee- len a ƒ100 in de geldleening groot ƒ6000 en wel no. 18 en 32. Na opening der naambriefjes van de vervaardigers der bekroonde prijsteekeningen werden opgeroepen tot aanneming uit handen van den burgemeester dezer ge meente, der gewone zilveren medalje van 's konings wege, te weten aan Larabertus van der Heydt, primus der le klasse inde bouwkunde, en aan Pieter Douw primus der le klasse naar pleister; voorts zijn bronzen raedaljes, geslagen op den stempel der akademie, en kleine bronzen medalies, ge slagen op een nieuwen stempel, benevens getuigschriften door een der leden van het bestuur uitgereikt aan de vol gendeprimussen hunner klasse, te weten: groote medalje in de 2e klasse naar pleister aan Levinus Dirk Hertogs; in de 2e klasse der bouwkunde aan Cornells Johannes van Sluijs; kleine medalje in de 2e klasse naar prent aan Anthonie Willem Jause; in de klasse naar ornement aan Toon Huisdens; in de 4e klasse der bouwkunde aan Johannes Jacobus WilJemse. Getuigschriften aan Adriaan Cornelis van Wijk, Elias Ilollebrands, Reinier Abraham Papegaai, Bernardus Kanaar en Jan Pieter Akkerman. Daarna zijn door den heer A. H. G. Fokker, voorzitter der kommissie van het bestuur van de industrieschool boekgeschenken alsmede verschillende gereedschappen of instrumenten voor timmerlieden uitgereikt aan de volgende leerlingen. L. van der Heijdt, J, Mulder, J. J. Brandt, H. P. Valk, M. de Rijke, L. J. van Pagé, W. Kanaar, A. van der Bilt, L. H, Dormaar, A. de Man en J. L. van Wuijckhuizen. De sekretaris heeft de bekroonden doeltreffende toege sproken en bragt ten besluite de hulde der erkentenis van dirigerende leden aan de beoordeelaars der prijs teekeningen en aan de leermeesters. De leerlingen verkregen van 2 tot 3 uur de gelegen heid om met den rang bekend te worden waarin hunne prijsteekeningen na beoordeeling waren geplaatst, zijnde ook heden en morgen aan het publiek de gelegenheid gegeven om de prijsteekeningen en het ten toon gestelde te bezigtigen. In De tijd leest men het volgende „Den 7den dezer maand zijn de belgisch-duitsche pel grims behouden te Rome aangekomen. De karavaan bestaat uit dertien duitschers, negen belgen en vier nederlanders. Den volgenden dag, zijnde de feestdag van Maria-geboorte, hebben zij zich ter audiëntie bij I Z. H. naar Castel-Gandolfe begeven. Allen ontvingen uit de handen van den paus de II. communie, en behalve hen ook nog 300 personen. Tegen elf ure werden de pelgrims bij den H. Vader toegelaten. Een belgisch priester hield de toespraak in de fransche taal, waarop Z. II. lieldevol en met blijken van aandoening antwoordde. Een neder- landsch kapitein, een grijsaard van 71 jaren, die bij Waterloo gediend en daar wonden bekomen had, waar van hij nog de likteekenen draagt, gaf aanleiding tot een treffend tooneel. Zijne borst was met ordetee}<enen ver sierd. Hij had reeds eenige jaren gewerkt aan de vervaar diging van een adres aan den paus, dat een waar calli- grafisch kunstwerk genoemd mag worden. Buitendien had hij een groote doos bij zich, welker inhoud geeD der pelgrims bekend was. Toen de 11. Vader op de toespraak had geantwoord, trad de kapitein voor en vroeg in echt militaire houding aan den kardinaal Antonelli, of het hem geoorloofd was den paus een geschenk te brengen. Daarop opende hij de geheimzinnige doos, waaruit in den vorm van een kruis, al de portretten der pausen, van den H. Petrus tot Pius IX te voorschijn kwamen. Bij het overreiken zeide hij in de fransche taal als toelich ting, dat al de pausen den weg des lijdens bewandeld hadden. „Zij zijn allen gekruisigd geworden," zeide hij. „Crux spes nostra" antwoordde Pius IX. Toen de brave kapitein daarop te kennen gaf, dat Pius IX „Crux de Cruce" was, weigerde de H. Vader nederig die eer. „Men zegt dit van den tegenwoordigen paus," zeide hij, „doch ik mag deze voorzegging niet op mij toepassen." Allen, die bij dit voorval tegenwoordig waren, gevoel den zich diep getroffen. De paus haalde daarop uit een naastbijgelegen vertrek eenige tegengeschenken te voor schijn. Hij stond te midden der pelgrims als een vader, die iets voor zijne kinderen had medegebragt. „Faites une ligne, mes enfants," zeide hij en schonk aan elk hun ner, behalve nog andere giften, ook een zilveren medalje. De pelgrims, die nog denzelfden dag naar Rome terug keerden, waren opgetogen over het geluk, dat zij had den genoten." Onderwijs. Te Utrecht heeft den 17 dezer het admissie-examen voor de hoogeschool plaats gehad. Van de 18 jongelieden, die zich hadden aangeboden, zijn 14 toegelaten. Koloniën. Als een tegenhanger van de meestal gunstige berigten omtrent den toestand in de West-Indiën, nemen we het volgende over uit de Amsterdainsche courant, een blad dat blijkbaar voor de planters party trekt. Wij mogen niet verzuimen dit te doen opmerken, daar zoo als ieder een weet de magt der planters in onze west-indische koloniën een zeer verderfelijke oligarchie is, waarvan vrij wat schandalen kunnen getuigen. Het zij dus verre dat men zich over de aangeheven klagten zou moeten bedroeven. „De west-indische mail brengt ons van verschillende zijden belangrijke brieven over den toestand in Suriname; brieven, die den bedroe venden inhoud van vroegere allezins bevestigen, en waaruit blijkt, dat door gemis van werkkrachten vele plantages in wildernis oproeijen: het onvermijdelijk en natuurlijk gevolg van de onberede neerde emancipatie en het s trafleloos laten de werkeloos heid. „Ja, het schijnt," schrijft een onzer korresponden- ton, „dat men den onwil, het verzet, de vagabondage der negers veeleer in de hand wil werken dan beteugelen en hen ten goede noodzaken. „En waarlijk die woorden schijnen niet te hard, die beschuldiging niet te zwaar, als wij de feiten lezen die iu andere brieven, ons ter kennisneming toevertrowd, aan enkele distriktskommissarissen worden ten laste gelegd. Te naauwernood nemen zij nota van de billijke klagten. Het voortdurend onverhoord blijven had dan ook reeds, naar men ons meldt, bij eenige personen het voornemen doen ontstaan zich tot den minister te wen den; maar de houding der bedoelde kommissarissen tegenover de klagenden is zóó in het oog loopend laat dunkend, „dat men de vrees koestert of zij wel mogelijk ware, indien de kommissarissen zich niet verzekert hiel den aldus in 's ministers geest te handelen, en wat zou

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1