ander veld aten de daarop gezonden schapen zoo veel van het uitgewaaide graan dat 00 of 70 derzelven op zwollen als ossen en stierven. Men rigt te Parijs allerwege depots van parapluies op, waartoe bij voorkeur de wijnhuizen en tabakswinkels gebezigd worden. Deze parapluies worden voor den prijs van 30 centimes per dag in huur afgestaan. Men gelooft dat die onderneming daar ter stede goede zaken zal maken, mits zij door den huurder telkens de waarde van de parapluie laat deponeren. 'a'heH-EEïOflSBeterslaiïd. 17 sept. 's av. 11 u. 58 gr. 18 'smorg. 7 u. 57 'smidd. 1 u.63gr. 'sav. 11 u. 55 gr. 19 's morg. 7 u. 55 's midd. 1 u. 01 gr. öuitmlanïr. ABgenneesi overaigt. Wij deden dezer dagen medcdeeling van een artikel uit de Ost dentsche post, waarbij de bezwaren werden Opgdsomd, welke men te Weenen bij de vredesonderhan- lingen nog ondervinden zou. Zij waren mecrendeels van financiölen aard en betreften o. a. ook bet kapitaal door afkoop van den Sondtol verkregen en waarop, ten behoeve der hertogdommen, voor een gedeelte aanspraak werd gemaakt. Door degevolmagtigden van Denemarken wordt beweerd dat dit kapitaal geheel het eigendom van Dene marken blijven moet daar dit rijk de eenige en wettige eigenaar van deze zeeëngte is, terwijl ook in de vredes- praeleminairen slechts van verdeeling der staatsschuld gesproken wordt. Tot bestrijding van den eiseh dat ook een gedeelte van het oorlogsmateriëel zou worden afge staan, beroepen de deeusche gevolmagtigdeu zich op de scheiding van Nederland en België, waarbij nimmer is beweerd dat België, door een gedeelte der staatsschuld over te nemen, ook op een gedeelte der vloot zou kunnen aanspraak maken. Ook elders in de geschiedenis, bewe ren zij, zou men te vergeefs naar een voorbeeld van een dergelijke vordering zoeken. Denemarken schijut overi gens onverzettelijk te blijven in zijn eisch, dat de finan ciële aangelegenheden vóór het sluiten van den vrede volkomen geregeld zijn en dat de mogelijkheid worde afgesneden van later nog tot nieuwe opofferingen ge dwongen te worden. De laatste berigten melden nu dat de aangevoerde gronden voor een en ander by Oostenrijk, hetwelk thans ook zeer tot een spoedige beslissing geneigd is, racer en meer ingang beginnen tc vinden en dat deze mogendheid daarom eene schikking heeft voorgesteld, daarin bestaande dat aan de hertogdommen eene ronde som, door scheidsregters te bepalen zou worden toege kend, waardoor alle verdere eischen en aanspraken zou den vervallen. Zij die vóór alles ook ten koste der billijk heid, vrede verlangen, vleifen zich dat dit voorstel zal worden aangenomen en de oplossing van het groote vraagstuk bespoedigen. Uit Apenrade wordt gemeld dat de opperbevelhebbers der verbondene strijdinagten een besluit hebben uitge vaardigd, waarbij op de bij de krijgswetten geldende straffen, de verspreiding van petitiën en het verzamelen van handteekeningen daarvoor verboden wordt. Tevens wordt bij dat besluit herinnerd dat de staat van oorlog nog niet is opgeheven. De berigten uit Pruissen leveren menige by zonderheid op betrekkelijk de terugkomst van den minister von Bismarck te Berlijn, 't Was of hij een zegetogt hield. Door talrijke vrienden aan het spoorweg-station opge wacht, die hem met luidruchtige welkomstgroeten ont vingen, werd hij door deze huiswaarts geleid om daar liet voorwerp van nieuwe gelukwenschen te wezen. Mijn heer von Bismarck speelde echter in hooge mate den beseheidene, en in de aanspraak welke hij tot zijne vrienden rigtte, bragt hij alle hulde op den koning over: slechts koning Wilhelm moest men dank weten, aan hem alleen is men, naast God, de glansrijke politieke zege praal verschuldigd. Het komitee dat zich bij den aanvang van den oorlog reeds had gevormd oiu gekwetsten hulp te verleenen. bood echter den heer von Bismarck een schrijftoestel aan, in spijt van hen die dezen oorlogznch- tigen diplomaat liever een zwaard zouden hebben toege dacht. In Polen verkeert men in blijde verwachting van eenige gunstige maatregelen, waarvan men de afkondi ging spoedig te gemoet ziet. Daartoe zonden, onder meer, behooren de stichting' van hoogescholen en de afschaffing van lijfstraffen. In de tweede editie van ons vorig nomtner meldden wij reeds dat in strijd met de algemeene verwach ting de maarschalk Narvacz met do zaraenstelling van een hieuw kabinet is belast geworden. Hij schijnt daarin spoedig te zijn geslaagd en de telegraaf heeft het bcrigt overgebragt dat het ministerie, waarin hij zonder porte feuille zitting neemt en waarvan hij het presidentschap zal bekleeden, bestaat uit de heeren Llorente, voor bui- tenlandsche zaken; Cordova, voor oorlogLorenzo Arra- gola, justitie; Arraera, marine; Gonzales Bravo, voor biunenlandsche zaken; Manuel Barzanollana. voor finan ciën Galiano, voor openbare werken, en Seyas Lozano, voor eeredienst. Wie in de spaansche geschiedenis van de laatstejaren geen vreemdeling is, zal zich ligtelijk kunnen voorstellen dat de kansen voor ernstige verwikkelingen door het optreden van mannen als Narvaez en Gonzales Bravo nietweinig vermeerderd zijn, en dat, nu het noorden wel- ligt op het puut is om door het regt van den sterksten tijdelijk tot rust te zijn gebragt, in het zuiden de partij der beweging wel eens hr,t hoofd kan opsteken, waartoe het sein zich vermoedelijk niet lang zal laten wachten. De verovering van Atlantedoor de noordelijken wordt door de laatste berigten uit Amerika volkomen bevestigd. De generaal Ilood werd gedrongen tot de overgave te besluiten na zijn nederlaag bij den spoorweg van Macon, waarbij hij 1500 man en tien Sfftkken geschut verloren had. Voor de overgave der stad liet hij echter de kruid- magazijnen springen. Mobile zal thans door den generaal Granger en den admiraal Farragut te land en ter zee met kracht worden aangevallen. Naar .men beweert, zou de generaal Fremont zijn kan didatuur over het presidentschap hebben ingetrokken, waardoor de kansen voor eene herkiezing van den heer Lincoln niet weinig zouden zijn verbeterd, tot welk laatste ook de overwinningen te Atlante en bij Mobile behaald, het hare zullen toebrengen. BHIE VEN UIT BELGTE. Brussel16 september. Uw korrespondeut, mijnheer de redakteur! vraagt eenige oogenblikken het woord voor een persoonlijk feit. Trouw lezer der Middelburgsche courant vind ik in het noramer van jl. dingsdag uwe verdediging op eene door het Vlissingsch weekblad eene tot heden mij onbe kende grootheid op het gebied der hollandsche journa listiek ingebragte beschuldiging van onverdraag zaamheid en partijdigheid jegens de katholieken. Hoe afdoende uwe verdediging ook wezen moge, toch, waar go slechts als complice, en uw onderdanige dienaar als hoofddader voor de vlissingsche vierschaar in 'tgeding is betrokken, meen ik liet een mij komend regt om uwe akte van defensie toe te lichten, ten einde zoo mogelijk ook mijne vrijspraak in 't hoogst ressort door uwe lezers te hooren uitspreken. Onverdraagzaamheid! ook ik zal de laatste wezen, die daarvoor ooit naar regt schuldig zal staan. Nooit zal ik toch vergeten dat ik hollander ben, een kind van den vrijen bodem, waar immer meer dan elders ter wereld; elk vervolgd geloof eene schuilplaats vond, waar elke overtuiging des harten meest altijd regt had zich te uiten, wanneer die uiting bepaald bleef binnen de perken der wet, waar' de konstitutie het ge lijk regt voor allen erkent, een regt dat door den volks geest zonder restriktie wordt gehuldigd. Ik zou niet onverdraagzaam kunnen zijn, omdat ik aan elke gods- dienstaom dezelfde waarde toeken, t. w. eene waarde van liet oogeublik, daar ik ac heilige, de innige overtuiging heb, dat vroeg of laat, de eene eeredienst vóór, de andere na, allen zich zullen oplossen in die heerlijke kerk der toekomst-, die geheel geestelijk zal wezen, omdat zij de draagster zal zijn van het eenige ware Godsbegrip. Maar juist daarom keer ik mij met. al de kracht die in mij is, tegen alle menschenwerk bestemd om die toekomst tegen te houden, tegen alles en allen wat de vrijheid des geestes aan banden zou willen leggen, wat zou willen streven naar een terugkeer op den ouden reeds lang afgelegden weg, wat in 1864 naar 1564 zou willen terugvoeren. Ik voer dien strijd zonder aanzien des persoous en ik rigt mijn woorden en mijn pen tegen élken dnisterling, 't niet vragende of ik op 't schild waarmee hij zich dekt, Rome lees of Dordrecht, een uit sprak van 't Vatikaan of eene der eerwaarde synode van anno 1618. En nu wil ik gaarne, aannemen dat veelligt in den laatsten tijd, omdat de feiten van den dag hier in België zoo ruimschoots daartoe aanleiding mii gaven, ik nu en dan waarheden in mijne korrespondenties hel) neergeschreven, min aangenaam om te hooren, voor wie nog altijd van meening zijn dat het licht „onder" de korenmate 't helderst brandt, toch had ik nooit kunnen gelooven dat mijn zoo „kort verhaal" van de financiële loopbaan van den brusselschen bankier Langrand Dumonceau, aanleiding zou hebben gegeven dat derwijze over mij den staf zou worden gebrokeu. Ik verkeer iu 't geval van dcu ouden diei", die aan huisbraak onder verzwarende omstandigheden zich schuldig weet <yf' geknipt wordt omdat hij een theelepeltje wegkaapte. Ook de tijd der beschuldiging kwam zonderling vre^fiid mij voor. Uw blad van 28 augustus bevatte de biografie in kwestie. Had het Vlissingsch weekblad volle veertien dagen noodig, niet om te vertellen dat die mededee- lingen aan het blad en zijne patronen op dien oogenblik al zeer ongevallig en ontijdig voorkwamen, wel om daarop eene beschuldiging van onverdraagzaamheid te bouwen Welnu, ik heb den sleutel van bet raadsel gevonden. Naar men wil is over de operatiën van de firma Langrand Dumonceau hier in België het veld tamelijk afgemaaid; dit is zeker, dat aan de beurs de aktiën ictuaat a la baisse zijn, en er bestaat een bewijs dat genoemde bankier in Nederland zich een nieuw en onontgonnen terrein zoekt. Dit bewijs wil ik u leveren en ik defieer het Vlissingsch weekblad om afdoende cle volgende mededeeling tegen te spreken „De heer Langrand Dumonceau heeft zich in de laatste dagen der vorige en in de eerste van deze week, in Zee land en speciaal te Vlissingen opgehouden, waar hij met onderscheidene heeren geestelijken heeft gebesogneerd over het plaatsen van aandeden der pausselijke leening in uwe provincie." Ik had lucht van dat plan, cn dacht met het oog op uwe lezers, onwillekeurig aan het oude „un liomme prévenu en vaut deux", 't Was niet zonder goede reden, dat ik voor dat „korte verhaal" omtrent de firma Langrand Dumonceau, in uw blad een plaatsje verzocht. Gevoelt ge nu dat het voor sommigen wat kwam „a un moment inopportun?" En hiermede stap ik voor heden van dit incident af. De politiek neemt in zeker opzigt vakantie. Onze mi nister van financiën, de heer Frère Orban, reist op dit oogenblik in 't liefelijke Spanje, onze generaal Chazal, minister van oorlog, heeft naar Pau, in 't zuiden van Frankrijk, de wijk genomen, en houdt voor eenige weken verblijf op het fraaije kasteel, 'twelk hij aan de milde beurs van koning Leopold dankt. Toch is er eene partij die niet rust en in 't geheim, maar toch zoo geheim niet, dat niets er van uitlekken zou, middelen beraamt, die aan de „rustige rust" van den minister van oorlog wel spoedig eens een einde zouden kunnen maken. Diens budget wordt toch reeds bestre den voor 't nog is ingediend, en de volksmeening, die zelfs door zeer bekwame leden van de ministeriële partij, vooral door de jonge linkerzijde, wordt gedeeld, en die luide eene aanzienlijke vermindering op het budget in kwestie eiseht, wordt door de klerikale partij krachtig geëxploiteerd, om dien minister, die in 'tgevecht over de antwerpscbe vestingwerken overwinnaar bleef, een neêr- laag te doen lijden, waar hij zal moeten strijden voor de middelen om een aan den omvang dier enceinte geëven- redigd en geëkipeerd leger op de been te houden. Zon derling genoc-g staan aan 't hoofd dier oppositie, die vermindering van het aktief van het leger beoogt, drie generaals, waarvan een geruimen tijd de portefeuilje van oorlog in bezit- had. Kan men zich al die houding van laatstgenoemde, den generaal Greinoll, niet goed begrijpen, begrijpelijker is die van den generaal Capiau- mont, van 't klerikale zwaard, van den man die ter tweede helft van de negentiende eeuw, eens het oude vlaamsche Gent, uit politieke antipathie tegen hare regenten, in staat van beleg wildes tellen, en die met den luitenant- generaal de Lanuoy, die voor hij als kandidaat der kleri kale partijhet klerikaal-revolutionnair programma ouder- teekende, het slagtoffer werd van zijn eigen daad, waarvan het konsekwent gevolg moest wezen dat hij als adjudant des konings en-uit de aktieve dienst eervol werd ont slagen. Deze drie „alter Krieger" konstateren thans het feit, zonder precedent in eiken staat van Europa, dat legerhoofden zich keeren tegen het leger, en dat bestrijden, niet op onderdeden, wat verklaarbaar is, en in sommige gevallen pligtmatig kan geacht worden getuige ten invent de heeren Knoop en Stieltjes, toen hij nog de oud-soldaat was maar het bestrijden qua talis: als leger. Genoemde veteranen un dwingen de Echo du Parlement, een liberaal blad, 'twelk in der tijd hunne kandidaturen voor de kamer vinnig en op afdoende gronden bestreed, tot het opnemen van aan de redaktie gerigte brieven-, waarin zij hunne houding van het oogen blik verdedig-en,- en hunne oppositie trachten te regt- vaardigen. Met de generaals Greinoll en Capiaumont behoeft men echter geen rekening te bondon, daar het geschrijf van- deze -wemelt van personaliteiten en uit eiken regel gekwetste ij delheid spreekt. De korrespon» dentie van den- generaal de Lannoy is echter interes santer. Men-kan aan dezen hoofd-officier der genie geene bekwaamheden-ontzeggen, en in der tijd heeft hij deel uitgemaakt van- de kommissie van deskundigen, die ^apportv^hebben uitgebragt over den aanleg der dns- ^bnoeir^f^erste enceinte. Naar ik zoo even van goeder- tan, zal heden avond in de Echo dn parle- .ïiïbn t eeti ^CTirij ven van genoemden generaal voorkomen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3