r 146.
Dingsdag
1864.
R A N T.
13 September.
Editie van maandag avond 4 ure.
Middelburg 12 september.
Het Vlissingsch weekblad brengt, eene beschuldiging
tegen ons in waarvan we de waarde eenigzins van nabij
wenscheti te onderzoeken. Er wordt n. 1. aan de Middel-
burgsche courant ten laste gelegd „dat zij eenige hate
lijkheden met gretigheid geplaatst heeft om weder lucht
te kunnen geven aan hare bekende zucht om de katho
lieken, in hetgeen hun dierbaar is in hunne godsdienst
en priesters, te kunnen honen, aan hare bekende zucht
om blaam te werpen op priesters en jezuiten en kapu
cijner monniken en tutti quanti gelijk de Middelburg-
sche courant hen noemt of aanhaalt."
Deze beschuldiging tot regt begrip der zaak is het
noodig dat wij dit mededcelen vindt haar grond in
hetgeen onze brusselsche korrespondent ons een paar
weken geleden schreef omtrent den heer Langrand-
Dumonceau, die belast is met het plaatsen van aandeelen
in de pauselijke leening. Onze korrespondent beweerde
dat die heer daarmede voordeelige zaken deed; de
redaktie van het Vlissingsch weekblad daarentegen
schijnt te gelooven dat genoemde direkteur van de
Banque de credit foncier et industriel, dankbaar voor
het in hem gestelde vertrouwen, alleen uit liefde tot den
Heiligen stoel zich de opdragt der financiële operatiën
heeft laten welgevallen, en deze onbaatzuchtige bereid
vaardigheid stemt het Vlissingsch weekblad het is
niet meer dan pligtmatig tot dankbaarheid. Dit geloof
nu heeft onze korrespondent geschokt, door in ons
nomraer van 28 augustus een kort maar zeer onderhou
dend verhaal te geven van de financiële loopbaan van
den heer Langrand-Dumonceau, om tevens de kracht aan
te wijzen welke de invloed van een dergelijk man op de
verkiezingen moest uitoefenen. Hoe de lagere geestelijk
heid daarbij soms als hulpmiddel gebezigd wordt, is mede
besproken, even als bij den geheelen strijd der verkie
zingen telkens van de manoeuvres der katholieken, zoo
wel als klerikalen, is melding gemaakt.
Maar werden nu daardoor katholieken in hetgeen hun
in hun godsdienst dienstbaar is geschokt In de oogen
van elk ander zeker niet, maar wel in die der redaktie
van het Vlissingsch weekblad, omdat deze het katholi
cisme, waar het als staatspartij optreedt, niet kan onder
scheiden van het katholicisme, waar het de vrome uiting
is van het innigste gemoedsleven. Eene dergelijke onder
scheiding kent de redaktie van het weekblad niet. Voor
haar is de katholieke partij het zelfde als de vereeniging
van opregte geloovigen in de leerstellingen der kerk, en
zijn bij gevolg zij die de liberale partij uitmaken, slechts
vrijmetselaars, protestanten en godloochenaars, die ook
volgens de klerikale belgische bladen, slechts èêne ver
zamelende eenheid uitmaken. Van haar standpunt kun
nen wij de ontboezeming van het Vlissingsch weekblad
dan ook zeer goed verklaren, billijken zelfs, en zij ver
schaft ons tevens een oplossing die wij tot nu te vergeefs
hebben gezocht.
Waarom dachten wij in de vorige maand eiken
zaturdag als ons het Vlissingsch weekblad in handen
kwam waarom geen enkel woord over de verkiezingen
in België? Waarom mogen uwe lezers volstrekt niet
weten dat daar de kamer is ontbonden en een andere
wordt zamengesteld Waarom wordt voor hen zorgvul
dig verbolgen gehouden dat, niet alleen in België zelf,
maar door geheel Europa de uitslag met eenige belang
stelling verbeid werd Waarom moest liet voor hen een
diep geheim blijven dat over den uitslag hier en daar
nog al is gesproken Wij hebben thans ter oplossing van
dit raadsel den sleutel in handen. Het Vlissingsch week
blad kon toch van een zoo levendigen strijd geen melding
maken, zonder ook te spreken over de liberale partijen
door geen partij te kiezen voor deze zou het niet-katho-
lieken, het is een gevolg zijner eigene redenering, wclligt
geschokt hebben in hetgeen deze in hunne godsdienst
dierbaar is. Zie hier een graad van kieschheid die meer
onze verwondering opwekt clan zij ons achting inboezemt!
We zouden het bij deze opmerking kunnen laten.
Maar de aanklagt van het Vlissingsch weekblad is te
ernstig dan dat wij nog niet een enkel woord zeggen
zouden. Do zucht om de katholieken in hetgeen hun
dierbaar is in hunne godsdienst te honen is eene zoo ver-
foeijelijke ondeugd, dat wij ons waarlijk wel met de
hand op het hart mogen afvragen of wij ons daaraan ook
schuldig bevinden. Maar wat zou eigenlijk onze eigene
getuigenis baten? Het VJissiiyg&ch weekblad zon zij wel
het allerminst overtuigen kunnen.
Eene enkele opmerking zij echter aan haar oordeel
onderworpen.
Al tracht men met de meeste naauwgezetheid zich te
plaatsen boven elke geloofsverdeeldheid, zoo blijft het
toch althans zoo lang men zich ten taak stelt zijne
lezers waarlijk zoo veel mogelijk omtrent elk belangrijk
verschijnsel in te lichten onmogelijk niet nu en dan
eene tijding te brengen die onwelkom is, of eene opmer
king te maken die pijnlijk treft. Wie in dit opzigt al te
schroomvallig is, handelt roekeloos door op de gladde baan
der journalistiek zich te wagen. En zouden ook de pro
testanten, zoowel zuiver gereformeerden als de voor
standers der moderne rigting, niet nu en dan zich over
ons te beklagen hebben? Zeker wel; maar blijkt daar
uit wij rigten die vraag bepaald tot u, Vlissingsch
weekblad! de zucht om hen opzettelijk wat ge noemt
hatelijkheden te zeggen? Beschouwt ge het b. v. als eene
opzettelijk gezochte hatelijkheid wanneer wij aan het ver-
draayen der oogen door het madonnabeeld te Vicovaro
niet die beteekenis hechten welke het dagblad Osserva-
tore Romano daaraan toekent? Is het eene hatelijkheid
jegens de orthodox gereformeerden, wanneer wij hun
invloed op de politiek trachten tegen te houden? Of is
het eene hatelijkheid jegens de moderne rigting waunéer
we soms een harer woordvoerders op te absolute uitspra
ken of wel een ander op ic grootc aarzeling meenden te
betrappen?
Zie, mijnheer de redakteur van het Vlissingsch week
blad! voor li is dat alles veel gemakkelijker: gij
ignoreert. Er hebben onlangs verkiezingen in België
plaats gehad; van uw standpunt zaagt ge daarin een
nederlaag voor de katholieke kerk; gij ignoreert. Er
werd dezer dagen te Mechelen een katholiek kongres
gehouden; de uitkomst was welligt een niet zoo ver
bindend cement voor de grondslagen van het katholieke
geloof als ge wel gewenscht hadt; gij ignoreert. Gij
ignoreert bijna elk verschijnsel dat u niet welgevallig is,
en met herderlijke zorg voor uwe geloovige lezers dringt
ge hen stilzwijgend de overtuiging op dat niets te weten
het zekerste geloof geeft.
Laat ons elkaar goed verstaan. Dat gij het woord
voert uitsluitend ten behoeve der leden van het katho
liek kerkgenootschap en wij in ruimeren zin spreken tot
het publiek, zonder naar de wenschen van dit of dat
kerkgenootschap ons te rigten, is oorzaak dat we op
verschillend standpunt ons ook verschillend uiten. Tegen
de plaats die gij in de journalistiek tracht in te nemen,
hebben wij geen bezwaar; in de verste verte willen wij ze
u niet betwisten. Maar wij zagen u liever verschijnen in
een eenigzins anderen vorm, opdat het groote publiek meer
mogt weten wat het aan n heeft, opdat ge niet langer zoudt
varen onder valsche vlag. Wees een „Vlissingsch" week
blad waarvan ge den naam draagt, maar wees dan al
geeft ge ook aan uwe voorstellingen een zeer eigenaardige
tint, waartoe ge volkomen geregtigd zijt in ruimeren
zin wat men van zulk een weekblad verwachten mag.
We willen de tweeledige roeping in korte woorden
karakteriseren: een orgaan dat tot de vlissingsche be
volking in bet algemeen spreekt van hetgeen buiten en
binnen hare veste voorvalt, dat zich naar buiten rigt
om te doen kennen wat in Vlissingen de belangstelling
wekt. Of wel, wees wat ge in werkelijkheid zijt, een be
hoeder van het geloof eener katholieke schare, maar
wees dat dan ook met volkomen openhartigheid en
schaam u niet een naam aan te nemen die beter voegen
zou aan een schier uitsluitend klerikaal orgaan.
Wanneer ge met. u zeiven hebt afgerekend zult ge
welligt ook anderen met meer billijkheid beoordeeleu.
Wij vernemen dat Z. K. H. prins Hendrik der Neder
landen, vergezeld van zijn exc. den minister van marine,
over een tiental dagen te Vlissingen wordt verwacht en
een bezoek zal afleggen aan boord van liet fregat dei-
noordelijke staten van de amerikaansche unie Niagara.
Er is order gegeven om de schepen Adolf hertog van
Nassau en Prins Maurits der Nederlanden met den mees
ten spoed gereed te maken en tegen den 15 of 16 dezer
naar de reede te doen gaan.
Door de Nederlandsche handelmaatschappij zijn voor
eene retourreis op deze stad bevracht de schepen Minis
ter Pahud, gezagvoerder E. Lipjes, en Eva Johanna,
gezagvoerder A. I. B. Hordijk.
Tot agent alhier van de Nederlandsche bank is be
noemd de heer Johannes Luteijn.
Wij vernemen dat aanstaanden woensdag bij gunstig
weder door het muzijkkorps der schutterij, des namid
dags ten 2 ure, eene muzijkuitvoering zal gehouden wor
den op de gewone plaats op de wandeling.
Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier is
ontvangen en ligt voor belanghebbenden ter inzage
eene opgaaf betreffende den handel en de scheepvaart in
Groot Brittanje, gedurende de maand en de zes maanden,
geëindigd 30 junij jl.
L'indépendance beige komt, naar aanleiding van een
berigt in Leprëcurseurd'Anvers, terug op haar berigt om
trent het niét salueren ter reede van Vlissingen van het
stoomjagt waarop zich de koning der belgen bevond.
Overeenkomstig de meening van onzen vlissingschen
korrespondent, erkent laatstgenoemd blad dat de prinses
Marie niet kon salueren, daar alleen schepen minstens
7 stukken geschut voerende daartoe bevoegd zijn.
H. M. de koningin is zaturdag ochtend ten 6 ure per
rijtuig van het Huis ten Bosch naar Rotterdam vertrok
ken, om van daar per spoortrein de reis verder naar Zwit
serland voort te zetten. H. M. was vergezeld van Z. K. H.
prins Alexander, mevrouw de barones van Pabst van
Bingerden, eerste hofdame, en den heer Schimmelpen-
ninck, kamerheer. Z. K. H. prins Alexander is vergezeld
vanjlir. Hooft, zijn goeverneur.
De Staatscourant van heden bevat het koninklijk
besluit vau 22 augustus jl., waarbij bewilliging wordt
verleend op de verandering der benaming van de naam-
looze vennootschap: De binnenlandsche hypotheekbank
Rotterdam, in die vanRotterdamsche hypotheekbank
voor Nederland.
De ministers van binnen- en buitenlandsche zaken
hebben zich uit de residentie naar Groningen begeven,
tot bijwoning der feesten aldaar.
Uit Groningen schrijft men ons van 8 dezer:
„Nog eenige dagen en de feestviering van het 25jarig
bestaan onzer hoogesckool zal een aanvang nemen.
Reeds nu begint onze schoone stad een regt feestelijk
aanzien te krijgen, en is men in alle straten ijverig in de
weer met het oprigten van eerebogen en het aan
brengen van versieringen Deze laatsten bieden eene
groote verscheidenheid aan en geen wonder, daar
er duizende en duizende guldens zijn bijeengebragt voor
de verschillende bewoners der straten, welke ieder afzon
derlijk hare feestkotnmissie hebben gekozen. Erheerscht
thans reeds eene groote opgewondenheid in de gcheele
stad en het wemelt nu al van vreemdelingen, die derwaarts
stroomen om de festiviteiten bij te wonen. De vele dili
gences die in de laatste dagen aankomen zijn allen van
bijwagens, soms vijf in getal, voorzien en meer dan ooit
gevoelt men het gemis aan spoorwegen, die hier maar in