het hem ten laste gelegde feit, en veroordeeling, op grond van artt. 362, 52 en 36 van het wetboek van strafregt, en art. 207 van het wetboek van strafvordering, tot de bij de wet bepaalde straffen (tuchthuisstraf van 5 tot 10 jaren). De verdediger mr. J. Egberts Risseeuw heef! het niet bcwezenc van de schuld des beschuldigden trachten aan te toonen en gekonkludeerd tot zijne onmiddellijke in vrijheid steiling. Na re- en dupliek is de uitspraak bepaald op a. vrijdag des voormiddags ten 10 ure. In hetberigt aangaande den brand in den avond van den 4 augustus jl. op de Heerenbeurs alhier, bij gelegen heid der kermis, deelden wij mede dat niet alleen veel door het vuur was vernield, beschadigd of onbruikbaar geworden, maar dat ook vele voorwerpen werden vermist waarvan men niet met zekerheid kon opgeven op welke wijze zij verdwenen waren. Die onzekerheid werd giste ren zoo niet van alle dan toch van een gedeelte der bedoelde voorwerpen bij de zitting derarrondissements regtbank opgeheven. De heer Wimpissinger, uit Tyrol, had bij den brand getracht zoo veel mogelijk de goederen uit zijn kraam te beveiligen en verschillende pakken handschoenen daaruit geworpen, vermoedelijk niet den kende dat hetgeen hij voor het vuur trachtte te behoeden toch langs anderen weg voor hem verloren kon gaan. Die weg was diefstal; en waren slechts twee jeugdige personen, N. Doeburg en W. Temperman, de daders, een vijftal anderen: Johanna Maartense, Levina Timmer mans, Hendrika Frederika Stofregen, Dina van der Meule en Jannetje Krane, stonden met hen teregt als mede- pligtigen. De beide eerste beklaagden gaven, op dat zij tijdens den brand op de Heerenbeurs waren gekomen en nabij het ijzeren hek op een pak hadden getrapt, hetwelk bij opening bandschoenen bleek te bevatten, die zij als een vondst meenden te mogen beschouwen en zich daarom stilzwijgend toeeigenden. De waarde daarvan bedroeg cirka f 15. Die handschoenen werden vervolgens deels verkocht en deels weggegeven aan ieder der vijf overige beklaagden, die alle voorwendden niet te hebben geweten dat zij van de plaats van den brand afkomstig waren en zelfs op dat oogenblik met den brand zeiven geheel on bekend te zijn geweest. De derde beklaagde heeft die handschoenen eenigen tijd, op verzoek der beide eersten, ia bare woning bewaard, naar zij voorgaf in de mee- ning dat die voorwerpen gevonden waren. De vijfde beklaagde heeft, toen zij hoorde dat de beide eersten in verzekerde bewaring waren genomen wegens diefstal van handschoenen, den raad haars vaders gevolgd en twee paar, die nog in haar bezit waren, verbrand. De zesde beklaagde heeft verschillende paren gekocht, doch schijnt, volgens hare verklaring, later zelve daarvan aangifte aan het bureau van policie te hebben gedaan. Ook de vierde beklaagde heeft een paar gekocht en de zevende een paar gekregen. De substituut officier van justitie wees in de toespraak, welke zijn rekwisitoir voorafging, onder anderen op de onaannemelijkheid van de bewering dor twee eerste be- hlaagdeu. datzij eerst op die handschoenen getrapt en ze toen opgeraapt hadden, hoewel het zijns inziens, al kon dit ook worden aangenomen, tot de schuldpligtigheid niets afdoet, daar ze wisten dat die handschoenen in allen gevalle niet hen toebehoorden, maar aan iemand wiens kraam op de Heerenbeurs door brand geteisterd was. Door zich* die handschoenen toe te eigenen gingen zij alzoo arglistig te werk. Ook van de andere beklaagden mag, naar zijne meening, veilig worden aangenomen dat zij wisten dat die handschoenen niet langs eerlijken weg verkregen waren. Ter loops werd ook gewezen op de ongunstige bekendheid van velen der beklaagden, daar vele hunner reeds meermalen door de regtbank zijn ver oordeeld. Daar de feiten zijns inziens voldoende waren bewezen, rekwireerde hij de schuldigverklaring der twee eerste beklaagden aan diefstal bij nacht, door meer dan een persoon, op eene plaats die niet als bewoond huis kan worden aangemerkt of daarmede gelijk gesteld; en der vijf overige beklaagden aan medepligtigheid door het des bewust helen of verbergen van het gestolene, cn Yéroordeeliug van ieder hunner tot eene gevangenis straf van twee jaren, of tot zoodanige ligtere straf als de regtbank raogt vermeenen te behooren, tevens met verwijzing in de kosten. De regtbank heeft bij haar vonnis de beklaagden schuldig verklaard aan de hun ten laste gelegde feiten ca hen veroordeeld tot gevangenisstraf: de beide eersten voor den tijd van eene maand, de derde voor zes weken, dc vierde, vijfde cn zesde voor acht dagen, en de zevende voor drie dagen, alsmede ieder afzonderlijk in de kosten. ftemengde bcrigten. Gisteren morgen kort na 7 ure heeft eene 18 a 19jarige jonge dochter alhier getracht door zelfmoord een einde aan haar leven te maken. Om dat doel te bereiken was zij tusschen de Noordpoort en de Seisbarrière in de vest gesprongen. Kort daarop werd zij ecliter ontdekt en le. vend uit het water gehaald. Dadelijk werd haar de noo- dige verpleging verleend en nadat zij van kleederen had verwisseld is zij per vigelante naar de ouderlijke woning teruggebragt. Als de oorzaak dezer daad wordt genoemd het verbreken van een pas aangeknoopt verkeer met een handwerksgezel. Uit Hontenisse schrijft men ons van 5 dezer: „In den afgeloopen nacht geraakten de schippersgasten C. de Mul en L. Strootman, die beiden in hoogstbeschonken toestand verkeerden, in een zoo hevigen twist, dat de M. zijn tegenstander met een mes aan hoofd en borst zulke vreesselijke verwondingen toebragt, dat diens leven voor een oogenblik in gevaar scheen. Tot nog toe is het der policie niet gelukt den dader in handen te krijgen." De gemeentcbegrooting voor 1865 te 's Ilage, welk gemeente 84.615 inwoners telt, bedraagt in ontvang f 1.148.252,34 tegen 1.084.638,65 in 1864; in uitgaaf f 1.147.903,52 tegen 1.0^1.609,35 in 1864. Te Antwerpen hebben drie personen dezer dagen een weddingschap aangegaan om de Schelde rugwaarts over te zwemmen en op de gewone wijze weder te keeren. Halfverwege gekomen moesten twee dezer liefhebbers het opgeven, en van de sloep gebruik maken die hen volgde. De derde zekere Simons, eigenaar van het Vis- schershuis, die daarbij toonde een uitstekend zwemmer te zijn, bereikte den overkantop de voorgeschrevene wijze in 37 minuten en volbragt den terugtogt in 20 minuten. Het ten vorigen jare uitgegeven geschrift van den hoogleeraar van Oosterzee, getiteld: „Historie of roman? Het leven van Jezus van Ernest Renan voorloopig toe gelicht," hetwelk reeds in het hoogduitsch was overge- bragt, is thans ook in het zweedsch vertaald en aan de koningin van Zweden en Noorwegen opgedragen die daarvoor den vertaler, den heer Forslind te Falköping, eene gouden medalje heeft geschonken. Volgens het thans openbaar gemaakt rapport van het komitee tot regeling van het Shakespeare-feest te Stratford, in april 11., komt er nog 3000 pd. st. tekort, tot dekking van alle kosten, die bij deze gelegenheid zijn gemaakt. In Amerika is een pleiziertrein, van Camden naar Atlantic-City, op (le terugreis bij eene brug uit het spoor geloopen ten gevolge waarvan drie waggons vol passagiers en goederen inde rivier zijn gestort. De nadere bijzonder heden zijn nog niet bekend, doch, naar het schijnt, kan men het aantal personen die hierbij zijn omgekomen, op minstens een honderdtal begrooten. Z. K. H. de grootvorst troonopvolger van Rusland, die onlangs de gemeente Zaandam bezocht, heeft aan den burgemeester ten behoeve der armen aldaar een gift van 500 doen toekomen. Jl. dingsdag was het eene eeuw geleden dat Lode- wijk XV den eersten steen van het Pantheon te Parijs gelegd heeft. De Gazette des étrangers van Weenen, deelt mede, dat een oud oostenrijksch soldaat te St. Nicolaas, in Beneden-Styrie, eene som van 10florijnen heeft vermaakt aan keizer Frans Joseph. Dezer dagen hebben de te Pera wonende italianen den geneesheer Nelaton eene prachtigen gouden medalje doen aanbieden, als een blijk van erkentelijkheid voor de hulp, welke hij Garibaldi gedurende diens ziekte heeft verleend. 'ETheriiionicterstaiMl. 8 septus morg. 7 u. 64 's midd. 1 u. 69 gr. 's av. 11 u. 66 gr. 9 's morg. 7 u. 66 's midd. 1 u. 70 gr. VERSLAG- VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND, U1TGEBRAGT IN DE ZOMERVERGADERING VAN 180 4. VI. Armwezen. Volgens de opgaven der gemeentebesturen is de toestand van het armwezen in 1863, vergeleken met 1862, in 9 gemeenten veel gunstiger, 20 gemeenten iets gunstiger, 21 gemeenten niet ongunstig of bevre digend, 60 gemeenten onveranderd, 2 gemeenten iets ongunstiger en 1 gemeente veel gunstiger geweest, en dus over het algemeen gunstiger. Dit wordt bevestigd door de cijfers van het getal der ondersteunden, en van het bedrag der uitgaven voor onderstand, blijkens welke bijna 1000 personen minder zijn ondersteund geworden dan in 1862, en voor onder stand bijna ƒ14000 minder is uitgegeven. De oorzaak daarvan schijnt gezocht te moeten worden in den ruimen en goeden aardappelen-oogst, waardoor dat hoofd-voedingsmiddel van de behoeftige klasse voor een betrekkelijk geringen prijs is "kunnen worden ver kregen, en in de uitvoering van vele en groote openbare werken, waardoor aan een niet gering getal personen, die anders vruchteloos naar werk zoeken, arbeid en ver diensten is kunnen worden verstrekt. Omtrent de toepassing der wet tot regeling van het armbestuur zijn gedeputeerde staten geene andere be zwaren medegedeeld dan die welke uit de bepaling van art. 41 der wet voortvloeijen, en dat die bezwaren niet van grond ontbloot zijn, blijkt onder anderen daaruit dat voor teruggave van elders verleenden onderstand in 1862 door 47 gemeenten weder 11684,53 is moeten worden betaald. Door een der gemeentebesturen is de vraag gedaan of eene meerderjarige arme, die eenmaal het gezin waartoe zij behoorde vrijwillig verlaten heeft, en daartoe weder keert, geen afstand heeft gedaan van hare bevoegdheid, toegekend bij het laatste gedeelte van alinea 2 van art. 44 der wet tot regeling van het armbestuur, indien zij weder in onderstand wordt opgenomen, en hare over komst verlangd wordt. De minister van binuenlandsche zaken heeft daarop geantwoord, dat, des vereischt, alleen door den regter kan worden beslist door wie de uitge schoten onderstand van een arme, wiens overkomst naar de plaats van zijn domicilie van ouderstand op grond van art. 44 der armenwet is gevorderd, zonder dat daaraan is voldaan, behoort te worden gedragendat regelende voorschriften daaromtrent van de regering niet kunnen uitgaan en dat, wanneer het aankomt op geldelijke vor deringen, waarover alleen de regter kan uitspraak doen, de mededeeling van zijn gevoelen nutteloos schijnt. Omtrent de kerkelijke armverzorging kunnen gedepu teerde staten mededeelen dat, volgens de opgaven der gemeentebesturen in 1863 Avcder 15 kerkelijke armbe sturen van de hervormde gemeente hunne gezindheid hebben doen kennen om, voor zoo ver hunne fondsen dit toelaten, onderstand te verleenen aan behoeftigen die in hun kerkelijk ressort wonen, doch elders domicilie van onderstand hebben. Het getal kerkelijke armbesturen dat zich aan de ver zorging van zoodanige behoeftigen nog onttrekt, be draagt 26. Op de vraag aan de gemeentebesturen of de hervormde diakonie in hunne gemeente, ook de zoodanigen ver zorgt, dat geene ledematen zijn, hebben gedeputeerde staten van 40 een toestemmend, en van 57 een ontken nend antwoord ontvangen. De instellingen, strekkende tot het voortdurend on dersteunen van armen en behoeftigen, hetzij in hetzij buiten de gestichten, waren in 1863: 262 besturen voor huiszittende armen; 6 genootschappen tot ondersteuning voor schamele armen; 15 kommissiën of vereenigingen tot uitdeeling van levensmiddelen en brandstoffen, ge durende den winter; 1 genootschap tot ondersteuning van behoeftige kraamvrouwen; 21 godshuizen, 6 gast- of ziekenhuizen; 7 instellingen ter werkverschaffing aan behoeftigen, waarvan er 6 in daartoe ingerigte werk plaatsen, en 1 op andere wijze dan in eene daartoe inge rigte werkplaats; te zamen 318 instellingen. Deze 318 instellingen worden onderscheiden in 128 behoorende tot die door de burgerlijke overheid geregeld en van harentwege bestuurden tot die van gemengden aard, in welker regeling of bestuur door de burgerlijke overheid, £n van wege kerkelijke gemeenten of door bij zondere personen, of bijzondere niet kerkelijke vereeni gingen gezamenlijk wordt voorzien; 158 behoorende tot die van kerkelijke gemeenten, besterad voor de armen eener bepaalde godsdienstige gezindte, en van wege die kerkelijke gemeenten geregeld en bestuurd; en 32 be hoorende tot die door bijzondere personen, of door bijzon- zere, niet kerkelijke vereenigingen geregeld en bestuurd. Het getal ondersteunde personen door (1e kommissiën of vereenigingen tot uitdeeling van levensmiddelen en brandstoffen gedurende den winter, is niet bekend, naar dien de meeste inschrijvers zei ven beschikken over het getal kaartjes waarvoor zij inschrijven. Dat der onder steunden door de andere der genoemde instellingen bedroeg; bij de 262 besturen voor huiszittende armen 16352; bij de 6 genootschappen tot ondersteuning van schamele armen 1413; bij 1 genootschap tot ondersteu ning van behoeftige kraamvrouwen 71; in de 21 gods huizen 848; in de 6 gast- of ziekenhuizen 322; in de 6 instellingen ter werkverschaffing in daartoe ingerigte werkplaatsen 386; in 1 instelling ter werkverschaffing op andere wijze dan in daartoe ingerigte werkplaatsen 10; te zamen 19402. Van de 19402 personen, die, behoudens de voormelde opmerkingen, onderstand genoten, werden 7960 door ge meente- of gemengde instellingen, 9282 door kerkelijke en 2160 personen door bijzondere instellingen onder steund. In 1862 genoten 20379 personen onderstand,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 2