Goes. Bevallen: D. de Kok, geb. van Oosten, z. A.Koo-
man, geb. lleijerse, d. J. Smits, geb. Reijnenberg, d.
G. Meeuwse, geb. Yermeule, d. J. Kasseband, geb
Smith, d.
Overleden J. Verrijk, z. 2 j. J. Plazier, jra. 22 j.
ZiKRiKZEE. Bevallen: H. Janse, geb. Rhodes,z. E. van
't Noordende, geb. Rocdoe, d. M. de Winter, geb. Zorge, z.
II. F. Gilden, geb. Axer, d. G. J. Oosterinan, geb. Resch d.
M. W. Kehens, geb. Distelweerd, 2 zoons.
Overleden: J. J. Schoufelenberger, man van M. V.
Freisberg, 58 j. J. Gloude, z. 7 m. M. Smit, man van
R. Priester. 31 j. (overleden te Dordrecht.)
Thermometerstaud.
3 sept.'s av. 11 u. 58 gr.
4 's morg. 7 u. 60 's midd. 1 u. 65 gr. 's av. 11 u. 58 gr.
5 'a morg. 7 u. 59 's midd. 1 u. 63 gr.
öaitcnlanö.
ASgemeesi overziet.
Men blijft in ons werelddeel steeds in afwachting der
dingen die komen zullen, terwijl inmiddels de bijzondere
prikkelbaarheid der beurs aangeeft in welk een onrust
barenden toestand zich Europa bevindt. Niet geheel
onwaarschijnlijk is liet dat Denemarken, hetwelk niets
te verliezen heeft tenzij Jutland zegt de Kreuzzeitung,
maar dan bestaat er geen Denemarken meer op dien
toestand nog eene laatste hoop heeft gevestigd en
daarom den verderen loop der konferentie-vergaderingen
te Weenen tracht te vertragen. Niet geheel onwaar
schijnlijk is het dat men te Koppenhage bovendien kon-
fidentiële berigten heeft ontvangen, welke eene veran
dering in Engeland's politiek voorspellen. Bedoelde
berigten, waarvan men ook in sommige dagbladen
melding vindt gemaakt, zijn herhalingen of bevestigin
gen van reeds vroeger verspreide geruchten aangaande
vrij hevige oneenigheden tusschen den echtgenoot van
prinses Alexandra van Denemarken en zijne moeder
koningin Victoria, omtrent wier gezondheidstoestand
weder het zelfde als vroeger wordt gemeld. Haar toestand
zou zelfs in den laatsten tijd zoozeer zijn verergerd dat
-men weder van abdikatie hoort gewagen, eene gebeur
tenis, welke men te Koppenhage, met het oog op de
gevolgen daarvan, natuurlijk bijzonder gaarne zou zien
plaats grijpen.
Te Parijs wordt beweerd dat de groote manoeuvres, te
Berlijn omstreeks 20 september te houden, behalve door
den keizer van Rusland, gelijk wij in ons vorig nominer
mededeelden, ook door den keizer van Oostenrijk zullen
worden bijgewooud. Bij die gelegenheid zullen manoeu
vres van geheel anderen aard tusschen de drie soeve
reinen beraamd worden, zoo dat te Parijs die zaïnenkomst
ongaarne wordt gezien. De pruissische minister von
Roon, die de evolutiën in het kamp van Chalons heeft
bijgewoond, zou dan ook het verlangen van zijn meester,
koning Wilhelm, aan keizer Napoleon hebben medege
deeld om met hem insgelijks eene zaïnenkomst te heb
ben. In hoeverre keizer Napoleon zich daartoe echter
bereid heeft betoond wordt niet gemeld.
Te Genève, alwaar de uit bondstroepen bestaande be
zetting in de laatste dagen nog versterkt werd, blijft
men slechts met moeite de rust bewaren, terwijl het on
derzoek door de bonds-kommissarissen intusschen wordt
voortgezet. De heer Fazy, die insgelijks voor een der
kommissarissen moest verschijnen, heeft het echter voor-
zigtiger geacht om zich naar de grenzen te begeven en
zich aan geen verhoor te wagen. In een brief aan zijn
orgaan verklaart hij deze houding door de bewering dat
hij op deze wijze beter een wakend oog kan houden over
de reaktie.
Uit Bern wordt gemeld dat de zwitsersche bondsraad
de beslissing van het verkiezingsbureau te Genève heeft
vernietigd en de benoeming van den heer Chenevière
bekrachtigd.
In Tunis wordt de toestand ongunstiger, naar mate
de fransche en engelsche invloed sedert eenigen tijd een
heftiger strijd met elkander voeren. De fransche rege
ring schijnt hier, met het oog op het nabijgelegen Al
giers, haren invloed tot allen prijs te willen behouden en
daartoe zelfs voor geene interventie te zullen terugdein
zen, waardoor de goede verstandhouding tusschen Parijs
en Londen in gevaar zou worden gebragt.
Te Triëst is het berigt ontvangen dat er in Syrië een
opstand is uitgebroken. De kommunikatie tusschen ver
schillende steden was daardoor gestremd geworden.
Mededeelingen uitMexiko melden weder eenige bijzon
derheden omtrent den toestand aldaar. Daaruit blijkt dat
daar de zelfde verschijnselen zich voordoen als in euro-
pesche staten. De nieuwe regering betoont zich mexi-
kaansch-liberaal voor het oogeublik en, als in ons
werelddeel, ziet men nu niet alleen eene oppositie-partij
ontstaan uit de klerikalen, maar ook eene vereeniging
tusschen deze en de ultra-revolutionaire volksmassa,
welke laatste die niets te verliezen, maar alles te
winnen heeft ook op mexikaansch grondgebied door
de eerstgenoemde tot werktuig wordt gebruikt. Daar nu
het aantal personen, hetwelk men nog als de kern der
natie beschouwen kan, blijkens reeds vroeger medege
deelde berigten, zeer klein is, heeft de nieuwe keizer
een zwaren strijd te strijden.
Ten opzigte van het mexikaansch keizerrijk hebben
wij hier nog op te teekenen dat het zenden van een gemag-
tigde naar Turijn om aldaar de troonsbestiiging van
Maximiliaan officiëel aan te kondigen en de bij die gele
genheid gesprokene woorden, hevige uitvallen van som
mige oostenrijksche dagbladen hebben uitgelokt. Daaruit
blijkt weder eenmaal te meer dat de aartshertog Maximi
liaan zijne populariteit te Weenen ten offer heeft gebragt
aan de kroon van Montezuma.
De zelfde plegtigheid van het aankondigen der troons
bestijging van den mexikaanschcn keizer heett ook plaats
gehad aan het spaansche hof. Bij die gelegenheid werden
door koningin Isabella en den heer Fazio eenige zeer
vriendschappelijke woorden geuit.
Vrijdag avond zijn te Londen berigten ontvangen uit
New-York van 24 augustus. Daarin wordt gemeld dat de
generaal Grant in de sterke stelling bij Weldon-Raihvay
was gebleven. Het'gerucht was in omloop dat de gene
raal Lee de Shenandoah-vallei was binnengerukt.
België.
Volgens onze belofte geven wij van de zitting der
kamer van afgevaardigden, op vrijdag gehouden, een
beknopt verslag.
De heer Coomans vroeg aan den minister van oorlog
of het waar was dat de regering aan zeker aantal solda
ten, onderofficieren of officieren autorisatie had verleend
om in mexikaansche dienst te treden, zoo ja, op welke
wettelijke bepalingen dergelijke handelwijze rustte. De
minister Chazal beantwoordde den spreker met te wijzen
op de wetsbepaling, waarbij aan belgen wordt veroorloofd
om in vreemde krijgsdienst te treden. Zoo hebben belgen
deel genomen aan den oorlog van Portugal, aan de expe-
ditiën in Algiers, aan den krijg in de Donau-vorsten-
dommèn. De minister gelooft zïdfs niet de -bevoegdheid
te bezitten om autorisatie te weigeren aan soldaten, welke
zich naar Mexiko willen begeven. De heer Coomans ver
klaart thans nader dat hij meer bepaaldelijk het oog heeft
op de zamenstelling van een legerkorps door de belgische
regering, waartoe soldaten worden gebruikt, die in aktieve
dienst zijn, welke derhalve door anderen zullen moeten
vervangen worden. Voorts bestaat er volgens spreker
geene enkele bepaling in de milciie-wet, welke de rege
ring veroorlooft om soldaten in vreemde krijgsdienst te
doen overgaan en hen te ontslaan van hunne dienstplig-
tigheid in België. „Indien wij een verlof aanvragen
zegt spreker voor een milicien, die het brood moet ver
dienen voor zijne ouders, dan weigert men ons dit ouder
voorwendsel dat de militaire dienst zich daartegen verzet.
Ik keur dus af, dat men ten gunste van een vreemden
vorst iets doet, hetwelk men ons weigert." De heer Coo
mans wijst eindelijk nog op de omstandigheid, dat België
door zijne handelwijze ten opzigte van keizer Maximiliaan
zich niet meer onzijdig heeft betoond.
De minister van oorlog geeft hierop te kennen dat de
regering geenszins haren pligt van onzijdigheid heeft
verzaakt en dat zij aan'de zamenstelling van het korps
te Audenarde vreemd is gebleven. Achtereenvolgens
voerden daarop de heeren Le Hardy de Beaulien, D'Hane
de Steenhuyze en Goblet het woord. De eerste beroept
zich op art. 121 der konstitutie, luidende: „Geene
vreemde troepen kunnen in dienst van den staat treden
of het grondgebied bezetten of overtrekken dan krach
tens eene wet." De spreker beweert dat thans eene
vreemde legerafdeeling, door Mexiko bezoldigd, zich op
belgische grondgebied bevindt. De heer D'Hane de
Steenhuyze ziet in het einde van den amerikaanschen
burgeroorlog het begin van een oorlog tegen Mexiko's
nieuwen keizer. Het zenden van een belgisch legerkorps
naar Mexiko zal dus niet zonder invloed zijn op de be
trekking tusschen België en de Vereenigde Staten in
zulk een oorlog. De derde der bovengenoemde sprekers
stelde het volgde dilemmaóf het hier bedoeld leger
korps is een belgisch en met welk regt gaat het dan in
den vreemde strijden? óf het legerkorps is niet belgisch
en met welk regt houdt het dan verblijf op belgisch
grondgebied
"Wat is overigens het politieke doel van dit alles? Men
zend twee duizend belgen naar het buitenland om een
beginsel of liever een troon te ondersteunen, waarvan^li-
vestiging door niets geregtvaardigd wordt. La# on«r
/«KSr
liever de verantwoordelijkheid der mexikaansche expe
ditie geheel overlaten aan onzen magtigen nabuur.
De minister Chazal herhaalt zijne bewering dat de
belgische regering vreemd is aan de zamenstelling van
het legerkorps en alleen daarvoor eenige sympathie ge
voelt. Een gepensioneerd generaal heeft te Audenarde
eenige belgen vereenigt om dienst te gaan nemen in het
buitenland; ten gevolge van onze autorisatie kunnen zij
later weder naar hun vaderland terugkeeren zonder
hunne hoedanigheid van belgen te hebben verloren.
De heer Guillery wees voorts op de noodzakelijkheid
dat België zijne stipte noodzakelijkheid handhaaft en
dat men daarvan vooral niet moet afwijken ten gunste
der groote fout van Napoleon III: de expeditie naar
Mexiko. Even als de heer D'Hane de Steenhuyze ziet de
heer Guillery voor België zeer veel nadeel in het ver
schiet bij eventuelen oorlog tusschen de Vereenigde
Staten en Mexiko. Dan zal het belgisch korps moeten
strijden tegen een vrij volk hetwelk zich na den burger
krijg weder vereenigt om den amerikaanschen bodem
schoon te vegen van een vreemd despotisme, of men zal
die belgen met schaamte zien terugkeeren als de troon,
welken zij gingen bewaken, omvergeworpen zal zijn. Zij
zullen dan eene garde zijn geweest om bij balzalen te
schilderen en dekoratiën te ontvangen, maar als er wer
kelijk te strijden valt geen dienst te doen.
Nadat er vervolgens nog eenige diskussiën waren ge
voerd over het verschil tusschen „het zamenstellen van
de legerafdeeling voor Mexiko" en „het begunstigen dier
zamenstelling door allerlei maatregelen," stelt de heer
Coomans do volgende motie voor: „De kamer van afge
vaardigden betreurt het dat de regering autorisatie
heeft verleend tot de zamenstelling in België van een
korps belgische soldaten in dienst van eene buitenland-
sche mogendheid, en gaat over tot de orde van den dag."
De heer Bara stelt daarop deze motie voor: „De kamer
van afgevaardigden, gehoord hebbende de formele ver
klaring der regering dat zij vreemd is en blijven zal aan
de zamenstelling van een legerkorps om in Mexiko dienst
te doen, gaat over tot de orde van den dag." Tot toelich
ting van zijne motie geeft de heer Bara te kennen dat,
indien de regering had gedaan wat de heer Coomans
meent, het ministerie in staat van beschuldiging moest
worden gesteld. De motie van den heer Coomans wordt
daarop met 53 tegen 39 stemmen verworpen, die van
den heer Bara met 50 tegen 36 stemmen aangenomen.
Zes leden bleven buiten stemming.
In de zitting van eergisteren is het wetsontwerp,
waarbij een krediet van 5.575,000 franken aan het depar-
teinant van oorlog wordt verleend voor de antwerpsche
fortifikatiën, behandeld. Na eene toelichting van den
minister Chazal, waarbij hij voorbeelden koos uit den
deensch-duitschen oorlog om de noodzakelijkheid der
versterking van Antwerpen te betoogen, beklaagde de
heer Coomans zich dat hij in de fortifikatiewerken niet
was toegelaten. De minister beantwoordde dezen spreker
met de verklaring dat het gevaarlijk was om daarin
zonder geleide van een officier rond te dwalen en
daarom autorisatie van den minister noodzakelijk was,
welke hij aan de leden der kamer nooit geweigerd had.
Na eene onbelangrijke diskussie wordt het wetsontwerp
met 54 tegen 48 stemmen aangenomen.
De kamer van afgevaardigden is daarop tot nadere
bijeenroeping gescheiden.
De senaat is bijeengeroepen tegen morgen middag
te twee uur.
Frankrijk.
In Frankrijk is dezer dagen de zoogenaamde „père
suprème" der St. Simonisten, Enfantin, overleden. Hij
begon zijn loopbaan als kweekeling der polytechnische
school eD dreef vervolgens eenigen handel. In 1829 trad
hij meer bepaald op als volgeling der leerstellingen van
het door graaf Claude Henri de Saint-Simon gestichte
St. Siraonisme: deze was op 19 mei 1825 gestorven met
de woorden op de lippen„de vrucht is rijp, gijl. zult haar
plukken
Als de vrucht van zijne onderzoekingen en bespiege
lingen had hij eene verzameling voorschriften en stel
lingen nagelaten, welke een zonderlinge vermenging op
leveren van gezonde en ziekelijke, theoretisch schoone
en voor verwezenlijking niet vatbare denkbeelden,
terwijl hij nu eens van een standpunt bleek te zijn uit
gegaan waarbij hij den mensch als een bijna volmaakt
wezen beschouwde, dan weder van een geheel tegen
overgesteld.
De stellingen van Enfantin ten opzigte van het huwe
lijk, welke nog meer verschilden van de leeringen des
Christendoms dan die der twee overige leden van het
priester-drietal, Bazarden Rodrigues, en waar in de theorie
der vrije vrouw" tot de uiterste konsekwentie werd door-
gcyöTfd Enfantin wilde o. a. de vrouw zelve laten be-