MIDDELBURGSCHE
C O U R A N T.
N°' 136.
Zaturdag
1864.
27 Augustus.
Editie van vrijd? g avond 4 ure.
Middelburg 2*8 augustus.
Uit Vlissingcn schrijft men ons van gisteren:
„Het oorlogsstoomfregat der Noordelijke staten van
Amerika Niagara is woensdag avond alhier ter reede
gekomen. Door dit vaartuig is de Georgia, de be
kende kaper der zuidelijke staten, varende onder eugel-
sche vlag, genomen op de hoogte van Lissabon, ongeveer
30 mijlen van de kust. Na de bemanning van den kaper
in behoorlijke verzekerde bewaring te hebben gesteld,
is een gedeelte der ekipage van de Niagara daarop over
gegaan en met liet kaperschip naar New-York vertrokken.
„Beide ter reede liggende schepen de Niagara en
Sacramento vieren den jaardag van Z. K. Ii. prins
Alexander, door het voeren hunner nationale vlaggen
met de nederlandsche vlag van den grooten top."
De gemeenteraad van Hoofdplaat heeft tot. sekretaris
en ontvanger dier gemeente, in de plaats van wijlen den
heer L. Pateer, benoemd den heer E. A. Pateer.
Uitliet thans openbaar gemaakte verslag van de zevende
vergadering der hoofdkommissie voor het nationaal ge-
denkteeken voor 1813 blijkt o. a. dat de heer mr. J. M. de
Kempenaer heeft voorgesteld, het denkbeeld C der oprig-
ting eener ambachtsschool te Amsterdam te beschouwen
als vervallen, daar de kommissie ter uitvoering voor de
denkbeelden A en B (monument in liet Willemspark en
naald te Scheveningen) over p.m. f100.000 kan beschik
ken en er slechts ruim 28.000 zou overblijven voor de
ambachtsschool. Z. K. Ii. de prins voorzitter merkte echter
op, dat de drie voorstellen als één geheel moesten wor
den beschouwd, en dat de hoofdkommissie zedelijk
verpligt was alles te doen wat in haar bereik lag, ten
einde aan het gansche ontwerp zoo mogelijk uitvoering
te geven. Dien ten gevolge is besloten deze financiële
vraag later te behandelen.
Men schrijft ons uit 'sGravenhage van 22 augustus
„Onze nieuwe railroute naar Scheveningen staat onder
den invloed van een ongelukkig gesternte. Over het
derailleren en het breken der assen heb ik u vroeger
-reeds geschreven. Dit had in den laatsten tijd eenigzins
opgehouden, doch gisteren ware er bijna een groot on
geluk geschied. In de bogt, welke het spoor aan het
kanaal ter hoogte van de Kanonstraat maakt, sprong de
wagen weder uit de rails, liep een oogenblik over de
keisteenen voort, en zou, indien hij niet juist door een
dikken boom ware tegengehouden, met de passagiers in
het kanaal gestort zijn. Zij kwamen met den schrik vrij,
doch het gebeurde bewijst weder dat de zaak nog altijd
niet goed in orde is en er meerdere maatregelen van
voorzorg moeten worden genomen. In de aller eerste
plaats behoort dadelijk bij de genoemde gevaarlijke bogt
eene sterke schutting van zware balken aan de waterzijde
opgerigt te worden, om bij verdere déraillementen tot
borstwering te strekken. Wanneer het déraillement
slechts op den vlakken grond plaats heeft bestaat er
weinig of geen gevaar, zelfs niet wanneer er eene as
breekt, daar de wagens zoo laag zijn, dat zij dadelijk op
den grond rusten.
„Eene andere slechte zijde van deze onderneming in
haar tegenwoordigen toestand is dat zij telkens een aan
tal passagiers laat staan, omdat er geen wagens genoeg
zijn om hen mede te nemen. Andere middelen van ver
voer zijn verpligt, wanneer de reizigers zich op den be
hoorlijken tijd aan het station bevonden hebben, bij
wagens aan te leggen; aan de spoortreinen haakt men
in dit geval nieuwe wagens aan doch deze bepalingen
schijnen op de railroute-maatschappij niet toegepast te
worden, en vooral op zondagen moeten velen zich de
teleurstelling getroosten, dat zij tijdig ter plaatse zijn en
toch de wagens, waarin zij geen ruimte meer vinden,
voor hunne oogen zien wegrijden. Ook weder gisteren is
dit het lot viin velen geweest. Eene maatschappij, die
zulke uitgebreide zaken op touw zet, moest zorgen dat
zij in werkelijkheid aan het publiek de diensten kon be
wijzen, die zij voorgeeft te presteren.
„Soms ontbreekt het ook aan de vereischte voorzig-
tigheid. Gisteren verwijderde de koetsier zich van een
der wagens die reeds vol wa.s met passagiers, om- een
praatje met een bekende te gaan aanknoopen. De paarden
gingen door en liepen nog harder op het geschreeuw van
de reizigers daar binnen, die inzagen dat zij in gevaar
verkeerden. Dit geval is zonder ongelukken afgeloopen
en eene bekeuring van den koetsier is het gevolg
geweest.
„'tls wel jammer dat zulk eene goede zaak zoo aan
't sukkelen is. Het vertrouwen van het publiek wordt
geschokt en de maatschappij verliest aanzienlijke inkom
sten, die zij had kunnen genieten indien zij genoegzame
maatregelen genomen had.
„Doch met of zonder „tramway", zoo als de officiële
naam der railroute is, weten de liefhebbers van uitgaan
op het badhuis te Scheveningen te komen, dat hen eens
deels trekt door zijn grooten naam en anderdeels ook
bijna het eenige toevlugtsoord op het zeedorp is, want
het vroegere koffijhuis van Maas aan het strand is thans
eene besloten sociëteit onder den naam van Zeerust, en
op den koepel Belvedere, zoo fraai op een hoog duin
gelegen, is de bediening onder alle opvolgende kaste
leins duur en ongemeen slecht. Daaruit leide men nu
echter niet af, dat het op het badhuis veel beter is: het
konsuraabel, ofschoon ook verre van goedkoop, is niet
zóó slecht, maar de bediening laat op drukke dagen
veel te wenschen over. Men herkent die personen, die
daar met witte dassen en banden om den arm rondzwer
ven, wel is waar dadelijk voor bedienden, maar 't is niet
zoo gemakkelijk de funktiën te raden waarmede zij be
last zijn; en wee u, indien gij u daarin vergist, want
uwe straf is dat gij niet geholpen wordt. Gij ziet een
bediende druk heen en weer loopen met presenteer
blaadjes en bestelt hem iets laten wij zeggen, een kop
thee. „Dadelijk, mijnheer," is het stereotype antwoord:
maar „dadelijk" schijnt in het woordenboek van een
badhuisbediende synoniem te zijn met „nooit", want gij
kunt zitten wachten tot de sterren vonkelen, maar uw
kop thee krijgt ge niet; denkelijk is zulk eene order te
gering om er nota van te nemen. Van tijd tot tijd ziet
ge den bediende in uwe nabijheid, die op uw vragenden
blik telkens een veelbeteekenend knikje geeft, als of hij
zeggen wilde: „Zoo ongeduldig niet; wacht uw beurt af."
Gij besluit uwe kop thee aan een ander op te geven, en
het geluk is u guhstig, want gij ziet een bediende in uwe
nabijheid, die het niet bijzonder druk heeft en zoo wat
op en neer flaneert. „Jan!" roept ge met eene heldere
stem. Jan-in kwestie kijkt u koeltjes aan en verzet geen
voet, want hij heeft dadelijk bemerkt dat ge u in zijne
funktie vergist en hem voor een thee-Jan aanziet.
„Jan!!" herhaalt ge crescendo, hem fixerende ten bewijze
dat hij het is dien gij bedoelt. Daarop komt hij langzaam
in uwe rigting, maar gelijk blijkt enkel om u uit
den droom te helpen, want wanneer ge hem nu aan boord
komt met uw yerzoek om een kop thee, is zijn antwoord:
„Ik ben alleen om stoelen aan te geven," die hij door
gaans niel aangeeft, want de bezoekers moeten ze meestal
van oost en west zelf aanhalen. Een tweede suppoost
van dien aard vertelt u: „Ik ben alleen om op te ruimen."
Van de volwassen bedienden daalt gij nu tot de jongens
af, die ook met gestukadoorde halzen en eene soort van
liverei rondloopen. Doch het geluk is u daar even weinig
gunstig: de eene jongen verklaart u, dat hij alleen is
om te bedienen binnen in het badhuis, en de andere
neemt uwe bestelling wel aan, maar voert haar niet uit,
en verklaart u, wanneer gij hem na een half uur weêr bij
zijn kraag neemt en ter verantwoording roept, dat hij
eigenlijk niet aan „het groote buffet" mag komen, een
mysterie van dienstregeling dat u wel onverklaarbaar
is, maar dat toch duidelijk daarop neêrkomt dat gij geen
thee krijgt. Zeer vele personen moeten dan ook des
zondags weder vertrekken zoo als zij gekomen zijn,
zonder iets ter verfrissching te kunnen krijgen. Die er
den weg op weet, moet het zelf aan 't buffet gaan halen.
„Ik vind verdeeling van den arbeid zeer goed; maar ik
wil der kommissie uit den gemeenteraad, die met het
beheer van het badhuis belast is, toch in overweging
geven om nog een stap verder te gaan en de funktiën
de knechts in groote kapitale letters op hunne armban
den te laten schilderendat zou menige onaangename
bejegening voorkomen.
„Misschien zou liet beter gaan, indien er weder een
partikulier als kastelein op het badhuis ware. Een kas
telein toch zou vermoedelijk zorgen, dat geene bezoekers
ongeholpen behoefden heen te gaan. Doch men kan de
drijfveer van het eigenbelang niet bij eene kommissie
uit een openbaar ligchaam, gelijk de bovengenoemde,
verwachten. "Wanneer de kalanten ten gevolge van
slechte bediening heengaan of niet meer terugkomen en
de exploitatie van het badhuis dus verlies oplevert, zegt
de kommissie eenvoudig: De ontvangsten bedroegen
zóóveel en de uitgaven zóóveel; dus meer uitgegeven
dan ontvangen zóóveel, welke som wij u voorstellen van
dezen of genen post, waarop een overschot bestaat-, af te
schrijven. En daarraeê is het uit; even als gebeurd is
ten aanzien der exploitatie van het fransche tooneel
door deze gemeente, die over 1863/64 een verlies van
11.000 heeft opgeleverd. Elke maand heeft de burgerij
dus nagenoeg 1000 uit haar zak betaald voor het ge
noegen van enkelen. De residentie moet toch eene opera
hebben voor de vreemdelingen, zegt men. Doch des
zomers, wanneer de vreemdelingen er zijn, speelt er
geene opera, en des winters, als zij wèl speelt, zijn er geen
vreemdelingen.
„Ook met de zeebaden, die men bij het badhuis neemt-,
gaat het niet- geheel zoo als men zou wenschen, ofschoon
eene voorziening in dat opzigt moeijelijker is. Het getal
badkoetsen, vooral voor dames, is onvoldoende, zoo dat
men bij eenigzins drukken toeloop, twee of drie uren,
ja langer moet wachten, eer men aan de beurt komt-
Hoewel men natuurlijk nooit zoo overvloedig van mate
rieel kan voorzien zijn dat ieder dadelijk op zijne wen
ken bediend wordt, zou toch eenige vermeerdering van
koetsen bij eene zoo drukke inrigting als het badhuis
hoogst noodzakelijk zijn."
Uit Boskoop schrijft men 23 dezer:
Dat de voorgenomen Haarlemmermeerspoorweg hier
bijval vindt, moge daaruit blijken dat een groot deel der
ingezetenen zich bij adres wendde tot den gemeente
raad, met verzoek, om voor rekening der gemeente mins
tens vijf aandeeien te nemen in de leeuingad f25.000,
gevraagd door den heer Amersfoordt c. s., tot goedma
king van voorloopige kosten. Toen de raad besloot om
te wachten met het i.emen van een besluit in deze tot
dat bekend zoude zijn wat eenige andere gemeenten in
deze zaak zouden doen, vereeuigden zich terstond
eeuige ingezetenen om voor eigen rekening de zaak te
bevorderen, met het gevolg dat in twee uren tijds tien
aandeeien geplaatst waren.
Uit het Westland vernemen wij het volgende: Had
andere jaren de verzending der vroege of nieuwe aard
appelen achter elkander plaats, thans hadden de min
gunstige prijzen sommige tuinders doen besluiten, hun
voorraad, op kans van betere markt, niet geheel op te
ruimen. Daar het- echter blijkt, dat de prijzen der aard
appelen veeleer tot daling geneigd zijn, worden sinds
eenige dagen (onder anderen jl. zaturdag nog eene zwaar
geladen schuit naar Amsterdam) de laatste aardappelen
van de hand gedaan. Hoewel het loof der late aardap-
peleu wegens de droogte schier overal is afgestorven, is
liet beschot zeer groot en het gewas goed; aan enkele
vruchten vertoonen zich de sporen der ziekte, die vol
gens sommigen toeneemt; Leidsche cour.)
SSeuoemingen en besluiten.
ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den
Nederlandschen leeuw dr. S. Sarphati, te Amsterdam.
Benoemd tot ridder 4e klasse van de Militaire Wil
lemsorde, ter zake der krijgsverrigtingen in de Zuid- en
Ooster-afdeeling van Borneo van april tot julij 1863, de