tang eensklaps met de verzekering voor den dag dat liet
eerste resultaat van den gevoerden oorlog zal bestaan in
de vriendschappelijke en duurzame goede verstandhou
ding tusschen de overwinnaars en de overwonnenen.
Het artikel waarin die verzekering gegeven wordt
verdient waarlijk wel eenige aandacht. „De groote duit-
sche mogendheden zoo lezen we daarin hebben
geenszins de wapenen opgevat om de deensche bevolking
te verdrukken, maar om een duitsche bevolking te ver
lossen. Nu dit doel bereikt is koesteren zij voor Denemar
ken slechts gevoelens van goedaardigheid en zachtmoe
digheid. Niets is derhalve meer te laken dan de onbezon
nen aanvallen van een deel der duitsche drukpers op een
ontwapenden vijand. Niets is zoo onaannemelijk als het
denkbeeld om aan het verarmde Denemarken lasten op
te leggen die het niet zou kunnen dragen." Dit artikel
wekt teregt verwondering, te meer na het dezer dagen
door de Börsenhalle geleverd betoog dat de hertogdom
men slechts een vijftigste deel der oude staatsschuld van
Denemarken zouden moeten overnemen, niettegenstaande
hunne bevolking die van Denemarken met twee vijfden
overtreft.
Sommigen zoeken de oorzaak van den liefelijken toon
door het berlijnsche dagblad aangeslagen, in de meerdere
ingenomenheid van den heer von Bismarck met het
ministerie Bluhme dan met het vroegere demokratische
ministerie Monrad. Le temps is echter van oordeel, en
we gelooven met meer regt, dat men de thans geopen-
baarde gezindheid veeleer moet toeschrijven aan de
verhouding waarin de beide duitsche mogendheden,
vooral Pruissen, zich geplaatst vinden ten aanzien van
den duitschen bond en de staten van middelbare grootte.
De vermeestering der hertogdommen toch, die eene
schrede moest zijn tot de duitsche eenheid en dit moge
lijk in het vervolg werkelijk wezen zal, heeft tot nu
slechts aan den tweespalt, die zich in den boezem van
den bond vertoont, voedsel gegeven. De bond wil door
het bezetten van Lauenburg wraak nemen wegens het
gebeurde te Rendsburg. Van een andere zijde beweert
men dat de beide groote mogeudheden, of eigenlijk
meer bepaald Pruissen, voornemens zijn aan de bonds-
exekutie in Holstein een einde te maken. Dit alles zou
de staten van den tweeden rang het oog doen vestigen
op het kabinet der Tuileries en men zou daarbij niet
over het hoofd zien dat Napoleon III genoemde staten
op de meest vleijende wijze heeft uitgenoodigd toen er
van een krongres te Parijs sprake was.
Voegt men hierbij dat de bescherming van de duitsche
staten van den tweeden rang steeds tot de geliefkoosde
overleveringen der fransche politiek behoord heeft, van
Richelieu tot Napoleon I, dan meent Le temps dat er vol
doende grond is om geloof te slaan aan het bestaan eener
1 cirkulaire (reeds gisteren door ons besproken) van den
minister Drouyn de Lkuys aan de buitenlandsche gezan
ten, strekkende om de regten van den bond in de
deensche kwestie te doen gelden.
Het bestaan dezer cirkulaire wordt echter heden door
een korrespondent van L'inddpendance beige tegenge
sproken, hoewel deze het zeer waarschijnlijk acht dat
Frankrijk, in overeenstemming met Engeland en Rus
land, mondelinge vertoogen tot Oostenrijks minister van
buitenlandsche zaken heeft doen rigten ten gunste van
Denemarken.
In de Donau-vorstendommen hebben allen die uit
politieke oorzaken zich in verzekerde bewaring bevon
den, van prins Kusa amnestie erlangdde vreemdelin
gen echter onder uitdrukkelijk beding dat zij onverwijld
het grondgebied der vorstendommen zouden verlaten.
Het gerucht dat het beleg van Petersburg door den
generaal Grant zou zijn opgeheven, wordt niet bevestigd.
Eene latere depeche uit New-York meldt integendeel dat
hij den 30 j ulij de verdedigingswerken dier stad heeft
aangevallen na een der forten te hebben doen springen.
Een geheel regement der zuidelijken zou daarbij ver
nield zijn.
Polen.
Uit Warschau wordt aan la France het volgende,
•onder dagteekening van 1 dezer, geschrevenHoezeer
de opstand zijn einde nadert, schijnt het russische
goevernement zijne strengheid te verdubbelen. Gelijk in
de dagen toen zijn magt het meest betwist werd, doet
het zware vonnissen ten uitvoer leggen, nieuwe konvooi-
jen gevangenen naar het binnenland van Rusland voe
ren, kondigt het reglementen af op de kleederdragt, ver
wijdert het de inboorlingen uit alle adminïstratiën, zelfs
uit die der spoorwegen, ontneemt in een woord alle vrij
heid, alle regt aan de polen. Het is een ware onteigening
van Polen.
Men zal zich herinneren dat gedurende het hevigste
van den poolschen opstand veel beweging is gemaakt
over een belangrijken diefstal van pandbrieven van het
poolsche grondkrediet uit de openbare schatkist te
Warschau. Opdat het in omloop brengen niet zou ver
hinderd worden, werden de noraraers vervalscht. Zekere
Frankowski, agent van het poolsche bestuur, stond dezer
dagen wegens dit feit teregt voor het hof van assises van
het departement der Seine, waardoor hij tot twee jaren
gevangenisstraf werd veroordeeld. Uit de toepassing van
het minimum der straf meent men te moeten opmaken dat
Frankowski niet in zijn persoonlijk belang maar in dat
van den opstand gehandeld heeft.
België.
Reeds gisteren hebben wij van den gunstigen uitslag
der verkiezingen voor de liberale partij melding gemaakt.
Overal is de strijd zeer levendig geweest en hebben bijna
al de kiezers aan de stemming deel genomen. Uit Brugge
schrijft men dat daar nooit zoodanige opgewondenheid
heeft geheerscht als in de drie of vier laatste dagen.
De katholieken verzuimden geen enkel middel om pres
sie op de kiezers uit te oefenen. Aan de meetings, welke
de liberalen thans voor de eerste 'maal hebben gehouden,
is het echter grootendeels toe te schrijven dat deze de
overwinning hebben behaald. Nooit moet zich echter
een meeting door meer kalmte en te gelijker tijd door
meer wegslepende redevoeringen hebben doen kennen,
dan die welke maandag in het theater gehouden is.
Vooral moet de geestvervoering tot het uiterste gebragt
zijn door den heer Versnaeyen, bekend door zijne popu
laire drama's en vlaarasche liederen, die de bijeenkomst
besloot met de voordragt van zijn gedicht „Arme kiezer!"
waarvan het refrein de vereenigingskreet der liberalen
bij de stembus is geworden.
Zoodra de uitslag der stemming bekend werd, waarbij
de hoeren de Vrière, van Nieuwehuyse van Maldeghera
en Valkenacre-Thomas verkozen waren, hebben de libe
ralen zich in het lokaal der Association liberale ver-
eenigd. Door den beer Meynne, deken van de orde der
advokaten en sekretaris der association, werden de kiezers
van het platteland daar met de door hen betoonde onaf
hankelijkheid geluk gewenscht. Ook de heer Vrière
hield een toespraak die met de uitbundigste blijken van
goedkeuring werd begroet.
Te Gent, waar de katholieken twee stemmen van de
drie die zij in de ontbonden kamer bezaten verloren
hebben, was de opgewondendenheid niet minder groot.
Dingsdag voor de verkiezing was vooral de Wapenplaats
het punt der bijeenkomsten. De sociëteit La concorde,
die steeds bij dergelijke gelegenheden het hoofdkwartier
der liberalen is, was ook nog onophoudelijk door talrijke
groepen omringd, die gedurig de kretenLeve de koning
leve de liberalenhooren deden.
Vooral wordt de niet-herkiezing te Charlerois van den
heer Decbamps, bet hoofd van het ongeboren kabinet,
als een groote zegepraal beschouwd; hij bekwam slechts
1.591 stemmen, terwijl de heer Lebeau, tegen wiens ver
kiezing de klerikale partij al hare krachten vereenigd
had, er 1.994 bekwam. „Toen de verkiezing van al de vier
leden der liberale partij bekend was geworden zoo
schrijft men uit die stad was het enthousiasme
onbeschrijfelijk en weergalmde de lucht van den kreet:
leve de liberalen! Van de klerikalen zag men nie
mand op straat dan mijnheer Decbamps in eigen
persoon, die met een glimlach op de lippen de straten
doorwandelde. Waar men hem ontmoette, verdubbelde
het gejuich ter eere van de overwinnaars, echter zonder
een enkele vijandige manifestatie tegen de verslagenen."
Koning Leopold is dingsdag avond van zijn uitstapje
naar Vichy te Laeken terug gekeerd.
Frankrijk.
De keizer heeft dezer dagen eene konfidentiële
nota ontvangen, onder den titel: Nota omtrent de artil
lerie der vloot. Zij bevat, naar men zegt, zulke ernstige
opmerkingen en zulke dringende gevolgtrekkingen dat
zij vermoedelijk eene geheele verandering in het stelsel
der wapening van de geheele oorlogsvloot zal ten ge
volge hebben. Na den strijd tusschen de Kearsarge en
de Alabama werd eene kommissie van onderzoek, met
den baron Didelot als voorzitter, naar Cherburg gezon
den tot het verkrijgen van alle gewenschte inlichtingen
betreffende de d oor beide amerikaansche schepen gebe
zigde middelen van aanval en verdediging. Hierbij had
men vooral op het oog de rol welke het kaliber der pro-
jektielen in dien strijd had gespeeld. De artillerie te
lande en die te water waren het steeds oneens over de
vraag, of de projektieleu van middelmatig kaliber, bij
de gepantserde vloot in gebruik, de voorkeur verdienen
boven die van zwaar kaliber welke bij de marine in den
vreemde de overhand schijnen te krijgen. De meeste
admiraals waren steeds tegen het gebruik van het klein
kaliber en drongen, hoewel vruchteloos, steeds aan op
de invoering der zware in Engeland en Amerika be
proefde engins. Ten gevolge echter van het te Cherburg
ingestelde onderzoek hebben eenige voorname personen,
die deel der marine uitmaken, bovengenoemde nota
aan den keizer toegezonden, welk stuk de aandacht
van Napoleon III ten zeerste getrokken heeft. Het heeft
inderdaad de strekking om aan te toonen dat de fransche
vloot aan een verontrustenden toestand van minderheid
bloot staat tegenover vreemde zeemagten, ten gevolge van
het noodlottig systeem hij het bouwen der nieuwe vloot
aangenomen en hetwelk sedert, niettegenstaande den
raad der meest ervaren zeelieden, de overhand heeft
behouden.
De geruchten eener ministeriële krisis, welke bij
de terugkomst des keizers uit Vichy te Sint Cloud
gemakkelijk was te voorzien, zijn weder toegenomen ten
gevolge der dingsdag in de keizerlijke residentie gehou-
dcu raad. Thans geldt het echter meer de financiën dan
de politiek. Ter beurze kondigde men het aftreden van
den heer Fould en zijne vervanging door den heer Béhic,
minister der openbare werken, als vast besloten aan. Bij
het ministerie van marine gelooft men sedert lang dat
het ministerie der openbare wecken is bestemd voor den
heer de CbasseJoup-Laubat, die bij de marine zou ver
vangen worden door den admiraal Rigault de Genouilly.
DE REVUE DES DEUX MONDES
over Frankrijk's grenzen.
Op het oogenblik dat de kwestie van Frankrijks gren
zen weder meer op den voorgrond begint te treden, is
het niet onbelangrijk na te gaan wat over dit onderwerp
door den heer E. Forcade in de Chronique de la quin-
zaine van de aflevering van 1 augustus der zoo hoog
aangeschreven Revue der deux mondes gezegd wordt.
De oogmerken die men Frankrijk tegenwoordig toe
dicht strekken, volgens het gevoelen van den heer For
cade, 's keizers vaderlandsliefde tot eer, want zij zijn
geene andere dan de bezorgdheid die elk hoofd der rege
ring in Frankrijk noodwendig voor de grenskwestie
koesteren moet. Zulke vraagstukken sluimeren zoo lang
de natiën zich uitsluitend met de ontwikkeling der wel
vaart bezig houden, maar zoodra sommige regeringen
hare zucht tot verovering verraden, is het natuurlijk
dat anderen er naar streven zich tegen mogelijke aan
vallen te verdedigen. De grenskwestie krijgt dan een
groote belangrijkheid ten opzigte van de veiligheid van
liet grondgebied en ten opzigte van de eer en den wetti
gen invloed eener groote natie. Men wordt dan wel ge
dwongen, niet alleen om een zwakke grens te versterken,
maar ook om een grens die onvoldoende en slecht getrok
ken is te verbeteren, overeenkomstig de nationale overle
veringen, de geschiedenis en de geografische gesteldheid.
Komt dit niet volkomen overeen, lezersinet hetgeen
wij reeds in ons nommer van 24 julij schreven, toen we
er op wezen hoe Frankrijk zou voorgeven door de hou
dingvan Pruissen in de onvermijdelijke noodzakelijkheid
te zijn gebragt om andermaal de Rijnstreken zich toe te
eigenen
Maar laat ons luisteren naar den heer Forca de
„Dat de europesche aangelegenheden thans van dien
aard geworden zijn dat de grenskwestie voor Frankrijk
een nieuw belang begiht te verkrijgen, behoeven wij niet
meer aan te toonen. Pruissen bijv. kan zich niet meer
bewegen of trachten in het noorden zich uit te breiden
in naam van Duitschland en ten koste van Denemarken,
zonder dat wij zekere jeukte gevoelen aan onze ooste
lijke grens. Dit gevoel wordt heviger wanneer men van
een verbond der drie reaktionaire mogendheden begint
te spreken, hetwelk zeker niet het voornemen heeft ons
aan te vallen, maar dat van daag of morgen leiden kan
om ons tegen te werken in den loop onzer natuurlijke
en wettige handelingen. Zoo wel in historischen als poli-
tieken zin is Frankrijk aan de oostelijke greus gekwetst.
Wanneer geheel Europa aan de werken des vredes arbeidt
kan het die voor een oogenblik vergeten, want de verdra
gen van 1814 en 1815 hebben onze magt niet verlamd.
Niemand in Europa heeft er echter belang bij oin onze
gedachten terug te voeren naar de smartelijke behande
ling die we toen ondergaan hebben en waarvan de her
innering nog geschreven blijft op onze noordoostelijke
grenslijn. Wanneer men ons dit wreede tijdstip weer in
de gedachten brengt, vereenigen we ons met den angst
kreet dien de verwonnen Napoleon te Fontainebleau
slaakte: „Frankrijk zonder grenzen, terwijl het er zulke
schoone had! Dat is nog het meest knellende in de ver
nederingen die .zich boven mijn hoofd zamen pakken
Frankrijk zoo-'klein achter te laten na het zoo gro
MytYangcn/ te .hebben!" Wij hebben boven Napoleon e'étt'
'Yooiicgt: dë ondervinding heeft ons namelijk geleerd
dat (Je .vrede en dé vrijheid ons meer in wezenlijke raagt