MIDDEL U R A N T. N0 126. Dingsdag Omncnlanb, 1864. 9 Augustus. Editie van maandag avond 4 ure. KENNIS ttEVIN CL De burgemeester en wethouders van Vlissingen, brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat de overeenkomstig art. 11 der wet van den 21 december 1853 (Staatsblad no. 128), vervaardigde staat betrekke lijk de verboden kringen van het reduit van het regter kroonwerk, nabij Vlissingen, ter voldoening aan het 1ste lid van art. 17 dier wet, ten raadhuize is nedergelegd, en dat de afkondiging bedoeld in het tweede lid van het vermelde artikel, op den 4 augustus 1864 heeft plaats gehad. Vlissingen, den 5 augustus 1864. De burgemeester en wethouders voornoemd, J. W. CALLENFELS. De secretaris, P. FORBES WÉLS. Middelburg 8 augustus. De direktie der Spoorboot-maatschappij van Middel burg is, blijkens een door haar verspreide cirkulaire, bedacht op eene uitbreiding van de dienst, waardoor deze voor een grooter gedeelte onzer provincie van nut zal zijn dan thans het geval is. Reeds bij de oprigting werd eene verbinding ook met Zierikzee wenschelijk geoor deeld, doch eerst thans, nu van onderscheidene zijden de wensch naar eene dergelijke uitbreiding is te kennen gegeven, schijnen daartoe pogingen te kunnen worden aangewend. Wordt het aanvankelijk door de direktie aangegeven plan verwezenlijkt, dan gelooven wij dat er nu in zeer korten tijd zal voorzien zijn in een gebrek waarop het ons niet verdroten heeft sedert onderschei dene jaren reeds bij herhaling de aandacht te vestigen. De dringendste behoefte voor Zeeland tot verlevendi ging van den openbaren geest, tot opbeuring van han del en nijverheid, is in ons oog nog altijd verbetering der middelen van gemeenschap. Krachtiger dan ooit met eiken dag krachtiger doet die behoefte zich gevoelen, nu andere steden binnen kort in het genot van spoorwegen zich verheugen zullen. Ook Zeeland, men heeft daarvan thans de zekerheid, zal zijn spoorweg hebben, maar de omvang der werken welke hier moeten uitgevoerd worden verbiedt on vermij delijk dat de weg hier spoedig zal voltooid zijn. En toch is aller hoop sedert jaren op den spoorweg gevestigd. We weten het wel, voor weinige jaren waren er nog die eigenlijk niet begrepen of wilden begrijpen welk nut Middelburg eigenlijk van een spoorweg zou kunnen trekken, die zich niet konden voorstellen dat de handel daardoor zou worden opgewekt, dat de welvaart er door zou toenemen. Van dit eigenaardig slag van ongeloovi- gen merkt men tegenwoordig niets. Uitgestorven is het wel niet, maar zij die er toe behooren hebben, hoe weinig scherpzinnig ze wezen mogen, toch bemerkt dat zij, tel kens als ze aan hun twijfel lucht gaven, met een zoo kenbare verbazing werden aangestaard dat de vrees om zich verder belagchelijk te maken hen van het uiten hunner zonderlinge theoriën weerhoudt. Tegen deze soort van onverschilligen staat eene andere over. Er zijn er die zich als het ware voorstellen dat zoodra de spoorwagen maar geregeld zijn togt langs zijn ijzeren baan dagelijks geregeld volbrengen kan, hij bij eiken togt den hoorn des overvloeds over ons gewest zal uitstorten. Niets noopt dezulken zelve de handen uit te steken. Zij zouden inkonsekwent handelen als zij de pogingen schraagden die aangewend worden om ons in staat te stellen de vruchten van den nieuwen lang gewenschten toestand te kunnen plukken. Aan hen zal later niemand iets te benijden, niemand iets te danken hebben. Maar gelukkig zijn er ook nog die van eene andere overtuiging doordrongen zijn. Er zijn er en deze komen ons voor de wflarkeid aan hunne zijde te hebben die weten dat de ontworpen werken een bron van voor spoed worden kunnen, maar dat daartoe eene voorwaarde onmisbaar vereischt wordt; en die voorwaarde Iaat zich in deze weinige woorden zamen vatten„dat men gereed en toegerust zij om vq.n de gelegenheid partij te trekken." Tot dezulken behoofen naar we onderstellen zij die aan de onderneming der spoorbootdienst hebben deel genomen. Tot dezulken zal men zeker ook hen mogen rekenen die de uitbreiding zullen tot stand brengen, want zij begrijpen dat de betere verbinding der verschil lende deelen onzer provincie onderling en van deze met het spoorwegnet, reeds nu met de meeste kracht moet bevorderd worden. Uit de cirkulaire van de direktie der spoorbootmaat schappij van Middelburg maken wij op dat, zoo het ont worpen plan den bijval vindt waarop men grond heeft te rekenen, de gemeenschap in verre weg het grootste deel onzer provincie, voor zoo ver de noordelijke en westelijke rigting betreft, zal geregeld zijn op eene wijze die, de omstandigheid in aanmerking genomen, aan de strengste eischen van het tegenwoordig oogenblik zal kunnen voldoen. Want laat ons eens nagaan wat men zich voorstelt. Dat reeds nu van een zeer uitgebreide streek eene ge makkelijker reisgelegenheid, zoowel naar Holland als België, tot stand is gekomen, wordt reeds vrij algemeen gewaardeerd. Maar te weinig wordt, naar het ons voor komt, er op gelet dat vooral de gemeenschap tusschen verschillende deelen van Zeeland aanmerkelijk is ver beterd, dat daardoor op honderderlei wijze betrekkingen kunnen worden aangekweekt die niet dan tot schade van velen thans, al is dit niet altijd voor den opper- vlakkigen beschouwer merkbaar, worden verwaar loosd. Volgens de vodïgestelde uitbreiding zullen ook Schouwen en Duiveland een uitmuntende reisgele genheid naar Noord-Braband en België en een tweede naar Holland verkrijgen. Maar niet minder lacht het ons toe dat eindelijk ook een geschikte gelegenheid om van Zierikzee naar Middelburg, Goes enz. te reizen, zal worden in het leven geroepen. Men zal dan dagelijks of bijna dagelijks in een zeer korten tijd en op zeer gemakkelijke wijze van Middelburg naar Zierikzee kunnen reizen, daar 4 a 5 uur vertoeven en des avonds omstreeks 7 ure hier terug zijn. Wil men des namiddags van Zierikzee naar Middelburg reizen, men zal den volgenden morgen vroegtijdig kunnen wederkeeren. Dit zelfde geldt natuur lijk ook voor alle gemeenten die niet te ver van de aan legplaatsen verwijderd liggen. Mogt deze lang gevoelde behoefte werkelijk vervuld worden, dan blijft er voor het tegenwoordige slechts eene uitbreiding van de stoombootdienst op de Wester-Sehelde over, en ook deze mag men eerlang te gemoet zien, want, zoo als men weet, moet deze in de najaarsverga dering der provinciale staten van 1865 op nieuw gere geld worden en het is niet denkbaar dat men zich dan vergenoegen zal den tegenwoordigen toestand andermaal te verlengen. Bij Zr. Ms. besluit van den 29 julij 1864 no. 48 is aan den heer H. F. de Bock, te Rotterdamkoncessie verleend tot oprigting der binnenlandsehe hypotheekbank te Rotterdam. Uit Delft schrijft men ons „De burgemeester en wethouders hebben bij den gemeenteraad ingediend een ontwerp raadsbesluit tot het doen eener geldlecning van ƒ115.000 om te bestrijden de onkosten, te veroorzaken door de uitbreiding van lokalen voor de polytechnische school; den aanbouw van lokalen voor de school van middelbaar onderwijs en den aankoop van een geschikt lokaal tot vestiging der in stelling van onderwijs in de taal-, land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië. „Met de laatstgemelde inrigting schijnt het nu ernst te zijn. Zoo als gij weet zijn de heeren professors Keijzer, Meinsma en Hongrijp aangesteld door den gemeenteraad tot leeraren daarbij, mannen wier namen een goeden klank hebben. De delftscbe inrigting belooft een waardige mededingster te worden van de leidsche, onder de leiding der hoogleeraaren Röorda, Pynappel en Veth geplaatst. Zoo veel is zeker dat 3 der voor de dienst in de Oost- Indiën bestemde jongelui, die tot dus ver te Delft hun opleiding ontvingen, aldaar zullen blijven en niet naar Leiden vertrekken. Langen tijd zijn zij in het onzekere gebleven omtrent de keus van een der beide plaatsen. Na de uitgave eener goed geschreven brochure, die de voordeelen, verbonden aan de opleiding te Delft, in bet licht stelde, en vooral na de verzekering door den minister van koloniën aan meer dan een persoon gegeven, dat het eindexamen te 's Hage zal worden afgenomen door eene staats-kommissie, waarin noch de leeraren der delftsche noch die der leidsche school zitting zullen hebben, heeft hunne keus zich op Delft bepaald." Uit het Westland wordt het volgende geschreven: Vreesde men in de laatste weken, dat een groot ge deelte van de te velde staande tarwe door wormen zou vernield worden, thans kan medegedeeld worden, dat het kwaad zich niet verder voortplant, maar zich tot de eerst aangetaste korrels is blijven bepalen. Het uitmuntend oogstweder begunstigt verder zeer de inzameling van de onderscheidene gewassen. Men verneemt, dat bij het bestuur der vereeniging tot bevordering van fabriek- en handelsnijverheid te 'sHertogenbosch, op de vroeger uitgeschreven prijsvraag naar de middelen, welke zouden zijn aan te wenden, om den ambachtsman gedurende den winter, waarin hij zon der verdiensten is, werk en daardoor brood te verschaften, 14 antwoorden zijn ingekomen, waarvan naar het gevoe len der kommissie er geen waardig is gevonden om be kroond te gorden; enkele zijn er onder die niet van waarde ontbloot zijn. Amhcour.) Benoemingen en besluiten. leger. Benoemd tot apotheker 3e klasse bij de mili taire geneeskundige dienst in Oost-Indië de voor die betrekking opgeleide kweekelingen der pharmacie J. A. R. Erkelens en E. B. P. van Harreveld. belastingen enz. Benoemd tot bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheepsbewijzen te Breda de heer J. F. Rousseau, thans inspekteur der registratie en domeinen van de le klasse; tot inspekteur der regis tratie en domeinenvan de le klasse de heer W. Blaauw, thans inspekteur der registratie en domeinen van de 2e klassevan de 2e klasse de heer M. P. Smissaert, thans inspekteur der registratie en domeinen van de 3e klasse. indische dienst. Benoemd de aspirant-ingenieur W. B. Mensing tot ingenieur 2e klasse voor het vak van scheepsbouw in Nederlandsch-Indië. Kerknieuws. De algemeene synode heeft besloten om den heerW. C. Meijer, predikant te Retranchement, door het provin ciaal kerkbestuur van Zeeland ter zake van onchriste- lijken wandel uit de evangeliebediening ontzet, in zijn hooger beroep op de synode niet ontvankelijk te verkla ren, als niet voldaan hebbende aan de verpligting bij artt. 33 en 34 van het reglement voor kerkelijk opzigt en tucht voorgeschreven. Ten gevolge van het bedanken van den heer C. J. Krafft voor het op hem uitgebragt beroep als predi kant bij de hervormde gemeente te Poortvliet, is aldaar beroepen de heer A. Mac-Pherson, te Huizen. Op het twaalftal van predikanten voor de vaka- ture bij de nederduitsche hervormde gemeente te Dor drecht, door den breeden kerkeraad opgemaakt, zijn geplaatst de heerenA. van Toorenbergen, te Groningen; Dardenne Ankringa, te Geervliet; Astro, te Vlissingen; Cramer, te Charlooy en Katendrecht; Krijt, teBerkel; Zegers, te Oosterbeek; Essenius Greeff, te Koog aan de Zaan; Acquvij, te Zaltbommel; IVitsenburg, te Bergen op Zoom; Royaards, te Oisterwijk; Brijce, te Aarlauder- veen; van Voortkuyzen, te Voorburg. De uitvoerende kommissie van het Nederlandsch zendelinggenootschap heeft een schrijven gerigt aan alle medewerkende en besturende leden en zendelingen des

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1