Üuitcnlcmö.
onvoorzigtigen zwemmer boven, stoot hem naar den
oever toe, waar bij ongedeerd aan komt. Doch de redder,
uitgeput van verraocijenis, tracht te vergeefs uit het
water te komen. Voor men hem hulp kon toebrengen,
had hij zijn vader een laatst vaarwel toegeroepen, en
door den stroom medegesleept verdween hij in de diepte.
De jongeling, slagtoffer zijner zelfopoffering, is Pieter
Claude Mongeat genaamd. Hij was landmeter, en deed
zich opmerken door een talent, dat eene schoone toe
komst beloofde.
Naar aanleiding eener korrespondentie in de meeste
belgische dagbladen voorkomende, waarin werd berigt
dat de zuid-amerikaansche kaperschepen Butter-Fly en
Paul Jones op de reede van Ostende waren aangekomen,
werd te Brussel, Gent, Bergen, Doornik en Namen verteld
dat beide schepen op die reede de Niagara kwamen bestrij
den, om de zuidelijken over het verlies van de Alabama te
wreken. Dingsdag en woensdag waren talrijke bezoekers,
vooral uit Brugge, derwaarts gestroomd, en de herbergen
en koffijhuizen waren opgepropt met nieuwsgierigen, die
beide schepen wenschten te zien. Alleen werden echter
niet weinig teleurgesteld, want noch eenButter-Fly noch
een Paul Jones waren zigtbaar. Allen de herbergiers en
koftij huishouders zullen in die teleurstelling vermoede
lijk niet hebben gedeeld.
Op den naamdag des keizers van Frankrijk zullen
geene buitengewone feesten plaats hebben. Alleen heeft
Blondin aangeboden op dien dag de Seine op een stijf
gespannen ijzerdraad over te loopen.
Er heeft zich te Parijs eene kommissie gevormd
voor de oprigting van een gedenkteeken voor Béranger.
Aan het hoofd staan de baron Taylor, de heeren Ernest
Légouvé, Havin, Guéroult, Leoncc Dupont, Dalloz, Tour
nier, Castelle, Albéric Second, Lachamboudie, Sardou en
nog een groot aantal journalisten en letterkundigen.
Eene openbare inschrijving voor dat doel is in de
bureaux van alle parijssche dagbladen geopend.
Binnen ecnige dagen zal voor het hof van Mont-
pellier de behandeling plaats hebben van het proces
wegens de ongeregeldheden, die bij de verkiezing van
den heer J. Pereire tussehen zijne voorstanders en die
van den heer Durand voorvielen. Naar men weet werden
daarbij drie personen gedood en twee anderen gevaarlijk
gewond. Men had gehoopt dat de heer J. Favre daarbij
als pleiter zou optreden. Deze bevindt zich echter op
dit oogenblik te Bordeaux, waar liij twee zaken voor het
keizerlijke hof moet verdedigen. Om een bewijs van de
populariteit van dien redenaar te geven, moge dienen,
dat de meeste regtbanken uier stad hunne zittingen
dientengevolge reeds tenS ure des ochtends aanvangen
ten einde den leden der magistratuur gelegenheid te
geven om den beroemden advokaat te kunnen hooren.
Li. zondag passeerden te Koudekerk op de terug
reis naar 's Hage eenige rijtuigen, bekoorende tot het
gevolg van Z. K. II. prins Frederik. Een der koetsiers
liet de paarden zonder opzigt staan, met dat gevolg dat
deze doorgingen, den tolboom aan het Hazerswoudsche
hek belangrijk beschadigden, en eerst nabij de herberg
„Ik leer nog" tot staau konden gebragt worden. Zoodra
de koetsier bespeurde dat zijne paarden aan het hollen
gingen, wilde hij hen tegenhouden, doch brak zijn been,
zoo dat hij verhinderd werd de reis te vervolgen. Het
rijtuig is belangrijk beschadigd.
Te Bordeaux hebben een duizendtal arbeidsters in
de keizerlijke sigarenfabriek om eene nietigheid den
arbeid gestaakt on daarna een vreesselijk straatrumoer
veroorzaakt. De policie liet, zonderling genoeg, de
brandweer tegen de rustverstoorsters oprukken, die
weldra met verscheidene stralen het vuur des oproers
trachtte te blusschen. De vrouwen hielden echter held
haftig stand en namen weldra zulk eene dreigende houding
aan, dat de brandspuitgasten hun heil in de vlugt moesten
zoeken. Een en ander had van lieverlede eene ontzet
tende menschenmassa op de been doen komen, waardoor
de cirkulatie ten slotte geheel gestremd was. De muni
cipale garde te voet en te paard en een detachement
linietroepen moesten der policie te hulp komen om de
orde te herstellen.
Het bestuur der britsche visscherijen heeft bij het
parlement een verslag ingediend, waarin o. a. het vol
gende wordt vermeld: De uitvoer van haring bedroeg iu
I860 377,970 vaatjes, in 1861 390,313, in 1862 494,910
en in 1863 407,761. In 1862 werd bij Wiek, aan de oost
kust van Schotland, en de omliggende plaatsen eene
proef genomen om te onderzoeken welke resultaten de
haringvisscherij ook des winters zou kunnen opleveren.
In het afgeloopen jaar werd die onderneming uitgebreid
door verschillende proefnemingen langs die kust, zuid
waarts tot Montrose. Op sommige plaatsen werd die zaak
verder voortgezet met zulk een goed gevolg, dat eene
•uitgezochte hoeveelheid haring naar het vasteland kon
orden verzonden. Ten gevolge dezer omstandigheid,
die iets nieuws was, heeft het bestuur der visscherijen
thans in overweging genomen, of cr niet een afzonderlijk
merk moet worden ingesteld, om den haring die in den
winter wordt gevangen, in den handel te onderscheiden van
den zomerharing. Yolgens eene mededeeling van den heer
John. Mackie, te Wick, is in het begin van het tegen
woordige jaar die haringvangst hervat met een veel groo-
ter aantal scheepjes uit de graafschappen Caithness,
Sutherland, Nairn, Moray en Banff, die meer heeft opge
leverd dan de meest produktieve haringvangst in den
herfst. In februari) 11. waren daartoe 2000 man in het
werk gesteld. Tot aan het eind dier maand was door deze
vloot voor eene waarde van 12000 pd. st. aan haring en
eenigen anderen visch aan wal gebragt. Ook kabeljaauw
vooral werd in de beste kwaliteit gevangen. Hierbij
wordt de opmerking gemaakt, dat er bij koud en ongun
stig weder meer visch werd gevangen dan bij goed weder,
en dat de visch die 's winters wordt aangebragt, beter is
dan die in den zomer wordt gevangen. Voorts blijkt uit
de statistieke lijsten dat er in 1863 tot de haring- en
kabeljaauwvisscherij in Schotland waren uitgegaan
13.191 booten, gezamenlijk met 43.358 man. Het geheel
aantal personen aan deze en de overige visscherijen ver
bonden bedroeg 100.121, en de gezamenlijke tonnelasten
van alle klassen te zamen 203.970 ton, benevens 1025
buitenlanders, wier schepen een tounelast van 3.729
bedroeg. Voorts wordt in het verslag ook nog gewezen
op twee voorname moeijelijkheden, vooreerst de regten
op den visch in andere statenen ten tweede de her
haaldelijk plaats hebbende oneenigheden op zee tussehen
de engelsche en fransche vissehers, bij het uitwerpen en
beschadigen van elkanders nettenin de nabijheid van
elkanders kusten.
Thermometers tand.
29 julij 's av. 11 u. 60 gr.
30 's morg. 7 u. 64 's midd. 1 u. 72 gr.
Gemeenteraad van Zierihzec.
Zitting van 27 julij. Ingekomen missives; toelage
gymnastiesclioolrekeningen en begrootingen teeken-
school en burgerlijk armbestuur; benoeming opzigter
begraafplaats en afslager visclimarkt; opname gemeen
tekas; overlegging gemeente-rekening 1S63; af- en
overscbrijvingen; aanbesteding stadsklokken; opbrengst
veiling tienden.
Voorzitter de heer J. L. de Jonge, wethouder. Waar
nemend sekretaris de heer P. J. Loevver, kommies-griffier.
Afwezig de heeren Cau, Fokker, van der Vliet, allen
uitlandig, Goemans, ongesteld, en de Crane.
De notulen der vergadering van 27 junij jl. worden na
lezing goedgekeurd, alsmede de aanteekeningen van de
beide vorige dagen toen het vereischte getal leden niet
was opgekomen.
Wordt medegedeeld dat zijn ingekomena. eene mis
sive van mevrouw douairière de Jonge. geb. Badon
Ghyben, houdende kennisgeving van de aanneming der
benoeming tot regentes van liet burger-weeshuis; b. eene
missive van gedeputeerde staten, houdende goedkeuring
van het raadsbesluit tot afstand van gemeentegrond;
c. eene missive, begeleidende het goedgekeurde kohier
van den boofdelijken omslag voor 1864. Een en ander
wordt voor kennisgeving aangenomen en voor zooveel
noodig daaraan de noodige uitvoering gegeven.
Op verzoek der direktie van de gymnastiesckool, on
dersteund door eene aanbeveling van stads geneeskeeren,
wordt voor bet jaar 1865 de gewone toelage van/100
onder de zelfde voorwaarden toegekend.
De rekening over 1863/4 der teekensehool wordt ge
steld in handen der kommissie, die straks voor de ge
meente-rekening zal benoemd worden. De begrootiug
1864/5 dier school zal te gelijk met de gemeente-begroo-
ting worden behandeld.
Eveneens is besloten omtrent de rekening van bet
burgerlijk armbestuur over 1863 en de begrootiug van
gemeld bestuur voor 1865.
Tot opzigter over de begraafplaats wordt benoemd
H. van Dijke met 6 stemmen; C. Bal en Timmermans
bekwamen elk 1 stem.
Tot afslager der visckmarkt wordt benoemd G. C. Bethc
met 6 stemmen. C. Bal JCz. bekwam 2 stemmen.
Wordt medegedeeld liet proces-verbaal van de opname
der kas van clen gemeente-ontvanger, waarvan afschrift
aan gedeputeerde staten is gezonden. Deze mededeeling
is voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter legt namens burgemeester en wethou
ders aan den raad de gemeente-rekening van 1863 met
bijlagen en hunne verantwoording over. Op zijn voorstel
wordt voorgegaan tot de benoeming van leden eener
kommissie tot onderzoek dier rekening. Als zoodanig
worden na herhaalde stemmingen gekozende heeren
Moolenburgh, van Dongen en van den Santheuvel.
Wordt besloten tot het doen van eenige af- en over
schrijvingen op begrootingsposten voor 1864.
De voorzitter geeft kennis dat bij de openbare aanbe
steding der stadsklokken op 13 julij jl. de minste inschrij
ver is geweest A. Anker, voor de som van ƒ640, betgeen
een aanzienlijk verschil met de overige inschrijvers
opleverde, doch dat die aanneming niet is gegund ge
worden daar bij geene bewijzen van bekwaamheid kon
leverenzoo dat alsnu eene nieuwe aanbesteding moet
plaats hebben.
Nog deelt de voorzitter mede dat de tienden, eigendom
der gemeente, hij publieke veiling op 21 dezer hebben
opgebragtƒ3466,60. Hierna is de vergadering gesloten.
Algemeen overzigt.
Over het gebeurde te Eendsburg zijn de kleinere
duitsclie staten verbitterd tot het uiterste. Vraagt men
ons echter of wij ons voorstellen dat clie toorn op zich
zei ven van groote beteekenis is en rijk in gevolgen wezen
zal, dan antwoorden we zonder ons lang te bedenken in
ontkennenden zin. Zoo aan de kleinere duitsclie staten
eene enkele maal nog gedacht wordt, is het slechts als
zij nu en dan een klagt of een uitdrukking voor toorn
laten hooren, welke slechts als de toonen eener gebarste
klok in hare onmiddellijke nabijheid weerklinken kun
nen; een oogenblik luistert men dan naar haar, maar
weinig tijd later zijn hare ontboezemingen geheel ver
geten, omdat men van hare magteloosheid, waar het
bandelen betreft, volkomen bewust is. Dit geldt ook
grootendeels voor den duitscken bond, en wie op dit
oogenblik daarvan nog eenige krachtsontwikkeling zich
meent te kunnen voorstellen, toont alleen weinig bekend
te zijn met de geschiedenis van de laatste maanden.
De gcheele Rendsburger kwestie zal welligt even
spoedig zijn opgelost als een storm in een glas water
door kalmte wordt opgevolgd. Pruissen heeft althans
getracht in de bondsvergadering aan het gebeurde al het
vermeende belang te ontnemen en het binnentrekken der
pruissische troepen als eenvoudig een maatregel van
voorzigtigheid voor te stellen. De bondstrocpen zoo
stelt Pruissen de zaak tlians voor hebben zich vol
strekt niet behoeven terug te trekken, want de somma
tie die tot hen gerigt werd had slechts betrekking op
de overgaaf der porten. Hoewel de vertegenwoordigers
Van Saksen en Hannover een gelieel andere voorstelling
der zaak gaven, schijnt toch de verklaring van Pruissen
niet zonder merkbaren invloed te zijn gebleven.
Wij zijn er dus niet bevreesd voor, zoo als sommigen,
dat, nu de oorlog buiien de grenzen zoo goed als geëin
digd is, hij binnen den kring van bet duitscke grondge
bied zal aanvangen. Wanneer men zoo als ieder zich
kan voorstellen zonder door spookgestalten zich te laten
bang maken in den deensck-duitsckcn oorlog nog
slechts een voorspel ziet van het groote drama hetwelk
op bet europeesch tooneel dreigt te worden afgespeeld,
dan zal men toch waarlijk in de kleinere duitscbe staten
niet de aanleiding daartoe kunnen ontdekken. Neen, zal
Europa nog wie weet voor boe lang? in onrust
worden gehouden, dan zien wij daarin weer grootendeels
den invloed van Frankrijk, van dat zelfde Frankrijk het
welk zich op dit oogenblik schijnbaar zoo stil houdt,
maar wiens diplomatie nooit werkeloos is, van dat zelfde
Frankrijk hetwelk thans zoo genoegelijk zich de banden
wrijft, nu het ziet hoe aan liet verscheuren der traktaten
van 1815 thans ook vlijtig door anderen gearbeid wordt.
De traktaten toch zijn nog altijd voor Frankrijk een min
of meer knellende band, en hoe heldhaftig het ook zijn
moge ze alleen en met eigen banden te verscheuren, is
dit toch een arbeid die zelfs Frankrijk op den duur niet
geheel wil op zich nemen. Daarom is het dan ook zoo
behagelijk om den heer von Bismarck maar stil te laten
voortgaan met den weg te bereiden voor een aanval op
de Rijnprovinciën en alzoo Pruissen een strik te span
nen waarin bet zich biunen een niet zeer uitgebreid tijds
verloop laten vangen zal.
„Maar keizer Napoleon denkt tegenwoordig aan niets
minder dan aan de vermeestering der Rijnprovinciën"
is bet thema dat thans door korrespoudenten van onder
scheidene buitenlandsche dagbladen wordt vastgehouden
en tot in bet oneindige gevariëerd. Ook dat is geen
geruststellend teeken. Ieder toch weet dat nooit krach
tiger verzekeringen omtrent de vredelievende gezind
heid van Franknjks keizer tot ons komen dan juist aan
den avond voor den oorlog. En wat zal Pruissen nu aan
Napoleon kunnen tegenwerpen indien deze eindelijk zijn
fantaisie om zich een gedeelte der Rijnlanden toe te
eigenen..wil verwezenlijkt zien? Het volkenregt?^—
Maar' dan zal hij immers antwoorden, en niet zonder
reden, met de vraag hoe Pruissen ea Oostenrijk hebben
gehandeld ten aanzien van Denemarken. De traktaten
van 1S15? Maar..,ilij zal eenvoudig in herinnering