ƒ1397 opgebragt. Er is sprake om het volgende jaar de bijeenkomst in een ander gedeelte des lands te honden. Men verneemt dat de Maatschappij van weldadig heid, behalve vele andere aanzienlijke giften, ook van H. K. H. mevrouw prinses Marianne der Nederlanden de toezegging heeft ontvangen, dat het H. K. H. behaagd heeft voor 10 aandeelen, elk van ƒ100, deel te nemen in de voorgestelde rentelooze leening ten behoeve der maat schappij van weldadigheid. „De eerste steen; toespraak, gehouden in het. Wil lemspark te 's Gravcnliage, 17 november 1863, door dr. J. J. van Oosterzee, hoogleeraar te Utrecht," bij den boek handelaar M. J. Visser te 's Hage uitgegeven en a 30 cent per exemplaar verkocht ten voordeele van het gedenk- teeken, heeft naar men verneemt eene som van f 1709,80 opgebragt. In de afgeloopen week was de verzending van vroege aardappelen van Wcstland naar Amsterdam en Engeland zeer levendig, en nog blijft de voorraad groot. Met de prijzen ziet het er echter voor de afzenders treurig uit; er zijn dagen, dat voor engelsc.be rekening niet meer dan zestig cent per half mud besteed wordt. Volgens de Amsterdamsche courant cirkuleert in den Helder een adres bij de hervormde gemeente, om bij den kerkeraad aan te dringen dat deze bij de keuze van een „nieuwen predikant" (in de plaats van den heer Haverschmidt, naar Schiedam beroepen) vooral uitzie naar iemand die volgens de „oude leer" preekt. De zekerheid, welke men te Tilburg thans heeft van den aanleg van den spoorweg Turnhout-Tilburg, heeft den prijs der landerijen, welke die lijn in de nabijheid dier stad vermoedelijk zal doorsnijden, buitengewoon doen rijzen. Voor een akker, in 1855 voor ƒ550 ver kocht, wordt thans te vergeefs ƒ2800 geboden. Te Dublin worden de noodige toebereidselen gemaakt voor eene internationale tentoonstelling van fabrieks-voorwerpen zij zal op 9 mei 1865 worden geopend en zes maanden duren. Het tentoonstellings gebouw bestaat uit glas en ijzer en heeft veel overeen komst met dat van Londen. Het is 640 voeten lang, 84 a 126 voeten breed en 65 voeten hoog. Na den grooten wedstrijd in 1865, zal dit gebouw worden ingerigt tot eene blijvende tentoonstelling, in den vorm van het glazen paleis te Sydenham. Het bevat koncert- en andere zalende grootste kan 3000 personen bevatten. - Men verhaalt dat het valschc gerucht betreffende een gevecht tusschcn de Kearsarge en de Florida zijn ontstaan heeft te danken aan het volgende: Eenigejonge lieden hadden een zeiltogtje ondernomen en aan een hunner vrienden, die achter was gebleven, geseind dat hij zeer veel had verzuimd door niet mede te gaan, daar zij een strijd tusschen genoemde schepen hadden bjjge- woond. De achtergeblevene haastte zich dit berigt mede te deelcn aan den kapitciu van de Wonder, en zoo werd het spoedig bekend. Er bestaat sedert verscheidene jaren een postbureau in volle zee; men vindt er geene beambten en toch ge schiedt de dienst met eene regelmatigheid, waarvan men de wedergade op het vasteland te vergeefs zou zoeken. Dit postbureau is opgerigt op eene der het verst in zee vooruitstekende voorgebergten van Patagonie, ongeveer in het midden van de Straat van Magellaan. De ameri- kaansche kapitein Cunningham kwam in april 1833 het eerst op de gedachte van dit postbureauhij bediende zich daartoe eenvoudig van eene fleseh, opgehangen aan een boom. Later werd in de plaats daarvan eene stevige en liooge paal gesteld op het hoogste punt van het schier eiland Santa-Anna, waaraan bevestigd werd eene van binnen met zink bekleede brievenbus, met het opschrift Brievenpost. De gezagvoerders der schepen, die de Straat van Magellaan doorvaren, met bestemming naar landen in de groote Sttlle Zuidzee gelegen, zenden eene boot af, nemen de brieven mede welke zich in de bus bevin den en bestemd zijn voor de landen welke zich in hunne rigting bevinden, en leggen hunne brieven er in, welke dan weder worden afgehaald door de gezagvoerders van de schepen, die de straat in eene andere rigting doorvaren. Te Cla-Cross is dezer dagen eene schouwing gehou den van het lijk van zekeren John Morrow, die door zijne vrouw levend verbrand is geworden. Op zekeren avond hadden beiden twist gehad; de man verliet zijne woning, keerde omstreeks middernacht huiswaarts en legde zich te bed. Omstreeks half drie ure des ochtends werd hij plotseling wakker; de vlammen omringden hem van allen kant; een dikke rook vulde de kamer; hij wilde opstaan maar zijne brandwonden lieten dit niet toe. Eindelijk schoten eenige buren toe en bluschten de vlammen; maar de ongelukkige stierf twee dagen later. Zijne ver klaringen, alsmede die van de buren, laten geen twijfel over nopens de schuld van de vrouw, die het gekerm van haren man slechts beantwoordde met een honend gelach. Volgens medcdeelingen uit Londen is men den moordenaar van den heer Briggs op het spoor gekomen. Een kleedermaker, genaamd Franz Muller, van duitsche afkomst, heeft gedurende eenigen tijd gewoond bij zeke ren koetsier te Bow en vertrok in de helft der vorige weck met de Victoria naar New-York. Na zijn vertrek vond de dochter van den koetsier in de vroeger door Muller bewoonde kamer een kleine doos, niet ongelijk aan diegene, waarin de zilversmeden de verkochte klei nodiën aan de koopers ter hand stellen. Zij toonde dit voorwerp aan haren vader, die daarin den naam las van den zilversraid, bij wien de verdachte moordenaar zijn ket ting had verwisseld. Deze ketting wekte de belangstelling van den koetsier die daarvan kennis gaf aan de policie. De zilversmid Death werd daarop ondervraagd en her kende de doos, waarin hij den ketting had gelegd, voor die van den heer Briggs verruild. In de woning van den koetsier te Bow herkende voorts de heer Death den per soon, welke den ketting van den heer Briggs bij hem had verruild, in een fotogv^iscji portret van Franz Muller, aldaar aanwezig. Men zal zich herinneren dat de moor denaar van den heer Briggs zijn hoed had achtergelaten in den wagen van den spoortreinook deze hoed werd door den koetsier te Bow herkend voordien van zijn vroegeren huisgenoot Muller. Nader is gebleken dat deze ook wer kelijk naar New-York op reis is gegaan. Onmiddellijk is daarop thans een regeringsstoomboot naar die stad ver trokken, welke aldaar vierdagen vroeger dan de Victoria kan aankomen en den moordenaar onmiddellijk bij zijne aankomst arresteren. Aan boord van de regerings stoomboot bevinden zich twee inspekteurs van policie, de heer Death en de koetsier van Bow om de identiteit van den persoon te kunnen konstateren. Een geneesheer te Napels, dr. Ed. Giornpetro, die steeds in zijne geschriften beweerd had, dat het geens zins onder de onmogelijkheden moest gerekend worden om aan doofstommen het gehoor weder te geven, heeft eenigen tijd geleden vergunning bekomen om acht leer lingen uit het doofstommen-instituut in behandeling te nemen, en na eene behandeling van slechts twee maan den is hij er in geslaagd aan vier van de acht het gehoor te schenken. Een knaap van elf jaren, uit Daone, distrikt Olon- dino, die in de vorige maand op de Alpen in het dal Daone het vee hoedde, had eenige malen een vogel van buitengewone grootte bemerkt die met buit beladen op een loodregten granietmuur neer kwam en op eene dui zeling wekkende hoogte in een holte verdween. Zijne nieuwsgierigheid en het verlangen om het nest, welks bestaan hij vermoedde, in bezit te krijgen, bragten hem op de gedachte zich door middel van een uit berkentak- ken vervaardigde ketting, dien hij aan een uitstekenden tak vastmaakte, over de rotsen neer te laten. Aan dezen ketting steeg de jongen van 60 voet boven de rot sen neer, met een afgrond onder zich die 200 vadem diep is. Hij bereikte het nest, en vond daar een jeugdi gen koningsarend, dien hij met zich nam en in veiligheid bragt. Nog twee maal daalde hij neder en nam twee hauen, twee vossen, twee hazelhoenders en een auerhaau, die nog geheel versch waren, mede. Met dezen rijken aan den adelaar ontroofden buit beladen, keerde hij in zijns vaders huis terug. De jonge roofvogel is een man- netjes-koningsarend. Een pasteibakker te Parijs heeft zich de moeite ge geven 3500 verschillende portretten van keizer Napoleon I te verzamelen en deze lcollektie den keizer aangeboden. De heer de Nicuwerkerke heeft hem echter ten antwoord gegeven, dat zijne majesteit er geen gebruik van maken kon, daar hij slechts zoodanige verzameling aanlegde, wanneer zij de geschiedenis der fransche omwenteling betrof. Uit Parijs wordt gemeld dat dingsdag boven die stad een zeer zwaar on weder heeft gewoed, terwijl het zoo sterk regende dat op sommige plaatsen de riolen het water niet meer konden doen wegvloeijen en daardoor eene soort van overstrooming veroorzaakt werd, welke vele kelders deed onderloopen. Aan de zware donder slagen, welke toen gehoord werden, en op eenigen afstand zeer veel overeenkomst hadden met kanonscho ten schrijft men de thans weder loopende geruchten toe van een plaats gehad hebbend zeegevecht tusschen amerikaansche schepen. F. J. Cherpion, gezagvoerder van het barkschip „Joan" van Rotterdam naar Padang, te Bahia aangeko men, deelt het volgende mede: „In den morgen van den 15 junij waren wij in goeden staat zeilende op 2° 30'NB. en 27° 30' WL., toen wij een in brand staand schip in het oog kregen; wij brasten onmiddellijk tegen om het schip af te wachten en de noodige assistentie te kunnen verleenen. Het schip genaderd zijnde, bleek het te zijn de Nieuw-Hollaud, gezagv. W. Wit ting, van Amsterdam j naar Batavia bestemd, bemand met 24 koppen, twee pas- 1 sagiers en eene javaansche vrouw. Wij streken onmid dellijk de boot om de passagiers en een gedeelte der ekipage af te halen, terwijl de gezagv. en het overige gedeelte pogingen aanwendden om een en ander te redden; ten 2 ure verlieten do achtergeblevenen het schip en naauwelijks was de boot afgestoken, of de groote mast viel over boord en verbreidden zich de vlammen over het geheele schip, hetwelk spoedig geheel wrak was. Uit hoofde van het groot aantal manschappen die wij aan boord hadden, waren wij verpligt naar Bahia koers te zetten en kwamen wij den 25junij gelukkig aldaar aan. Door den konsul in alles geassisteerd, hebben wij de ekipage hier achtergelaten, terwijl de passagiers en javaansche vrouw bij ons aan boord zijn gebleven om de reis naar Padang mede te maken, die wij eerst op den 28sten kunnen vervolgen." Drie en zestig nederlandsclie bouw- en beeldende kunstenaars, geschied- en letterkundigen, waaronder wij opmerken de heeren Rose, Godefroy, Herman ten Ivate, van der Keilen jr., Rochussen, Greive, Bosboom, van Hove, Lacbmblé, Spoel, George, dr. Bakhuizen van den Brink, Yosmaer, Schimmel, Bceloo, dr. Leemans, Gerard Keller en L. Mulder, hebben de afgevaardigden der plaat selijke kommissiën uitgenoodigd, om bij de beoordeeling van de nu te maken modellen van Ebenhaëzer en N. O. hunne keus te vestigen op het ontwerp Ebenhaëzer, „dat in eenvoud en klaarheid het gouden vrijheidsfeest van het in de 19e eeuw herboren Nederland op waardige wijze voorstelt; dat veel beter dan N. O. met de artike len van het prijsprogramma in overeenstemming is, en dat door de hoofdkommissie in hare vergadering van 29 junij 1864 met bijna eenparige stemmen is bekroond geworden." De Orde van Montreal deelt onder dagteekening van 30 junij de volgende bijzonderheden mede aangaande het verschrikkelijk ongeluk, onlangs voorgevallen op den spoorweg bij St. Hilaire: „Verleden maandag kwamen 538 landverhuizers, duitschers, noren en polen, den 18 mei van Hamburg vertrokken, aan boord van den Ncckar te Quebec aan, met het doel, de meesten om zich te ves tigen in Opper-, eenige in Neder-Canada. Zij behoorden meestal tot den gegoeden stand. Dingsdag avond hadden zij voor Montreal plaats genomen in een specialen trein bestaande uit twaalf rijtuigen. Slechts een dertigtal was te Quebec achtergebleven. De reis was tot op dien tijd zonder bijzondere moeijelijkheden afgelegd, en de arme landverhuizers, vermoeid door den langen togt, verheug den zich reeds in het vooruitzigt dat zij binnen twee dagen het einddoel hunner reis zouden hebben bereikt. De trein liep met groote snelheid, hij had op geen enkel tusschenstation halt gehouden en alles deed onderstellen dat men vroeg in den ochtendstond te Montreal zou aan komen, toen omstreeks half twee ure het ongeluk plaats greep. De spoorweg wordt tusschen Montreal en St. Hi laire doorsneden door de rivier Richelieu, waarover eene brug is gelegd van bijua 1100 voeten. Aan deze zijde kan de brug worden geopend om de vaartuigen door te laten. Wanneer de brug open is, wordt dit aangekondigd door zekere signalen, welke op zeer grooten afstand zijn te zien. Nu was bij deze ramp de brug open om een stoomschip door te laten, dat vijf kleine vaartuigen op sleeptouw had. Het gebruikelijke sein, een rood licht, j was ontstoken en op een afstand van 1625 voeten te zien. Door een noodlottig toeval, waarvan "het raadsel nog niet is opgelost, had de machinist het sein niet opgemerkt, of zoo dit het geval is geweest, was hij waarschijnlijk niet meer in staat den trein te stoppen. De trein kwam met volle vaart aanrennen en in een oogwenk waren de loko- motief en de twaalf wagens in de diepte verdwenen. Het verschrikkelijke schouwspel, dat toen plaats had, laat zich eer denken dan beschrijven. Men verbeelde zich een trein van 12 wagens, de een op den anderen geworpen van eene hoogte van meer dan 50 voeten, men verbeelde zich vooral die 500 slagtoffcrs, de meesten in slaap gedompeld, dezen om niet meer te ontwaken, genen afgrijselijk verminkt, maar nog een schijn van leven vertoouendoOp die plaats is het water slechts 10 voeten diep en de stroom sterk. Een der kleine vaartuigen, welke onder de brug doorging, werd door de lokomotief verpletterd. Gedurende de volgende dagen waren ruim honderd werklieden onophoudelijk bezig met het opspo ren der gewonden en der lijken onder de verbrijzelde rijtuigen. Eene groote menigte was uit de nabuurschap aangesneld, om de slagtoflers te hulp te komen, aan wie door de geneesheeren de meeste zorg werd besteed. De gekwetsten zijn opgenomen in de gasthuizen van Mon treal. Volgens de laatste berigten waren 87 lijken en 80 gekwetsten gevonden, bijna 300 zijn er nagenoeg met den schrik afgekomen. De beambten, die zich op den trein bevonden, hebben het bijna allen met den dood moeten bekoopenonder de geredden bevindt zich de machinist Burny, die op het zien van den afgrond, waarin

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 2