MIDDELBURGSCHE COURANT
BIJVOEGSEL
VAN DE
van zondag 10 julij 1864. No. 109,
Zomervergadering der provinciale
staten van Zeeland.
(Vervolg.)
Ten aanzien van een vroeger plan antwoordt do heer
Fokker, dat de tegenwoordige hoofdingenieur heeft ge
meend eenige wijziging te moeten brengen in het plan
van den vorigen hoofdingenieur, doch alleen om dit min
der kostbaar te maken. Het nieuwe plan is dan ook slechts
het gewijzigde vroegere. Voorts wijst spreker op het zeer
lage bedrag van het geheven havengeld volgens het
koninklijk besluit van 1823. Ten aanzien van de be
weerde bezwaring voor den handel voert hij aan dat ge
deputeerde staten het voornemen hebben een tarief voor
de heffing van havengeld voor te dragen voor Breskens
zoo als dat te Vlissingen is vastgestelden nimmer heeft
men toch hooren klagen dat Vlissingen zijn handel en
scheepvaart afstoot. De verhooging is dus voor Breskens
niet alleen niet bezwarend maar zelfs zeer billijk.
De heer Verhagen verklaart zich bepaald tegen los- en
laadgeld, daar dit de geheele bevolking treft.
Volgens den heer Hammacher kan men bij de beste
bedoelingen dwalen. Zoo ook gelooft hij dat gedeputeerde
staten dwalen, hoezeer hij aan hunne goede bedoelingen
niet twijfelt, en wel omdat zij niet zoo goed als hij met
het distrikt bekend zijn.
Ook te Brouwershaven, waar een vrij hoog havengeld
geheven wordt, zal een los- en laadgeld moeten worden
voorgedragen. Met deze opmerking wederlegt de heer
Can het gezegde van den heer Verhagen, dat daarvan
geen sprake schijnt te zijn.
De heer Lambrechtsen zegt, eenigzins huiverig te zijn
om het voorstel van gedeputeerde staten goed te keuren.
Hij is het eens met den heer Verhagen en gelooft dat het
ontijdig zou wezen de vergadering reeds nu aan banden
te leggen omtrent de uitvoering van het plan.
De heer Risseeuw zegt een onwederstaanbare behoefte
te gevoelen om aller krachtigst te protesteren tegen het
geopperde denkbeeld dat de geest der bewoners van het
westelijk deel van Staats-Vlaanderen niet bekend
zou wezen. Op de vraag, wat bij het bestaan van een
goede gezindheid dan wel de reden zou wezen, dat velen
zich nog aan de uitnoodiging tot bijdragen onttrekken,
gelooft hij dat opzetting van woelgeesten en wargeesten,
opzetting van de bewoners van het zuiden daarvan de
oorzaak is. Juist om handel en scheepvaart te bevor
deren, wordt de haven van Breskens verbeterd, en wan
neer nu het rijk en de provincie daarvoor betalen, wat is
er dan, vraagt spreker, billijker dan dat zij die van die
haven gebruik maken, de rente betalen? Zoo dat geen
bijval vond, dan zou hij, die zich daarover beklaagde,
den naam van nederlander niet verdienen.
Nadat de heer Hammacher den vorigen spreker nog
kortelijk heeft beantwoord en de heer Hennequin heeft
verklaard het eens te zijn met den heer Risseeuw wat
het billijke betreft dat de gebruikers ook bijdragen als
het rijk en de provincie betalen, is de beraadslaging
gesloten.
Het onderdeel a van het voorstel (het herstel der
haven) is zonder hoofdelijke omvraag goedgekeurd.
Daarna zijn in hoofdelijke omvraag gebragt:
1. Het onderdeel b van het voorstel (het aangaan eener
geldleening), hetwelk is aangenomen met 36 tegen 2
stemmen. Tegen stemden de heeren de Jonge van Elle-
meet en Yis.
2. Het amendement van den heer Verhagen om het
onderdeel c. (verhooging heffing havengeld en heffing los-
en laadgeld) te doen vervallen. Verworpen met 34 tegen
4 stemmen, van de heeren Hammacher, Verhagen, Lam
brechtsen en Vis, door welke verwerping tevens het
onderdeel c van het voorstel is aangenomen.
Het onderdeel d (uitnoodiging aan gedeputeerde sta
ten tot vereischte voordragt in najaarsvergadering) is
zonder hoofdelijke omvraag goedgekeurd.
Ten slotte is het geheele voorstel in omvraag gebragt
en aangenomen met 35 tegen 2 stemmen. (De heer Fokker
was bij de stemming afwezig.) Tegen stemden de heeren
de Jonge van Ellemeet en Vis.
De zitting wordt gedurende een kwartier uurs ge
schorst.
IV. Afstand van grond langs den weg van Oostburg
naar Zuidzande aan J. Risseeuw, te Oostburg.
Het voorstel strekt om gedeputeerde staten te raagti-
gen aan den adressant te verkoopen een gedeelte der
sloot langs den straatweg van Oostburg naar Zuidzande,
ter lengte van 31 ellen, liggende van gemiddeld 9,45 el
tot 5,30 el uit de as van den weg en alzoo ter opper
vlakte van 128,65 vierk. el, aanvangende op 46,70 el van
het begin van den voormelden weg aan de zijde van
eerstgenoemde gemeente, voor eene som van 25, met
vrijlating om haar te dempen, onder nader omschreven
voorwaarden.
In overeenstemming met het algemeen verslag, uitge-
bragt door den heer Mazure, is dit voorstel met alge-
meene stemmen goedgekeurd. (De heeren J. L. de Jonge
en de Jonge van Ellemeet waren bij de stemming afwezig.)
V. Nadere wijziging van art. 64 van het reglement op
het beheer en onderhond en de policie der buurtwegen
en voetpaden.
Het voorstel strekt om art. 64 van genoemd reglement
te doen wegvallen en te vervangen door het volgende
„Vlas of hennip mag in de slooten langs de wegen niet
te rooten worden gelegd dan met schriftelijke toestem
ming van het polder- en van het gemeentebestuur, en
mits op eenen afstand van niet minder dan honderd ellen
van de bebouwde kom eener gemeente.
„Ook is het verboden, zonder schriftelijke toestemming
van het gemeentebestuur, vlas of hennip te verwarmen,
binnen den afstand van vijf en veertig ellen van de wegen.
„De toestemming kan, wanneer zij door het gemeente-
of polderbestuur wordt geweigerd, door gedeputeerde
staten worden verleend."
Volgens het algemeen verslag, door den heer van Eek
uitgebragt, zijn geene bedenkingen tegen dit voorstel
Zonder beraadslaging in hoofdelijke omvraag gebragt,
is het met algemeene stemmen aangenomen.
VI. Adres direklie spoorboot-maatschappij.
De direktie der spoorboot-maatschappij van Middel
burg heeft in bedoeld adres een verzoek vervat dat
haar, ter bevestiging der onderneming, gedurende vijf
jaren een jaarlijksche subsidie van ƒ4000 moge worden
toegestaan.
Het algemeen verslag wordt door den heer Verhagen
uitgebragt. In de afdeelingen was de overgroote meerder
heid tegen de inwilliging van het verzoek omdat men
alle gegevens miste waarop de aanvraag eener som van
ƒ4000 gebouwd is. Zeer vele leden waren echter in prin
cipe genegen om, als later werkelijk behoefte aan' onder
steuning bleek te bestaan, alsdan te gemoet te komen. In
eene afdeeling betwijfelde men of deze dienst wel in
eene algemeene behoefte voorziet, en vooral achtte men
haar daarom niet van zuiver zeeuwsch belang, omdat
een groot gedeelte der provincie van de verbinding der
gemeenschap verstoken bleef. Ook verkeerde men in
eene afdeeling in het onzekere of aan de staten van
Noord-Brabant ook eene dergelijke aanvraag was gedaan.
De zelfde afdeeling zal welligt later, wanneer door het
overleggen van cijfers blijken mogt dat ondersteuning
noodig is, geneigd zijn tot het verleenen eener subsidie.
Eenige leden waren bereid nu reeds een bewijs van
belangstelling te geven door de gevraagde subsidie voor
1 jaar toe te staan, daar de onderneming zeker in het
eerste jaar geen baten zal opleveren.
De beraadslaging geopend zijnde, deelt de heer Ver
hagen mede dat hij tot die leden behoort welke niet on
genegen waren het verzoek voor een jaar toe te staan.
Overigens vereenigde ook hij zich ten volle met de be
zwaren der overgroote meerderheid tegen het toestaan
der gevraagde subsidie voor vijfjaren. De groote bezwa
ren in de afdeeling waarvan hij deel uitmaakte waren
vooral gelegen in het gebrek aan données. Bij hem en
sommige anderen was dit bezwaar echter voor het oogen-
blik minder groot omdat de ondernemers in het eerste
jaar zich zeker vele opofferingen zullen moeten getroosten.
Later zijn aan de leden ooktabellenuitgereikt,houdende
een overzigt van de ontvangsten en uitgaven over de twee
eerste maanden der dienst. Spreker merkt hierbij op dat
daarin een drukfout is ingeslopen, daar het bedrag onder
de uitgaven van twee maanden gewoon onderhoud van
het schip moet zijn 200 en als dan ook de ontvangsten
en uitgaven balanceren. Daar de bezwaren in het centraal
rapport opgenomen hem niet van zienswijze hebben doen
veranderen, stelt hij bij een schriftelijk ingediend amen
dement voor, om aan de spoorboot-maatschappij een sub
sidie van 4000 voor een jaar toe te staan, te rekenen
van 9 mei 1864 tot 8 mei 1865.
Nadat dit amendement de vereischte ondersteuning
heeft erlangd, is ook daarover de beraadslaging geopend.
De heer F. van Deinse zegt dat ook hij onder de leden
moet worden gerangschikt die meenen dat er termen
waren tot ondersteuning van het verzoek om een subsi
die van ƒ4000, doch slechts voor een jaar. Hij stelt zich
voor dat, zoo de boot nog niet in dienst was maar men
daartoe het voornemen opgevat en vooraf een subsidie had
aangevraagd, die aanvrage wel zou worden toegestaan j h^
zou er daarom ook nu ertoe geneigd zijn. De gelegen
heid tot die aanvrage heeft echter ontbroken. De dienst
heeft reeds een aanvang genomen in het belang der
provincie en werkt aanvankelijk met goed gevolg. Het
gegeven overzigt der eerste twee maanden doet echter
zien dat er reeds een aanzienlijk kwaad slot aanwezig is.
Zegt men nu: wij moeten afwachten of de maatschappij
niet in staat zal zijn zelve de kosten te bestrijden, dan loopt
de dienst groot gevaar van reeds in de geboorte te niet te
zullen gaan. Even als bij een zieke is ook hier tijdige hulp
noodig. De bijzondere omstandigheid dat men hier en te
Veere even als te Tholen en te Bergen op Zoom agenten
moet hebben, veroorzaakt reeds een grooten last. Wel is
waar is aangemerkt dat niet alle deelen der provincie door
die dienst gebaat worden, maar bij eenige uitbreiding zou
den ook de bewoners van Schouwen en anderen daarvan
gebruik kunnen maken. Doch ook voor de bewoners van
Staats-Vlaanderen is de spoorboot reeds van belang.
Reeds meermalen toch heeft spreker ondervonden dat men
bij ruw weer te Vlissingen niet kou vertrekken, terwijl
ook des zondags daartoe geen gelegenheid bestaat. Nu
kan men met de bergsche boot de reis doeii, hetgeen hij
aanhaalt om aan te tooncn dat zelfs de verst afgelegene
distrikten bij die dienst belang hebben, waar om hij ook
voor het voorstel stemmen zal.
De heer J. L. de Jonge kan zich met het amendement
van den heer Verhagen wel vereenigen, doch in het ver
slag is het punt van algemeen belang ter sprake gebragt.
Hij zal zich niet vermeten hier uit te maken in hoe verre
van die dienst voor het algemeen belang meer partij
ware te trekken, doch het geheele adres ademt een pro
vinciaal belang. Na de verklaring dat hij tot het bevor
deren van een provinciaal belang niet noodig acht dat
alle deelen der provincie daarbij belang moeten heb
ben daar dit zou gelijk staan met het afwegen met
een goudschaal vraagt de heer de Jonge bescheiden
of er geen mogelijkheid bestaat tot vervulling van den
wensch dat ook andere deelen der provincie en voorna
melijk Schouwen bij deze stoombootdienst meer belang
krijgen? Hij uit den wensch dat de direktie der maat
schappij dit punt in ernstige overweging neme en in die
hoop zal hij voor het amendement stemmen.
Daar men volgens het algemeen verslag bij na algemeen
van gevoelen was dat de subsidie niet kon verleend
worden bij gemis van gegevens, komt het den heer
van der Bilt voor, dat dit zelfde bezwaar geldt bij
het voorstel, om de aanvrage voor een jaar toe te staan.
Ook heeft men wel een staat ontvangen over twee maan
den, waaruit een te kort blijkt; maar een tekort over
twee maanden is geen bewijs dat na verloop van een jaar
er nog een tekort zal zijn. Bovendien moet men dan ook
nog onvoorwaardelijk geloof hechten aan de overgelegde
cijfers. Ten slotte vraagt spreker of de heer Verhagen
ook gedacht heeft aan de wijze waarop de subsidie van
ƒ4000 zou kunnen worden bestreden, daar de begrooting
van 1864 noch van 1865 daartoe ruimte aanbiedt.
De heer Verhagen zegt gaarne te verklaren dat hij
aan de wijze van uitvoering niet gedacht heeft, maar hij
geeft zijne meening te kennen dat men dit gerust aan
gedeputeerde staten kan overlaten. Wat overigens verder
door den vorigen spreker ten aanzien van het geloof
waardige der cijfers en het onzekere van een tekort is
gezegd, beantwoordt deheerVerhagen met de opmerking
dat hij bepaald overtuigd is dat de dienst het eerste jaar
een groot verlies zal te dragen hebben, en volgaarne is
hij bereid tot ondersteuning van mannen die door der
gelijke ondernemingen blijken van energie geven.
De voorzitter onderstelt dat de belangrijkheid van het
behandelde onderwerp zeker door allen wordt erkend,
met den wensch dat de dienst, welke geheel belangeloos
is begonnen, moge voortduren. Welke beslissing er nu
ook genomen worde, uit het verslag meent hij te mogen
opmaken dat de bedoeling is om aan de maatschappij
de vrijheid te laten om later met haar verzoek terug te
komen als zij kan aantoonen dat zij behoefte aan onder
steuning heeft.
Alsnu wordt het amendement van den heer Verhagen
in stemming gebragt en met 17 tegen 14 stemmen ver
worpen. Voor stemden de heeren Winkelman, Ham
macher, F. van Deinse, Vader, Snijder, de Casembroot,
Verhagen, van Citters, Benteyn, Bybau, Moolenburgh,
Kakebeeke, J. L. de Jonge en Callenfels. (Bij de stem
ming hadden zich verwijderd de heeren de Lange, Fok
ker, Sprenger, de Visser, Beeius, Risseeuw en Dronkers.)
Het adres zelf is afgewezen met 28 tegen 3 stemmen.
Voor stemden de heeren Hammacher, Snijder en de
Casembroot. (Ook bij deze stemming waren de bovenge
noemde 7 leden afwezig.)
[Ilct slot van het verslag dezer zitting deelen wig in
ons nommer van aanstaanden dingsdag mede.]
SNELPERSDRUKKER!J VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.
Hl