Men zal zich herinneren dat eenigen tyd geleden
de bemanning van een russisch koopvaardijschip de
William, aan de hollandsche kust gered is geworden.
Men verneemt thans dat het Z. M. den keizer van Rus
land behaagd heeft de negen manschappen van de red
dingsboot, te vereeren met de gouden medalje te dragen
aan het lint der Wladimirs-orde.
Te Parijs heeft er, ten gevolge der inhechtenisne
ming van een beschonken werkman, die weigerde aan
het blusschen van een brand deel te nemen, een oploop
plaat3 gehad. Twee duizend werklieden belegerden het
policiegebouw, maar bij het verschijnen der troepen werd
de rust hersteld. Een tiental personen zijn in hechtenis
genomen.
In Gelderland klaagt men bij het begin van den
zomer zeer over den last dien meikevers veroorzaken.
Meu toetse dien last echter eens aan het volgende berigt
uit Bloemfontein, Oranje-Vrijstaat, Zuid-Afrika: „Verle
den jaar werd dit land zeer door droogte geteisterd.
Thans hebben wij bij wijlen regen genoeg, somtijds zelfs
overvloedig, zoo dat alles in ruimte vergoed wordt wat
het vorige jaar geleden is. Doch eene andere ramp,
schier nog ei'ger en die zelfs veel vermeerdert, is in de
plaats geti'edenhet is die der sprinkhanen. Deze toch
hebben alreeds eene geheele streek kaal gevreten, zoo
dat het rundvee, om voedsel te krijgen, naar eldei's moest
worden overgebragt. Om maar eene kleine schets te
geven, diene, dat onlangs een reiziger vijftien mijlen
lang door een zwerm van vliegende sprinkhanen reed,
waarbij hij berekende dat de zwerm wel vijf mijlen breed
wasBloemfontein kwam tot nog toe gelukkig van die
plaag vrij. Ik zag er wel geheele zwermen vliegende
sprinkhanen, van het westen naar het noordwesten, als
een breeden band, door het luchtruim trekken, doch zij
dreven gelukkig zijdelings af om elders hunne verwoes
tingen aan te rigten."
De Nieuwe rotterdamsche courant verneemt, dat
ongehuwde personen, uit Pruissen kortelings in Holland
aangekomen om bij de boeren gras te maaijen, allerwege
schriftelijke opi'oeping hebben ontvangen om onverwijld
naar hun land terug te keeren, ten einde er voor de
krijgsdienst te worden ingelijfd.
Maandag avond heeft te Leeuwarden de plegtigc
opening plaats gehad der tentoonstelling van friesche
nijverheid en kunstvlijt, van wege de aldaar gevestigde
vereeniging Nijvei'heid.
Naar wij vernemen, hebben onderscheidene minis
ters, waaronder die van binnenlandsche zaken, de uit-
noodiging aangenomen, om de aanstaande akademische
feestviering te Groningen met hunne tegenwoordigheid
te vereeren. Het aantal oud-studenten, die reeds zijn
toegetreden bedraagt ongeveer 650.
irhersnoiiQcterstaiMl.
8 julij 's av. 11 u. 56 gr.
9 's morg. 7 u. 58 's midd. 1 xi. 64 gr.
ZoiiicrvcB^adering der provinciale
staten van Zeeland.
Zitting van vrijdag 8 julij.
Tegenwoordig de kommissaris des konings, voorzitter,
38 leden en de griffier.
De notuleu van het verhandelde in de vergadering
van den 5 dezer geresumeerd zijnde, worden de volgende
mededeelingen des voorzitters voor kennisgeving aange
nomen
dat schriftelijk berigt is ingekomen van den heer
Hombach, dat hij wegens bijzondere redenen verhinderd
is deze vei'gadering bij te wonen
dat de heeren F. van Deinse en Sergeant, die in de
vorige vergadering afwezig waren, zijn opgekomen en
respektievelijk toegewezen aan de derde en de eerste
afdeeling
dat de afdeelingen der staten volgens de ingekomen
brieven barer voorzitters, tot hare voorzittei-s en onder
voorzitters hebben gekozen in de eerste afdeeling, de
heeren Blaaubeen en de Smidt; in de tweede afdee
ling, de heeren van den Bosch en Cauen in de derde
afdeeling de heeren Moolenburgh en J. L. de Jonge.
Bij monde van den heer van den Bosch brengt de kom
missie voor de verzoekschriften rapport uit op het adres
van J. van den Heuvel, gewezen steigerschuitschipper,
houdende verzoek om weder met eene gratifikatie be
gunstigd te worden. In overeenstemming met de kon-
klusie van het rapport is het verzoek, zonder hoofdelijke
omvraag, toegestaan.
Overgaande tot de benoeming van een buitengewoon
lid van gedeputeerde staten, volgens art. 89 der provin
ciale wet, wijst de voorzitter als leden van het bureau van
stemopneming aan de heeren Blaaubeen, Mazure, J. L.
de Jonge en II. J. van Deinse. Bij de stemming blijken
37 leden tegenwoordig te zijn. Er werden uitgebragt op
de heeren Can 18, Verhagen 7, Lambreclitsen 6, van den
Bosch 2, Snijder, Winkelman, Callenfels en Blaaubeen
ieder 1 stem. Daar alzoo geene volstrekte meerderheid
verkregen was, werd tot eene tweede vrije stemming
overgegaan, waarvan het resultaat was dat de heer mr.
B. C. Cau werd gekozen met 29 stemmen. Op den heer
Verhagen waren 4, op den heer Lambreclitsen 3 stem
men uitgebragt, terwijl 1 biljet in blanko was ingeleverd.
De heer Cau betuigt zijne veri-assing over den uitslag
der stemming en zijn dank voor het hem geschonken blijk
van vertrouwen. Zoo het vooruitzigt bestond dat hij zich
door de aanvaarding dier benoeming meermalen her
waarts zou moeten verplaatsen, zou hij aarzelen die aan
te nemen, doch daar dit vermoedelijk slechts hoogst
zelden het geval zal zijn, verklaart hij de betrekking te
aanvaarden.
Thans komen aan de orde de verslagen van de rappor
teurs der afdeelingen omtrent de voorstellen van gede
puteerde staten, betrekking hebbende op:
I. Het adres van den gemeenteraad van Sint-Anna ter
Muiden, om ruimere toepassing van art. 36 der wet op
het lager onderwijs, voor zooveel de gewone kosten van
dat onderwijs beti-eftverhooging namelijk van het aan
die "gemeente toegekende subsidie van 185 tot 260
'sjaars, ingaande met 1864.
Gedeputeerde staten stellen voor aangezien de kos
ten van de in de eerste jaren achtereenvolgens uit te
voei'en vooi'zicningen aan de onderwijzerswoning te Sint
Anna ter Muiden, geraamd op een bedi-ag van ƒ760, ge
acht worden die gemeente te zwaar te zullen drukken,
indien zij zelve die moest dragen dat de staten als
hun gevoelen aan de regering te kennen geven, dat er
grond bestaat om de verhooging der subsidie toe te
staan van 1864 tot wederopzeggens met uitdrukkelijke
bepaling dat de bedoelde herstellingen en verbeteringen
aan de onderwijzerswoning zullen moeten worden uit
gevoerd.
Blijkens het door den heer Hammacher uitgebragt
algemeen verslag konden de verschillende afdeelingen
zich vereehigen met dit voorstel, hetwelk vervolgens
zonder hoofdelijke omvraag door de vei'gadering is aan
genomen.
II. De wijziging der artikelen 28 en 29 der instruktie
van gedeputeerde staten.
Het voorstel strekt om daar de ondervinding heeft
doen zien dat de voorschriften van de bedoelde instruktie
omtrent het hooren der dijksbesturen en ingelanden op
de door gedepnteei'de staten ontworpen nieuwe of gewij
zigde reglementen van waterschappen, het aanbieden
dier ontwerpen in de gewone vergaderingen der staten
zeer belemmeren de artikelen 28 en 29 der instruktie
te doen wegvallen en te vervangen door de volgende:
„Art. 28.
„De nieuwe of gewijzigde reglementen van waterschap
pen door gedeputeerde staten ontworpen, worden, alvo
rens zij bij de staten in behandeling te worden gebragt,
medegedeeld aan alle betrokken waterschaps-besturen,
ook ter kennisneming van ingelanden, ten einde én aan
de bestui-en èn aan ingelanden de gelegenheid te geven
om zich met hunne bezwaren tot de staten te wenden."
„Art. 29.
„Wanneer een waterschap zich buiten de pi'ovincie
uitstrekt, treden gedeputeerde staten met die van het
betrokken gewest in overleg, ten einde de zaak voor te
bereidende daarover gevoerde briefwisseling of de daar
toe betrekkelijke verslagen moeten, te gelijk met het
ontworpen reglement, aan de kennisneming van de ver
gadering der staten worden onderwoi-pen."
Het algemeen verslag werd uitgebragt door den heer
H. J. van Deinse. De daarin gemaakte opmerkingen heb
ben aan gedeputeerde staten, volgens mededeeling des
voorzitters, geene aanleiding tot wijziging van hun voor
stel gegeven.
Algemeene beraadslaging heeft over het voorstel niet
plaats. Bij de diskussie over art. 28 evenwel zegt de heer
Vader dat in de afdeeling waarvan hij deel uitmaakte,
het wenschelijke is ter sprake gebragt om een termijn te
bepalen, binnen welken nieuwe of gewijzigde door gede
puteerde staten ontworpen reglementen van waterschap
pen aan de betrokken waterschapsbesturen zullen worden
medegedeeld alvorens bij de staten in behandeling te
worden gebragt. Zoodanige wijziging van het tegenwoor
dige voorstel acht ook hij noodig en, daar hij niet inziet
welk bezwaar daartegen bij gedeputeerde staten zou
kunnen bestaan, stelt hij een amendement voor, strek
kende om in art. 28 vóór het woord „alvorens" te plaat
sen de woorden „ten minste twee maanden."
Dit amendement behoorlijk ondersteund zijnde, wordt
daarover de beraadslaging geopend. Namens gedepu
teerde staten wordt het door den heer Fokker uitvoerig
bestreden. Zijns inziens zou bij aanname van dit amen
dement weinig verandering in het bestaande artikel
worden gebragt. De voorsteller en allen die hem onder
steunen hebben evenwel sléchts het voorstel van gede
puteerde staten te verwerpen om hun zin te krijgen>
want dan blijft het oude artikel bestaan. Spreker gelooft
echter dat men van een verkeerd standpunt uitgaat door
te meenen dat een ontwerp-reglement niet kan worden
vastgesteld zonder de goedkeuring van ingelanden en
polderbesturen. Zulk eene meening is onjuist, want vol
gens de grondwet is de beslissing aan niemand anders
dan aan de provinciale wetgever, d. i. de provinciale sta
ten, opgedragen. Ongetwijfeld is het wenschelijk de be
langhebbenden de gelegenheid te geven tot het kenbaar
maken hunner bezwaren, maar daartoe zal, ook zonder
eene tijdsbepaling, altijd gelegenheid zijn, terwijl de ver
gadering, zoo zij oordeelt dat een ter tafel gebragt ont
werp te spoedig is ingediend en de tijd tot het indienen
van bezwaren voor de ingelanden en polderbesturen te
kort is geweest, het regt heeft de behandeling van dat
ontwei-p te vei'dagen. De aanname van het amendement
levert een groot bezwaar op tegen het ter tafel brengen
van ontwerpen. Daarom moet alle tijdsbepaling, zelfs van
een dag, woi'den weggenomen. Ook bij buitengewone
vergaderingen kan het wegnemen daarvan allerminst
bezwaar opleveren, omdat men die vei-gaderingen, be
houdens goedkeuring des konings, kan vaststellen als
men wil.
De heer Vader besti'ijdt de opvatting der bedoeling
van zijn amendement. Dit toch betreft alleen een kwestie
van tijd, want zoo als art. 28 thans is, schijnt er geen
einde aan eene zaak te zullen komen. Hij ontleent zijn
amendement aan het artikel zelf. Daarin staat dat men
aan besturen en ingelanden gelegenheid wil geven om
zich met hunne bezwaren tot de staten te wenden, doch
eene gelegenheid van acht of veertien dagen staat, zijns
inziens, gelijk met geen gelegenheid. Het amendement
derogeert of verandert niets aan het voorstel en daar hij
door het lid van gedeputeerde staten niet is overtuigd,
volhardt hij bij zijn gevoelen.
De heer de Jonge van Ellemeet zegt dat, als het waar
is dat men, voor het amendement zijnde, tegen het voor
stel moet stemmen, hij zich tegen het voorstel zal moe
ten verklaren hoezeer hij er eerst voor was. Volgens
zijne overtuiging moet aan de bestui-en en ingelanden
de meest uitgebreide gelegenheid tot zamenspreking en
overleg gegeven worden. Wel is waar hebben de provin
ciale staten vrijheid om de beslissing te verdagen op
een ontworpen reglement, maar het geldt hier iets van
een geheel lokalen aard, hetgeen de staten niet bij magtc
zijn zoo te beoordeelen als de ingelanden dit kunnen.
Bij de laatsten behoort de zaak tehuis en daarom is het
wenschelijk dat zij haar vooraf goed bekijken. Ten zij
spreker beter worde ingelicht, zal hij voor het amende
ment en tegen het voorstel zijne stem uitbi-engen.
Beide vorige sprekers worden door den heer Fokker
wederlegd. Vooreerst beantwoordt deze den heer de Jonge
van Ellemeet, wien hij niet toegeeft dat de zaak van het
polderreglement uitsluitend bij ingelanden zou tehuis b§-
hooren, terwijl hij opmerkt dat de vei'gadering der staten,
aan wie de beslissing volgens de grondwet is opgedragen,
uit achtenswaardige en kundige mannen bestaat van wie
men mag verwachten dat zij de zaken kennen en beoor
deelen kunnen zonder te kij ken door de oogen van inge
landen. Den spreker uit Noord-Beveland beantwoordt
hij met de opmerking dat, juist omdat het een kwestie
van tijd is en eene tijdsbepaling voor het algemeen be
lang beperkend wordt geacht, gedeputeerde staten die
tijdsbepaling wenschen weg te nemen.
De heer de Jonge van Ellemeet merkt op, dat het lid
van gedeputeerde staten zich blijkbaar op administratief
en hij zich op praktisch terrein plaatst. Met nadere toe
lichtingen van zij n gevoelen houdt hij vol, zonder te kort
te willen doen aan de kunde en achtbaarheid dezer ver
gadering, dat het wenschelijk is om de ingelanden ruime
gelegenheid te geven tot het kenbaar maken van hun
gevoelen. Hij beroept zich als voorbeeld op het reglement
van policie voor de polders ten bewijze van de noodza
kelijkheid om met ingelanden in overleg te handelen.
Aan een verzoek om inlichtingen door den heer Ilen-
nequin gedaan, betreffende de punten van verschil en
overeenkomst van het bestaande en het nieuwe art. 28,
wordt door den heer Fokker voldaan, waarna de beraad
slaging is gesloten.
Achtereenvolgens zijn in omvraag gebragt:
1. Het amendement van den heer Vader, hetwelk wordt
verworpen met 23 tegen 15 stemmen. Voor stemden de
heeren de Lange, van Eek, Vadei',Becius, de Casembroot,
H. J. van Deinse, Verhagen, Onghena, Sergeant, vanCit-
ters, Moolenburgh, Hennequin, Lambrechtsen, de Jonge
van Ellemeet en Callenfels.