budget van financiën op eergisteren heeft de minister
verklaard dat de tekorten der jaren 1864 en 1865 met
de opbrengst van dien verkoop, benevens van die der
domeingoederen, twee honderd millioeu bedragende,
zullen gedekt zijn. In deze zelfde vergadering heeft de
regering overigens wederom hare bekende verklaring
herhaald ten opzigte liarer buitenlandsche politiek.
Sedert de nieuwjaarstoespraak van koning Victor Em
manuel is dit het thema, waarop bij alle plegtige gele
genheden en interpellation gevarieerd wordt. Het luidt,
gelijk men zich herinneren zalde regering zal steeds
partij trekken van alle politieke gebeurtenissen, welke
zich in Europa raogten voordoen om tot de verwezenlij
king te geraken van de wenschen der italiaansche be
volking.
Volgens de laatste berigten gaat de generaal Grant,
opperbevelhebber der troepen van deVereenigde Staten,
agerende in de omstreken van Richmond, steeds zooveel
mogelijk voort met het isoleren der zuidelijke hoofdstad.
Zoo was onlangs door eene afdeeling van zijn leger de
stad Petersburg bemagtigd en had men de spoorweglijn,
welke deze stad met Richmond verbindt, vernield.
Wij hebben in ons vorig nommer reeds de aankomst
van keizer Maximiliaan in zijne staten medegedeeld.
Te gelijker tijd geeft thans de Moniteur weder eenige
aller gunstigste berigten ten beste over den toestand
aldaar. Het verdient intusschen de aandacht, zegt L'in-
dépendance beige, dat sommige generaals, welke men
gesneuveld of verdwenen waande, gelijk Uraga, plotse
ling weder aan het hoofd van nieuwe strijdkrachten in
het veld verschijnen. Juarez, welken men op weg naar
New-York waande, vertoeft zeer rustig te Monterey en
de komraunikatie tusschen de hoofdstad van het nieuw
keizerrijk en Vera Cruz is zoo weinig veilig dat men
zonder militaire eskorte zich niet van de eene plaats
naar de andere kan begeven. In het algemeen genomen
is derhalve Mexiko op dit oogenblik nog evenmin te
beschouwen als zijnde onder het bestuur van keizer
Maximiliaan, hoewel deze proklaiuatiën uitvaardigt uit
de raexikaansche hoofdstad, als Spanje in der tijd onder
het bestuur was van koning Jozef II, toen deze zijne de
kreten uitvaardigde van het Escuriaal.
DeenscMuitsche oorlog.
Nu de deensche natie door Europa aan haar lot en
aan de legers van Oostenrijk en Pruissen is overgelaten
en de engelsche regering eerst bij de bestorming van
Koppenhage en het krijgsgevangen maken van den
koning „zal overwegen wat haar verder te doen staat,"
hebben de duitsche genetaals vrij spel om zich het hoofd
met lauweren te sieren. Eene eerste lauwerkrans
hebben de pruissen zich reeds verworven door de be-
magtiging van het eiland Alsen. Woensdag morgen bij
het aanbreken van den dag waren elf pruissische batal
jons zamengetrokken op de uiterste punt van den land
tong Sundewitt, en bij Sandberg om aldaar den overtogt
naar het in der tijd zoo deerlijk gehavende en half plat
geschoten Sonderburg te beproeven. Binnen een uur en
met verlies van een honderdtal manschappen werden door
de pruissen de bruggen gelegd en omstreeks vier uur
bevonden de eerste pruissische soldaten zich op het
eiland Alsen te Sonderburg eu te Rönhof. Ten twee uur
des middags waren de pruissen reeds te Wollerup en te
Ulkebüll. Verschillende stellingen werden echter door
de denen dapper verdedigd. Of de denen reeds het ge-
heele eiland ontruimd hebben is nog niet met zekerheid
bekend.
Uit Apenrade wordt gemeld dat twee deensche
oorlogsschepen uit de kustbatterijen aldaar hevig bescho
ten zijn geworden. Een dier schepen kreeg in vijf
minuten tijds tien schoten in den romp. Het andere ver
loor een zijner masten.
De Berlingske Tidende bevat een telegram dat
twee pruissische kanonneerbooten in het kanaal van
Kölding door deensche oorlogsvaartuigen in den grond
zijn geboord.
Te Parijs wordt beweerd dat de fransche regering
een fregat naar de deensche wateren zal zenden om
aldaar zoo lang de vijandelijkheden duren in observatie
te blijven.
De Wiener Presse berigt dat Oostenrijk en Pruis
sen aan hunne vertegenwoordigers in den vreemde eene
depeche hebben gezonden, waarin zij verklaren dat zij
zich thans ontheven beschouwen van alle overeenkom
sten op de konferentie-vergadering aangegaan.
De deensch-duitsche kwestie
IN HET ENGELSCH PARLEMENT.
Onze plaatsruimte laat niet toe om de uitgebreide rede
voering van lord Russell in het hoogerhuis, waarin hij
■den loop der konferentie-beraadslagingen schetste, hier
zoo uitvoerigmedetedeelenals de belangrijkheid van het
onderwerp dit misschien zou vereischen. Wij moeten ons
bepalen tot het aanstippen der hoofdpunten. De spreker
betoogde dat de ten uitvoer legging van de in 1851 en
1852 geslotene overeenkomsten zeer veel te wenschen
overliet. Zoo heeft men in de konferentie-vergaderingen
beweerd dat koning Frederik van Denemarken in strijd
met het traktaat van 1852 getracht had om de inwoners
van Sleeswijk te doen veranderen van nationaal karakter.
In hoeverre nu deze beschuldiging gegrond is verklaart
lord Russell niet te willen onderzoeken, ofschoon het niet
te ontkennen valt dat er zekere gisting was ontstaan in
Sleeswijk, welke herinnert aan die welke in België voor de
scheiding met Nederland was waar te nemen. Van de
andere zijde moet men erkennen dat de duitsche rege
ringen, in plaats van eene billijke regeling te vragen,
cischen deden, welke overeenigbaar waren met de vroeger
door baar geslotene overeenkomsten. Een der voornaamste
eischen was dat de 900 duizend inwoners van duitschen
oorsprong en de 50 duizend in het hertogdom Lauenburg
door evenveel personen zouden vertegenwoordigd wor
den als de overige bewoners van het koningrijk, wier
aantal 1 millioen 600 duizend bedraagt. Deze eisch was
blijkbaar zoo onbillijk dat de deensche regering daarin
niet kon toestemmen. Na verschillende onderhande
lingen gedurende welke de spanning steeds toenam
en de daarop gevolgde krijgsoperatiën, deed Engeland
op 25 april het konferentie-voorstel. Eene der grootste
rnoeijelijkhedeii, welke de onzijdige mogendheden op
deze vergadering hadden te overwinnen was de houding
der duitsche gevolmagtigden. Deze waren ten eenen-
male ongeneigd om eene bepaalde verklaring af te
leggen omtrent de voorwaarden welke Duitschland stelde
voorden vrede. Toen nu verder die weifelende houding
niet langer kon worden gehandhaafd verklaarde de
vertegenwoordiger van Oostenrijk dat de beide duit
sche mogendheden een waarborg verlangden tegen
elke vreemde onderdrukking der hertogdommen in de
toekomst, opdat daardoor voorts de rust in Duitschland
zou worden hersteld. In de zitting van 17 mei eindelijk
legden Oostenrijk en Pruissen de verklaring af dat zij
niet langer de soevereiniteit des konings van Denemar
ken over de hertogdommen erkenden, welke aan den
prins van Augustenburg moesten ten deel vallen. Deze
oplossing zou volgens hunne bewering de wenschen van
het duitsche volk bevredigen. Vopr het afleggen dezer
verklaring hadden Engeland en Frankrijk eene gedach-
tenwisseling met elkander gevoerd, waarbij laatstge
noemde mogendheid zich ten voordeele eener scheiding
der deensche en duitsche nationaliteiten in het hertog
dom had verklaard. In overleg met andere onzijdige
mogendheden kwamen wij tot het besluit „dat het doelloos
zou zijn om voor te stellen dat de hertogdommen onder
de soevereiniteit des konings van Denemarken zouden
blijven", terwijl eene personele unie reeds door den deen-
schen gevolmagtigde, den heer Quaade, met eene bedekte
scheiding gelijk werd geacht. Wij hadden thans te over
wegen Avelke voorstellen wij met het oog op al deze
omstandigheden konden doen en die voor Denemarken
zoo gunstig mogelijk waren. Wij deden nu het voorstel
om in Sleeswijk eene grenslijn te trekken aan de Schley
en het Danawirk. Frankrijk en Zweden namen hier
mede genoegen en ook de russische gevolmagtigde
verklaarde zich hier niet tegen, ofschoon zonder juiste
instruktiën zijnde. De koning van Denemarken ver
klaarde bereid te zijn om dit voorstel aan te nemen. De
duitsche mogendheden beweerden, hoewel zij het voor
stel aannamen wat de verdeeling van Sleeswijk betrof,
dat de demarkatie-lijn meer zuidelijk moest getrokken
worden en wel van Apenrade tot Tondern. De onder
handelingen, welke over dit punt gedurende de veertien
dagen, waarmede de wapenschorsing was verlengd, ge
voerd werden, leidden tot het yporstel van Engeland om
den keizer van Frankrijk tot scheidsregter te kiezen,
onder voorwaarde dat beide partijen zich aan zijne uit
spraak zouden onderwerpen. Men beweerde evenwel dat
de keizer van Frankrijk, als hebbende deel genomen aan
de konferentie, ongeschikt was om als scheidsregter op
te treden en de engelsche gevolmagtigden stelden
daarop den koning van België voor. De duitsche mogend
heden weigerden echter om zich aan de uitspraak van
een scheidsregter te onderwerpen. Frankrijk heeft
daarop nog voorgesteld om de bevolking te doen stem
men over de geschilpunten, maar dit denkbeeld werd
niet aangenomen met het oog op de bezetting des lands
door vreemde troepen, waardoor het resultaat van der
gelijke stemming niet als volkomen zuiver zou te be
schouwen zijn.
Thans gaat de spreker over tot het betoog dat de eer
van Engeland niet eischt dat het deel neme aan den
oorlog. Engeland heeft nimmer jegens Denemarken de
verpligting op zich genomen, om materiële hulp te ver-
leenen. Frankrijk, Rusland en Zweden hebben geweigerd
om Denemarken bij te staan en op Engeland rust volstrekt
niet de pligt om zich in een kouflikt van dien aard te
mengen. Ik betwijfel buitendien, zeide lord Russell, of
onze interventie als zee-mogendheid een einde zou kun
nen maken aan den oorlog, en dat wij, zelfs door een
leger te doen landen, de hertogdommen en Jutland aan
de handen van Oostenrijk en Pruissen zouden kunnen
ontrukken.
Lord Russell wijst voorts op verschillende omstandig
heden, welke voor Engeland vrede zeer wenschelijk
doen zijn. De pligt van Engeland is om den oorlog zoo
veel mogelijk binnen enge grenzen te doen blijven.
In het lagerhuis heeft lord Palmerston de politiek
der regering voor het vervolg aldus gekenschetst:
Wij weten dat Denemarken de sympathie van bijna
geheel de natie bezit. Er ligt in het gemoed van welge
aarde personen zeker gevoel, hetwelk leidt tot het kiezen
der partij van den zwakke tegen den sterke. Wij zouden
ons daarom gelukkig hebben geacht aan onze soevereine
den raad te kunnen geven om in den strijd partij te
kiezen van Denemarken. Yan de andere zijde was het
onze pligt om ons te herinneren dat, welke onregtvaar-
digheden Denemarken ook heeft moeten ondergaan en
deze zijn talrijk Denemarken toch in den beginne
onregt heeft gehad en dat het nog in de laatste konfe
rentie-vergadering een in zich zei ven zeer billijk voorstel
heeft verworpen, hetwelk zoo het door beide partijen
ware aangenomen geworden, tot de vredelievende oplos
sing der kwestie zou hebben geleid. Rust nu de schuld
van Denemarken ook op zijne tegenstanders, wij mogen
dit toch niet uit het oog verliezen zoodra de vraag
is om de positie van Engeland in dit konflikt te bepalen.
Voorts zegt lord Palmerston dat Engeland geheel alleen
zou hebben gestaau in zijne pogingen om de duitsche
troepen in Denemarken, en die welke nog tot versterking
uit Duitschland mogten gezonden worden, te verdrijven.
„Ik zou niet durven zeggen aldus eindigt lord Pal
merstondatinden tegenwoordigeustand vanzakenhet
verschil tusschen Duitschland en Denemarken slechts een
gedeelte van Sleeswijk meer betreft, omdat het onmogelijk
is te beweren dat niet geheel Sleeswijk op het spel staat.
Het zou eervoller voor Duitschland geweest zijn, indien
het zich tevreden stelde met hetgeen het gevraagd had;
maar wij weten dat het gevoel van magt en krijgsover-
winningen dikwijls den mensch verder doen gaan dat
dit bij kalinen gemoedstoestand het geval zou geweest
zijn. Intusschen betreft het konflikt slechts Sleeswijk en
loopt de onafhankelijkheid van Denemarken of de hoofd
stad van Denemarken geen gevaar. Ik wensch echter
niet dat het den schijn zou hebben dat de toestand des
oogenbliks niet tot andere overwegingen kon aanleiding
geven en andere raadgevingen geuit kouden worden in
dien de oorlog een ander karakter aannam en als het
voortbestaan van Denemarken als onafhankelijke staat
iu het spel kwam indien wij redenen hadden om te
Koppenhage de ellende te verwachten van eene stormen
derhand ingenomene stad, de vernieling der eigendom
men, het ombrengen zijner verdedigers en der vreedzame
burgers, het krijgsgevangen maken van den soeverein
of gebeurtenissen van dergelijken aard. Ziet hier wat ik
u uit naam van hare majesteit zeg: Mogt eene verande
ring van politiek wenschelijk worden geacht, dan zou
deze verandering aan het parlement worden medegedeeld
indien dit zitting hield, en indien dit niet het geval was
zou daaromtrent bij de eerste gelegenheid zijn gevoelen
worden gevraagd."
Na het uitspreken dezer redevoering doen zich slechts
zeer zwakke toejuichingen hooren.
Jfftijïumicn.
Den 18 mei is te St. Helena aangekomen het barkschip
Weslkappellegezagv. A. B. Crucq, alles wel aan boord.
De gezagv. zou den volgenden dag de reis naar Rotter
dam vervolgen.
Het 'ned. barkschip Burgemeester van Middelburg
gezagvoerder Hoek, is heden morgen uit de haven te
Vissingen naar de reede vertrokken.
Cjanöclsbcriijtcn.
Graan markten enz.
Amsterdam 29 junij. Tarwe en gerst onveranderd.
Raapolie op zes weken f46'$. Lijnolie op zes weken f 42 j
Oostburg 29 junij. De aanvoer van granen was heden
zeer klein en de vraag beperkt, zoo dat het verhandelde
zich bepaalde tot eenige monsters puike tarwe en gerit
tot omtrent vorigen koers gewone en afwijkende kwali
teiten wargn bepaald lager. Men betaalde ^uike nieuwe -