MIDDELBURGSCHE C O R A N IV0- 102. Dingsdag 1864. 28 Junij. mi Editie van maandag avond 4 ure. middelburg 2? junij. H. M. de koningin heeft zich wegens het overlijden van haar vader den koning van Wurtemberg, zaturdag van het Loo op ?eis begeven naar Stuttgart. Z. K. H. de prins van Oranje is dingsdag te Fontaine- bleau aangekomen. In de Staatscourant van heden is opgenomen een staat van nalatenschappen, afkomstig van ambtenaren en par- tikuliere personen, die onder beheer van de weeskamers te Batavia, Soerabaya en Menado zijn gekomen en bij die weeskamers, door of namens de daarop regthebbenden, onder overlegging van de vereischte bewijzen van erfregt, behooren te worden opgevorderd en ontvangen. Op dien staat komt van de weeskamer te Batavia o. a. voor Wille boord Antheunisse, geboren te Oostkapelle, den 25 julij 1817, zoon van Antheunisse en Adriane Willeboordse den 21 januarij 1849 met het schip Elise Susanne als fuselier in Nederlandsch-Indië aangekomen, is hij den 28 junij 1861 als gepasporteerd wachtmeester te Batavia overleden. Het zuiver geldelijk bedrag der nalatenschap bedraagt ƒ102,38. Men meldt ons uit Kruiningen van 24 dezer: „Gisteren werden wij door een bezoek vereerd, waar van ik met genoegen melding maak. Omstreeks des mor gens ten 7 uren kwamen namelijk te Hansweert aan een groot getal leden van de 12de afdeeling (Hulst) dei- maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in deze provincie, alwaar zij ontvangen en op den zuid- bevelandschen bodem welkom geheeten werden door eene kommissie uit de 6desektie dier maatschappij alhier. Na te Hansweert, onder de welwillende leiding van den heer Dansdorp, hoofdopzigter, de verschillende werk zaamheden aan de schutsluis, de fotografiën daarvan, de aldaar gebezigde stoomwerktuigen en de buitenwerken met belangstelling bezigtigd te hebben, begaven de leden zich naar de aan het Paviljoen gereed staande wagens, om verder naar Kruiningen te rijden, en zich aldaar te vereenigen met de leden van de 6de afdeeling, ten einde gezamenlijk het oostelijk deel van dit eiland te bezoeken. „Het weder, ofschoon nu en dan een regenwolk vlugtig voorbij dreef, bleef niettemin tot aan den avond vrij gunstig. Weldra vertrok men dan ook in eene genoege- lijke stemmingen in een twintigtal, meestal huifwagens, gezeten over Schore en Biezelinge naar het keerpunt Kapelle. „Van daar reed de stoet naar Wemeldinge, alwaar men eenigen tijd vertoefde, en de vorderingen aan de funde ring der schutsluis in oogenschouw nam. „Vervolgens zette men, niet zonder gedurig den goeden staat der gewassen, de wijze van bebouwing, de eigen aardige bekoorlijkheid van liet landschap, met zijne gol vende graanvelden en zijne met schoon rundvee gestof feerde weiden, te roemen, den togt over Yerseke, door den nieuwen Olzenden en langs den Nieuwlandschen polder naar Krabbendijke, voort, waar men zich aan een eenvoudig middagmaal vereenigde, waaronder menig gesprek aan den landbouw en zijne ontwikkeling gewijd was, en door den voorzitter der 12e afdeeling, in warme bewoordingen, een dronk gebragt werd aan de verbroe dering der beide afdeelingen. „Na den afloop daarvan bragt men der fraaije hofstede van den heer A. Kakebeeke, met hax-e aangename wan deldreven, een bezoek, dat aller verwachting overtrof, door den nitmuutenden aanleg en de schoone wijze van bebouwing, welke overal de bewijzen levert van de uit nemende zorg van haren bestuurder, terwijl met meer dan gewone welwillendheid en zaakkennis door den eigenaar, die den rondrid medemaakte, de noodige aan wijzingen gedaan werden. „Intusschen was de tijd ongemerkt en genotvol heen- gesneld, om zich voorwaarts en wel naar den gunstig gelegen en goed bebouwden Frederiua polder te begeven, waar een kort bezoek aan de schoone hofstede, bewoond door den heer Romper, gebragt en op het vele beziens waardige aldaar gelet werd. „Verder reed men door den Reigersbergschen polder, waar het welige plantenkleed der natuur eene getrouwe afspiegeling is van de uitmuntende hoedanigheid zijns bodems. Een viugtig uitstapje deed men intusschen op de hoeve van den heer van Gorselen, waarna men Bath, het eindpunt van den rid, bereikte. „Daar gebruikte men in de vrije natuur, met een fraai gezift op de Schelde, eenige ververschingen, en werd menige dronk aan den genoegelijken afloop, aan den landbouw enz. gewijd. Die door den voorzitter der 6e afdeeling aan de 12e, werd vooral met hartelijkheid ont vangen en daarmede ouder daverende Iioera's ingestemd. De avond brak inmiddels aan, en te gelijk ook het schei dingsuur. „Met betuiging van erkentelijkheid voor de gulle ontvangst, met verzekering veel behartigingswaardigs gehoord, veel belangrijks gezien te hebben, nam de 12e afdeeling van de 6e afscheid met wederzijdsche verzeke ring zich immer met genoegen den togt te zullen herin neren dien zij gezamenlijk door de in menig opzigt zoo aangename streken van Zuid-Beveland deden, terwijl ten slotte de laatst vermelde afdeeling de vriendelijke uit- noodiging, om in het volgend jaar die van Hulst met een bezoek te vereeren, met bereidwilligheid aan vaardde." Het heeft hare majesteit onze koningin weder behaagd bij gelegenheid van haren jaardag, als beschermvrouw aan de brei- en naaischool voor minvermogenden te Axel, eene gift van.houder^ gulden te schenken. in den germaanschen geest, het regt van het individu van lieverlede meer op den voorgrond is getreden, wees hij eindelyk aan hoe beide eerst tot hun volle regt zijn gekomen in het moderne staatsbegrip, (naar de idéé al toos). Noch eenhoofdig despotisme, noch bandelooze volkssoevereiniteit (getuige de geschiedenis) verzekeren aan het individu die vrijheid, gepaard aan orde, welke het behoeft om naar eiscli zich te ontwikkelen. De groote J fout van vroegere theoriën was, volgens spreker, vooral I deze, dat men den staat te veel als een werktuig, een maaksel beschouwde van den mensch. De staat daaren- tegen naar moderne opvatting, is geen werktuig, maar een levend organisme, een geheel waarvan de individuen de deelen zijn, organisch zamen verbonden. Het staatsgezag, in dezen zin opgevat, vernietigt of belemmert geenszins de vrijheid van het individu, maar het waarborgt en be vordert die want orde is de pen waarmeê 't woord vrijheid wordt geschreven. Uit de stelling: „de staat is een levend organisme" vloeit vervolgens voort dat de ontwikkeling van den staat geleidelijk (de natuur maakt geen sprongen), voorts gestadig moet zijn, eindelijk dat die ontwikkeling aan geen andere wet is gebonden dan die van het organisme zelf. Hoe zedelijker het individu dit was sprekers slotsom, zooveel te zedelijker, magtiger en vrijer wordt ook de staat, want beider belang, beider leven is éénzij staan niet tegenover elkander, maar zij hangen zamen gelijk de siameesche tweelingsbroeders, zij beoogen beiden het zelfde doel, nl. redelijk volmaakt te worden. Mogen de voortreffelijke beginselen, door den hoogleeraar bij het aanvaarden zijner gewigtige betrek king beleden, hem een aangename ontvangst bereiden bij de studerende jongelingschap, die hij aan het slot van zijn rede met zooveel warmte en hartelijkheid heeft toegesproken." De opperceremoniemeester heeft bekend gemaakt, dat het hof den rouw zal aannemen wegens het overlijden van Z. M. den koning van Wurtemberg, voor den tijd van tien weken, te weten: van den 26 junij tot en met den 3 julij grooten rouw, van den 4 tot en met den 24 julij halven rouw, en van den 25 julij tot en met den 4 sep tember ligten rouw. In de Staatscourant van zaturdag is medegedeeld de wet van den 7 junij 1864, tot vaststelling van uitgaven wegens verstrekkingen door het departement van marine, dienst 1864. Het nommer van heden bevat de wetten van den 8 junij 1864, houdende goedkeuring van eenige bepalingen van het verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tusschen Nederland en de Hawaii-eilandentot inkoop en amortisatie van rentegevende nationale schuld; als mede de wet van den 10 junij 1864, houdende definitive vaststelling van hoofdstuk III A der staatsbegrooting voor 1864. Ook uit Utrecht is een adres gezonden aan den Con- seil presbytérial te Parijs, met betuiging van sympathie aan genoemd ligchaam wegens de schorsing van Athanase Coquerel fils. Dat adres, is onderteekend door de hoog leeraren J. J. Doedes en J. J. van Oosterzee en ongeveer een vijftigtal predikanten, waaronder de heer Nonhebei van Middelburg. De hoogleeraar Ter Haar, naar wij ver nemen, behoort niet onder de onderteekenaren. Uit Leiden schrijft men ons onder dagteekening van 25 dezer „Heden ten 12 ure aanvaardde proiïessor mr. I. T. Buijs het hoogleeraarsambt bij de regtsgeleerde fakulteit aan deze hoogeschool met het houden cener hoogst belang rijke redevoering over: „de beteekenis van het modern staatsbegrip." Na in een puntig historisch overzigt de verhouding tusschen „staat en individu," in de oudheid, gedurende de middeneeuwen, tegenover de kerk enz. enz. met juistheid te hebben toegelicht en daarbij te hebben aangetoond hoe door het christendom, opgenomen vooral Nadat de afdeelingen vrijdag voormiddag hare werk zaamheden hadden geëindigd, werd ten 11 ure de tweede algemeene vergadering van het 19e landhuishoudkundig kongres te Haarlem gehouden. Daarin is benoemd het bestuur van het 20e kongres, dat in 1865 te Assen zal bijeenkomen; dit bestuur bestaat uit de heeren mr. L. graaf van Heiden Reinestein, lid van de tweede kamer der staten generaal; mr. P. van der Veen, idem; jhr. mr. R. A. van Echten van Holthe, lid van gedeputeerde sta ten der provincie Drenthemr. L. 0. Gratama, regter in de arrondissements regtbank te Assen (deze vier heeren waren ook leden van het kongresbestuur in 1854 ter zelfde plaatse)W. A. von der Feltz, burgemeester van Assen (voorzitter vau het kongres); H. A. M. Brnm- steede, wethouder van Assen; mr. II. J. Smidt, advokaat en provinciale archivaris te Assen. De voorzitter gaf korte mededeelingen van het ver handelde in de afdeelingen. Na behandeling der overige aan de orde gestelde punten, werd het kongres door den voorzitter gesloten met eene toespraak en onder dank betuiging aan allen die tot opluistering daarvan hadden medegewerkt. Ten 1 ure zijn vele leden van het kongres naar Velsen gereden, waartoe zij in de gelegenheid waren gesteld door eenige inwoners van Haarlem en eigenaars van buitenplaatsen in den omtrek, die welwillend zeker aan tal rijtuigen tot het maken van dezen toer beschikbaar hadden gesteld. Naar aanleiding van een door baron van Verschuur in de afdeeling „akkerbouw" gedaan voorstel, heeft het kongres den wensch uitgesproken, dat hier te lande dresseerscholen voor jonge paarden mogen worden op- gerigt, als in het belang van den landbouw en de vee teelt noodig, en die elders zoo gunstig werken, bijzonder ter aanfokking van paarden van weelde. Naar aanleiding van een besluit der zelfde afdeeling, verklaarde het kongres, dat het wenschelijk is dat in de provincie Noord-Holland eene vereeniging tot stand kome om proeven te nemen met kunstmatige visckteelt (waar toe het water in de Haarlemmermeer, volgens het resul taat der onderzoekingen van den heer de Bont, bijzonder geschikt is). Op voorstel des heeren Staring werd besloten dat het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1