MIDDELBURGSCHE
N T.
r 101.
Zondag
26 Junij.
1864.
Editie van zaturdag avond 4 ure.
Middelbui'^ 25 jiiuij.
DE HERSTEMMING IK HET KIESDISTRIKT GOES.
Indien de taak der kiezers slechts bestond ih hbt af
vaardigen ter staten generaal van iemand die als menscli
hunne achting waardig is, dan zou het welligt bij velen
een punt van overweging kunnen uitmaken of zij op den
heer Saaijraans Vader dan wel op den heer de Laat de
Kanter hunne stem zonden uitbrengen. Beide toch staan
bekend als eerlijk en gemoedelijk en wij althans zouden
tusschen hen niet gaarne het pleit moeten beslechten
zoo hier slechts een getuigschrift voor achtenswaardig
heid ware uit te reiken zouden wij het niet toekennen
durven. Maar er is ook sprake van politieke beginselen.
Met het oog hierop is de keuze eene hoogst eenvoudige
en valt de uitslag niet moeijelijk vooruit te berekenen.
De positie is met, de meest mogelijke juistheid afgeba
kend en lijnregt staan de beide personen in politieke
rigting tegen elkander over.
Bij de eerste stemming was de keuze niet zoo gemak
kelijk, daar tegen één kandidaat van de antirevolution-
naire partij, drie van andere rigting over stonden. Want
al hebben wij de kandidatuur van den heer Pické be
streden omdat wij omtreut zijne politieke inzigten geen
voldoende zekerheid hadden, zoo was liet toch verre van
ons dat wij hem daarom met den heer Vader op eene lijn
stelden. Hadden de lieeren Pické en Verhagen drie weken
vroeger kunnen besluiten tot hetgeen waartoe zij thans
zijn overgegaan, tot eene aanbeveling van den heer
de Kanter, dan zou buiten eenigen twijfel deze met een
schitterende meerderheid zijn gekozen geworden. Op
genoemde heeren gezamenlijk werden 631, enopdeubeer
Vader slechts 281 steramen uitgebragt.
Bij eene keuze vooral tusschen de heeren Pické en de
Kanter zal welligt menigeen geaarzeld hebben, maar
thans zal een dergelijke aarzeling bij niemand meer op
komen, Men geeft verre de voorkeur aan de rigting van
den heer de Kanter boven die van den heer Vader, of
omgekeerd; voor twijfel is hier geen plaats.
Op de wijze waarop de heer Vader is aanbevolen willen
wij thans geen acht slaan. Voor den onzin waarmede hij
in rondgedeelde blaadjes is aanbevolen, stellen wij hem
in de verste verte niet aansprakelijk. Integendeel hou
den wij ons ten volle verzekerd dat de meeste aanbe
velingen van zijn persoon zijn opgesteld buiten zijn
voorkennis, en alleen doet het ons leed dat hij niet open
lijk getracht heeft zich van dergelijke hulp te bevrijden.
Hoc men echter in dergelijke gevallen te handelen hebbe
moet ieder voor zich zeiven weten. Wij behoeven dus
daarbij niet langer stil te staan. Alleen tot de staatkun
dige rigting der kandidaten willen wij onze beschouwing
beperken.
De heeren de Kanter en Vader zijn in.het politieke
tegenvoeters. Persoonlijke overwegingen kunnen dus
vooral hier niet in het spel komen; tusschen twee zeer
uiteenloopende beginselen hebbe men te kiezen.
De heer Vader wordt ons voorgesteld als een vriend
van den heer Groen van Prinsterer. Ziedaar zekerlijk
eene uitmuntende aanbeveling bij de geestverwanten
van Stahl's sclierpzinnigen discipel, maar tevens eene
ernstige waarschuwing voor ieder die met ons van oordeel
is dat van een zegepraal der antirevolutionaire partij niets
dan onheil voor ons vaderland te wachten is.
Sinds meer dan dertig jaren rigt de heer Groen van
Prinsterer het woord tot de natie. Gedurende dien tijd
getuigt zoo menig dagblad-artikel, vlugschrift of werk
van grooteren omvang van zijn uitgebreidekennis en vol
hardenden ijver, maar tevens van de meeste onpraktische
eigenschappen en door het gezond verstand niet te
regtvaardigen wenschen.
Jaren lang heeft de heer Groen als lid der kamer tegen
elk ministerie een stelselmatige oppositie gevoerd. En
wat is het resultaat? Is de zaak die hij voorstaat daar
door iets verder gevorderd dan toen hij voor het eerst
in het openbaar optrad? Is het aantal zijner volgelingen
in den lande toegenomen en hebben deze liem in de
tweede kamer door meer geestverwanten omringd
De laatste dagen toonden nog duidelijk het tegendeel.
Om de proef niet <il te ongunstig te doen uitvallen
moesten de meest vreemdsoortige kunstenarijen te baat
genomen en onverdedigbare transaktiën met de reak-
tionnaire partij worden aangegaan, om voor vrienden
te doen doorgaan wie tot heden tegenstanders waren.
Eu vraagt men nu hoe brf mogelijk is dat de onophou
delijke uiteenzettingen van liet zelfde thema, de eentoo-
nige omschrijvingen van hetgeen de heer Groen eigenlijk
verlangt, nog niets hebben bijgedragen om zelfs het
geringste tot stand te brengen, dan geven wij tot ant
woord dat het antirevolutionaire stelsel nooit bet gebied
der zwevende theoriën verlaten zal en dat het, met hoe
veel scherpzinnigheid ook uitgedacht, op geene gezonde
I beginselen rust en derhalve bij toepassing geheel magte-
loos blijkt te zijn.
Indien dit juist is, zou meu dan niet mogen aannemen
dat bet meest negatieve, het meeste onvruchtbare ele
ment in rle tweede kamer reeds meer dan genoeg is
vertegenwoordigd
Wij herhalen het, wij beliooren niet tot hen die de
talenten van den heer Groen gering schatten.
De lezing zijner werken heeft ons door liet kernachtige
van zijn stijl, door het prachtige van zijn ziubouw, door
het verassende van zijne ontwijkingen waar hij in het
naauw gebragt is, menig genotvol oogenblik verschaft.
We hebben in der tijd zijn scherpzinnigheid be-wonderd
in zoo menig artikel van De nederlander.
Het stelsel van den heer Groen als stelsel van oppositie
hebben wij derhalve reeds sedert lang leeren kennen en
dagelijks kunnen wij het nog aanschouwen, maar dat
stelsel als regeringsbeginsel is in ons oog een onmoge
lijkheid.
Waartoe zou alzoo dan versterking zijner partij in de
kamer kunnen leiden. Tot het voeren van oppositie kan
de heer Groen den bijstand zijner vrienden ontberen; tot
het omverwerpen van het ministerie en het zamemstellen
van een ander uit zijne vrienden zullen de goessche
kiezers hem zeker niet helpen willen.
Of zouden zij tot de proef willen medewerken door
hem den heer Vader ter hulpe te zenden
Men zon den geest der zeeuwen miskennen zoo men dit
onderstellen wilde. Zij zullen veeleer hun vertrouwen
schenken aan mr. de Laat de Kanter, wiens karakter en
politieke rigting zij hebben leeren kennen en waarderen.
Tot zijne aanbeveling nog een woord te zeggen zouden
wij overtollig achten, na hetgeen wij vroeger ten zijnen
aanzien hebben in het midden gebragt. Maar niet geheel
overtollig is mogelijk onze poging om andermaal de kie- 1
zers op te wekken, getrouw te blijven aan het voorbeeld
dat zij dezer dagen gegeven hebben, opdat het andermaal
blijke dat zij het gewigt hunner taak beseffen en niet
bij overrompeling de zege worde behaald door eene
fraktie waarvan zij dit evenmin verwachten als wenschen.
De gedeputeerde staten dezer provincie hebben in
hunne vergadering van 17 dezer de volgende lijst vast
gesteld der te behandelen zaken in de aanstaande zomer
vergadering der provinciale statenwelke op dingsdag
den 5 julij zal geopend worden.
1. Het verslag1 van gedeputeerde staten omtrent den
toestand der provincie, over 1863.
2. Het onderzoek der geloofsbrieven van den heer
II. P. Winkelman te Vlissingen, nieuw gekozen lid der
provinciale staten in het hoofd-kiesdistrikt Middelburg,
ter vervanging van den heer D. Uijttenliooven, overleden.
3. Het koninklijk besluit van den 5 december 1863,
no. 50, houdende goedkeuring van de besluiten der sta
ten, vau den 6 november 1860, nos. 12 en 15: a. tot mag-
tiging van gedeputeerde staten tot den openbaren
verkoop van puin enz., afkomstig van de bestrating van
den weg van Neuzen naar Axel, van den weg tusschen
Zierikzee en het Zijpe en van eenige wegen in het voor
malig vierde distrikt dezer provincie en b. tot wijziging
der begrooting van de enkel provinciale en huishoude
lijke inkomsten en uitgaven voor de dienst van 1864.
4. De koninklijke besluiten, houdende toepassing van
art. 36 der wet op het lager onderwijs, voor zoo veel
betreft de buitengewone kosten van dat ouderwijs; als
a. van den 20 december 1863, no. 10, op de gemeente
Clinge, voor den bouw van een schoollokaal met onder
wijzerswoning in het onderdeel de Kautcr; b. van den
12 januarij 1864, 110. 60, op de gemeente Sas van Gent,
ter zake van den bouw van een nieuw schoollokaalc. van
den 22 april 1S64, no. 81, op de gemeente Watèrland-
kerkjo, voor den bouw van een schoollokaal met onder
wij zers woning; en d. van den 29 mei 1864, no. 4, op de
gemeente Borsselen, voor den bouw van een school
lokaal met onderwijzerswoning.
5. Een brief van den minister van binnenlandsche
zaken van den 2 februarij 1S64, no. 149, 5de afdceling,
houdende medcdeeling van het door den koning bepaald
aandeel der gemeeute Hoofdplaat, ter zake der kosten
van een te bouwen nieuw schoollokaal in die gemeente.
6. Een brief van den minister van binnenlandsche
zaken van den 2 februarij 1864, no. 150, 5de afdceling,
houdende kennisgeving van het door den koning bepaald
bedrag door de gemeente Hontenisse te voldoen in de
kosten van den bouw van nieuwe schoollokalen met
onderwijzerswon ingen aldaar.
7. Het kwadruplikaat der door de algemeene reken
kamer gearresteerde rekening van den betaalmeester te
Middelburg, wegens de provinciale fondsen, over 1862.
8. Eene mededeeling van gedeputeerde staten nopens
het besluit der staten van den 6 november 1863, no. 6,
tot het uitschrijven een er prijsvraag ter bekoming van
eenvoudige en nuttige inrigtingen voor lager onderwijs
en onderwijzers woningen. [Blijkens deze mededeeling
heeft de minister van binnenlandsche zaken te kennen
gegeven, dat de verlangde magtiging tot het uitschrijven
eener prijsvraag aan bezwaar onderhevig schijnt, omdat,
daargelaten dat door het geven dier magtiging de rege
ring zich zon binden aan hetgeen later zonder hare
medewerking zou worden bepaald, liet opleggen van ver-
pligting aan de gemeentebesturen te ver kan gaan. De
minister erkent evenwel dat de uitschrijving eener prijs
vraag op zich zelve nuttig schijnt, voor zoo ver zij leiden
kan tot het aannemen van zekere regelen voor het bou
wen van scholen en onderwijzerswoningen. Op grond der
ondervindingdatde gemeentebesturen,sehoon onvcrpligt,
gaarne de aangegeven regelen volgen, schijnt liet doel
echter, volgens den minister, even goed bereikbaar door
het openbaar maken van bouwplannen van wege de
provincie, hetgeen zonder tusschenkomst der regering
geoorloofd is. Naar aanleiding van dit g-evoelen van den
minister hebben gedeputeerde staten de ten jare 1862
benoemde kommissie uit hun midden uitgenoodigd, om
te willen bevorderen dat de haar toen opgedragen taak
betreffende het bespreken van het met deze aangelegen
heid in verband staande onderwerp met den hoofdinge
nieur van den waterstaat en inspekteur van het lager
onderwijs, tot afdoening worde gebragt, waartoe de
medewerking dier hoofdambtenaren is ingeroepen.]
9. Eene mededeeling door den voorzitter omtrent de
regeling der zaken van de kalamiteuse polders.
10. Eene mededeeling van gedeputeerde staten ten
aanzien van de vrijverklaring door eenige kalamiteuse
polders. [Hierin wordt kennis gegeven dat de polders
Hoedekenskerke, Oud-Noord-Beveland, Magdaleua (Bier
vliet) en Koude opgehouden hebben kalamiteus te zijn.]
11. Eene mededeeling van gedeputeerde staten van
de door dat kollegie verleende rentelooze voorschotten
tot verbetering van wegen. [Behalve de aanvragen om
rentelooze voorschotten tot verbetering van wegeu, in de
jongste najaarsvergadering medegedeeld, zijn later nog
aanvragen ontvangen vau burgemeester en wethouders
van Kortgcne, tot begrinding van een gedeelte dijks
van den stadspolder, beginnende aan den kaai-opril en
sluitende aan den provincialen veerdam; van burge
meester en wethouders van Middelburg, tot begrinding
van den weg loopende over den Zaagmol en dijk, van den
in 1861 door bet gemeentebestuur van Arnemuiden
aangelegden grindweg naar den straatweg vau Middel-
burg naar het Sloe; van burgemeester en wethouders
van Brouwershaven, tot begrinding van den weg ten
zuidwesten dier gemeente, loopende van den Schenders-