OURAN T.
N° 90.
r
Dingsdag
7 Junij.
Editie van maandag avond 4 urtf.
Middelburg 6 junlj.
I)E VERKIEZING IN HET KIESDISTRIKT MIDDELBURG.
Dingsdag den 14 junij 1864 zijn ook in het kiesdistrikt
Middelburg de stembussen geopend, alzoo in al de ge
meenten van het eiland Walcheren en van de kantons
Sluis, Oostburg, Axel en Hulst, ditmaal voor het eerst,
met inbegrip van de gemeenten Hontenisse en Ossenisse,
ter ontvangst van de stembriefjes der kiezers, geroepen
om een afgevaardigde ter tweede kamer van de staten
generaal te benoemen voor het met september 1864
ingaande vierjarig tijdvak. Sedert november 1848 werd
het nu aftredend lid mr. D. van Eek door dit kiesdistrikt
benoemd, en naar de algemeene verwachting zal ook
thans deze afgevaardigde worden herkozen.
Hoe algemeen die verwachting ook zij, mogen de
kiezers toch wel overwegen, dat het van het grootste
belang zij zich rekenschap te geven van de redenen tot
verkiezing en vooral nu iu grooten getale ter stembus
op te komen.
Beknoptelijk wenschen wij een en ander te bespreken.
De heer mr. D. van Eek is een bekwaam, ijverig en
vooral eerlijk liberaal volksvertegenwoordiger, die van
al deze voortreffelijke eigenschappen de meest ondub
belzinnige bewijzen heeft gegeven, gedurende de lange
reeks van jaren dat hij de hoogste belangen des vader
lands behartigde, en evenzeer die van Zeeland, waar
deze met de algemeene belangen overeenstemden en bij
de wetgevende magt in behandeling kwamen.
De bijbladen der Staatscourant geven daarvan in
iedere zitting het meest onbetwistbaar getuigenis. En
in de afdeelingen èn bij de openbare diskussiën behoort
de heer van Eek tot de steeds tegenwoordige en wakkere
vertegenwoordigers, die de liberale beginselen onzer
grondwet krachtdadig handhaven.
Gedurende ruim 15 jaren dat hij deel maakte van het
hoogste staatskollegie, is hij immer konsekwent gebleven
aan zijne beginselen en heeft, zonder aanzien van per
sonen, bij iedere gelegenheid den ruiterlijken weg bewan
deld om die beginselen voor te staan. Eigene belangen
en bijzondere belangen van vrienden en geestverwanten
stonden bij hem op den achtergrond. Ieder, die zijn
gedrag heeft nagegaan, zal dit getuigenis bevestigen.
Alleen het publiek belang, in ruimen zin opgevat, was
zijn rigtsnoer.
Onafhankelijkheid van wien ook en zelfstandigheid
van karakter, daarvan getuigt menige redevoering,
menig amendement, menige stemming. Eenparig is het
oordeel zijner medeleden over zijne staatkundige eerlijk
heid en regtschapenheid, terwijl zijne veelzijdige kennis
gedurende zijn löjarig parlementair leven, als uit den
aard der zaak belangrijk toegenomen, hem een allezins
nuttig lid der wetgevende magt doet zijn, die aller
hoogachting heeft verworven.
Wanneer een kiesdistrikt het voorregt heeft zoodanig
afgevaardigde te bezitten, dan mag het wel alles aan
wenden niet slechts om dien afgevaardigde, welke zich
zoo gunstig van velen onderscheidt, te behouden, maar
ook om hem een blijk te geven dat het kiesdistrikt zijne
loffelijke parlementaire werkzaamheden waardeert en
om hem ook tegenover zijne medeleden der tweede
kamer een welverdiend en schitterend bewijs van voort
durend vertrouwen en sympathie te verleenen. Dit
laatste kunnen de kiezers doen door talrijke opkomst en
alle onverschilligheid af te leggen, die helaas! de neder-
landschc kiezers nog niet algemeen heeft verlaten, hoe
zeer toch hunne hoogste, maatschappelijke belangen bij
het verkiezingswerk zijn betrokken, en andere natiën
hun meer en meer het voorbeeld geven hoe zij het belang
der verkiezingen begrijpen en waarderen.
Eene talrijke opkomst der kiezers zal dezen waardigen
afgevaardigde, die steeds naar zijne vaste overtuiging
handelde en zijn tijd en krachten, met veeljarige
achterstelling van zijne persoonlijke belangen, in ruime
mate aan de hem opgedragen taak besteedde, nieuwe
kracht schenken om ten nutte van Nederland werkzaam
te blijven en in de tweede kamer dien invloed uit te
oefenen, welken veeljarige oefening, strenge eerlijkheid,
heldere voorstelling der gewigtige vraagpunten die te
beslissen zijn, en gemak van uitdrukking nimmer
nalaten in groote vergader! :igi te verschaffen, vooral
wanneer die, bij nieuwelingen óf niet dadelijk te ver
wachten óf althans onzekere en in ieder geval zeldzaam
vereenigde, eigenschappen vergezeld gaan van eene
krachtige ondersteuning der kiezers, die blijk geven
van staatkundig leven en belangstelling in 's lands zaken.
Wij zijn te meer opgewekt geworden, om het parle
mentair gedrag van den heer van Eek te herinneren,
met verwijzing naar de bijbladen der Staatscourant, om
dat een liberaal orgaan, dat het oudste is der tegenwoor
dige nederlandsche dagbladen in den schier dagelijk-
schen en konsekwenten strijd voor vooruitgang en staat
kundigeonbekrompenheid, een blijk van geringschatting
van den heer van Eek als volksvertegenwoordiger heeft
gegeven, welke onze zeeuwsche afgevaardigde volstrekt
niet verdient.
De Arnhemsche courant staat evenwel alléén in haar
gevoelen omtrent den heer van Eek, dien zij vergelijkt
bij een uurwerk, dat niet immer gelijken tred zou houden
met tien toongevers, door de Arnhemsche courant als
juiste uurwerken geijkt. Wij erkennen gaarne dat bij
het bestaan van staatkundige partijen, deze hunne eischen
hebben, maar indien de Arnhemsche courant de indivi
duele zelfstandigheid geheel wil oplossen in de partijf
dan verstaat zij iets anders onder bet woord „partij" dan
wij daardoor verstaan.
Eene staatkundige partij, die eenheid van doel en in
alles eenheid van middelen voorstaat, wordt door de
eigenlijke liberalen in geen land gevormd. In zóó verre
vertegenwoordigen de liberalen meer eene rigting dan
eene aaneengesloten partij. Zij, die onder de liberalen
zich naauwer vereenigen ter bereiking van meer bepaalde
doeleinden, na voorafgaand overleg over de middelen,
kunnen meer uitsluitend eene staatspartij vormen. Dat
zoodanige partij bestaat van den kant der liberalen,
wordt door sommigen hunner meer gewenscht dan het
hun gelukt is ze zamen te stellen. Vordert de Arnhem
sche courant al te groote opoffering van eigen meening
omtrent de middelen, ter bereiking van overigens ge
meenschappelijk beoogde doeleinden, dan zal ook zij niet
ligt slagen zoodanige partij voor geruimen tijd zamen te
stellen. Ouze zeeuwsche afgevaardigde heeft althans te
veel blijken van zelfstandigheid gegeven dan dat hij
zich ooit daarbij zou aansluiten. Aan het liberalisme
van den heer van Eek valt niet te twijfelen, evenmin als
aan zijne onafhankelijkheid in de keus der middelen om
zijne overtuiging ingang te doen verschaffen.
De aanval der Arnhemsche courant is niet alleen on
staatkundig en onhandig, maar zij is tevens hoogst onbil
lijk en niet vrij van coteriegeest.
Het is ontstaatkundig, om een liberaal, die gedurende
15 jaren niet éénmaal stemde ten nadeele van eenig
liberaal beginsel, gering te schatten en van zich te ver
wijderen. Herinnerden de onafhankelijke liberalen zich
niet wat zij aan de liberale zaak zijn verschuldigd en
werden zij daardoor niet weêrhouden voor alsnog, om
hunne grieven tegen enkelen te opperen, de aanvaller in
de Arnhemsche courant zou waarlijk nog meer reden
hebben om zijn aanval te betreuren, dan hij toch reeds
behoort te hebben, daar hij onder alle liberale orga
nen alléén staat in zijne miskenning van den heer van
Eek. Het is ook onhandig tegenover de tegenpartij, om
het zuiver liberalisme voor te stellen als slechts door tien
der aftredende kamer-leden vertegenwoordigd. Gelukkig
is dit ook onjuist, en is het getal veel aanzienlijker, al
telt men de immer vlottende leden niet mede en al stelt
men de konservatieven scherp tegenover de libera
len. De laatsten vormen geene coterie, maar bekooren
tot de nationale rigting. Vooral is de aanval jegens den
heer van Eek onbillijk, en om dit aan te tooneu moeten
wij het bijblad der Staatscourant nu toch opslaan, om
feiten te stellen tegenover een kwaadluimigen aanval óf
van een jeugdig, oubedreven strijder, óf van een in zijne
eigenliefde gekwetsten alouden bondgenoot, in ruimen
zin genomen.
Het doet ons leed, dat het opteekenen van hetgeen ons
van de wakkerheid van onzen zeeuwsehen afgevaardigde
voor den geest komt, tevens niet altijd strekt tot lof van
het kleine getal, door de Arhemsche courant geijkt. Zij
zelf is oorzaak dat dit te dezer gelegenheid bij onze
retrospektieve beschouwing zal in het licht vallen.
Bij voorkeur bepalen wij ons tot hetgeen uit de open
bare beraadslagingen blijkt. Bij alle gewigtige wetsont
werpen ontmoeten wij den heer van Eek sedert 1849
onder de woordvoerders en stemmers voor de liberale
beginselen, evenzeer als bij menig adres van antwoord
op de troonrede, en menige motie van orde.
Sedert de april-beweging van 1853 stemt hij tegen de
politiek der reaktionaire eu halfslachtige ministeriën,
doch verwerpt niet bij speciale maatregelen het goede,
dat het bestaande ministerie mogt voorstellen.Hij spoorde
zelfs aan om eene motie van wantrouwen voor te stellen,
toen andere liberalen nog aarzelden.
Geldt het de toepassing en uitvoering van liberale
beginselen bij regeringsdaden, dan zal men weinigen
vinden, even wakker als de heer van Eek. Menig veron
gelijkte, menig verdrukte vond in hem een warm verde
diger, wanneer de adressen, ter tweede kamer ingekomen,
van willekeur of onwettigheid deden blijken, of bijaldien
buitendien daarvan bleek.
Reeds in 1849 of 1850 heeft de heer van Eek de rege
ring geïnterpelleerd over verkorting van de regten van
officieren om door middel van de drukpers hunne ge
dachten te openbaren. Wie der liberalen ondersteunde
toen zijn voorstel
In 1863, bij de behandeling der begrooting, is de heer
van Eek de zelfde en bestrijdt hij ter zelfder zake den
minister van oorlog, toen in overeenstemming met den
heer van Heukclom.
In 1858 handhaafde de heer van Eek ook het grond
wettig regt der ambtenaren oin van art. 8 der grondwet
gebruik te maken, en werd door den heer van Bosse
bestreden, die echter later als minister introk wat de
heer Vrolik te dier zake had verordend.
In zake van de klagt over het gevangenhouden en
vervoeren van den zoogenaamden graaf d'Homhres naar
Frankrijk, waarbij de justitie de persoonlijke vrijheid en
het brievengeheim weinig had ontzien, bleek vooral hoe
de heer van Eek alléén beginselen zocht te handhaven,
terwijl andere liberalen meer streefden, om den minister
Olivier te steunen.
Bij het wetsontwerp over de bevordering en het ont
slag der officieren strijdt de heer van Eek vooral tegen
de bepaling, welke de officieren in het aangaan van een
huwelijk geheel onderwerpt aan de willekeur der admi
nistratie.
Jaren lang en wederom alléén heeft de heer van Eek
gestreden tegen het sluiten der poorten van vestingen
in vredestijd. Eindelijk heeft het departement van oor
log toegegeven. De Haagsche courant roemde onlangs
Nederland, en tcegt, dat het in dat opzigt was vóór-
gegaan aan Frankrijk, dat zich had beroemd het eerst
het bedoelde beginsel te hebben ingevoerd. Wat de
Haagsche courant niet zeide, was dat de heer van Eek
onvermoeid op dat beginsel had aangedrongen. Voort
durend ontmoeten wij ook dien afgevaardigde bij het
uitlokken van eene policiewet, ten einde willekeur te we
ren. Hij stemde de begrootingen van den minister Boot
en Olivier af, omdat zij, zulk eene wet toezeggende,geen
verder gevolg aan hunne beloften hebben gegeven.
Afschaffing der kollatiën is een gevolg van een voor
stel van den heer van Eek, die ook al wederom alléén den
moed had, de kerkelijke gemeenten ook genoegzaam
mondig te verklaren, om zelfs de partikuliere kollatiën
af te schaften.
In het streveu naar de scheiding van staat en kerk
vindt men den heer van Eek, met de heeren Metman,
L. D. Storm en Wichers steeds vóóraan. Hij stemde
vroeger de begrootingen af om dat doel te bereiken, en
doet zulks ook nog, zoo als den 26 november 1863 aan
de ministers van der Maesen en Oiivier is gebleken.