staten generaal.
TWEEDE KAMER.
Memorie van beantwoording.
Verhooging van het Vide hoofdstuk der staatsbegrooting
voor 1864.
De minister van marine, geen deskundige zijnde, zal
bij de beantwoording van het verslag niet treden in vele
beschouwingen over den loop der werkzaamheden van
het dok, en of er al dan niet misslagen zijn begaan. Hij
betreurt de ondervonden teleurstelling niet minder dan
die leden der vertegenwoordiging, welke de bezwaren
opperden; maar hiermede wordt de zaak niet verholpen.
Hij heeft zich dus de vraag gesteld, of men in de tegen
woordige omstandigheden van het dok zou moeten afzien,
dan wel of men nog eene poging moet aanwenden om
het te herstellen.
Hoewel het rapport der dokkommissie gunstig was
voor de herstelling, raadpleegde hij andere deskundigen
en besloot hij het gevoelen in te winnen van eene onpar
tijdige kommissie, zamengesteld uit met roem bekende
ingenieurs van ons vaderland en waarvan de'voorzitter
niet tot den waterstaat had behoord. Het rapport dier
kommissie, aan de kamer overgelegd, vestigde bij den
minister de overtuiging, dat de herstelling van het dok,
zoo al niet zeker, toch mogelijk was; hij werd in zijn
gevoelen gesterkt door hetgeen hij van andere zijden
vernam.
Aanzienlijke sommen te vragen, welke voor eene aan
neming a forfait zouden vereisckt worden, en die voor
zeker niet in vergelijking zouden komen bij de gevraagde
270.000, daarvoor deinsde hij echter terug, te meer daar
bij hem de meening zich bevestigde, dat de bodem van
het dok ook niet zoo zwak is als men thans dit wil doen
voorkomen.
Wie zou echter de verantwoordelijkheid van den goe
den uitslag op zich willen nemen, en wat zou eene der
gelijke verantwoordelijkheid te beteekenen hebben? In
Japan welligt, maar hier te lande niets. De minister zou
aan die verantwoordelijkheid geene grootere waarde
kunnen hechten dan aan de eenstemmige verklaring dei-
beide kommissiën, dat het dok kan hersteld worden op
de wijze zoo als in de rapporten is uitgedrukt.
De minister stelt weinig vertrouwen in de Uiting dei-
publieke opinie over het dok; van verschillende kanten
zijn bij hem adviesen ingediend, welke bij onderzoek
bleken geene meerdere waarde te-bezitten dan het bewijs
te hebben geleverd der goede bedoelingen van de inzen
ders, waaraan hij gaarne hulde brengt door openlijk dank
te zeggen voor den belangloozen ijver waarmede zij zich
die moeite hebben getroost.
Betreffende de bi] het verslag gevraagde inlichtingen
wordt door de dokkommissie gezegd: „In Ï865 zal
hoogst waarschijnlijk niet eene uitgaaf van/135.000 voor
het beoogde doel gevorderd worden. Onder de aange
vraagde som van 270.000, waarvan op de dienst van
1864 de eerste helft wordt gebragt, behoort toch een
belangrijk gedeelte dat als onvoorzien werk is geraamd.
Dat gedeelte is als maximum te beschouwen, zoo dat het
zeer waarschijnlijk niet geheel noodig is; te minder nu
de tweede kommissie blijkens haar rapport oordeelt, dat
de werken tot herstel van het nieuwe dole van minderen
omvang kunnen zijn dan wij hebben voorgesteld.
„Overigens komt de som van ƒ270.000 niet groot voor,
met betrekking tot het gebied der uitgaven voor de dok-
werken en het kolossale en hoogst belangrijke van het
nieuwe dok. Staat men de voor het herstel benoodigde
gelden niet toe, dan zijn al de reeds voor dat dok ge
maakte kosten als verloren te beschouwen.
„Na de afdamming van het dok, waarvan de kosten
onder de in het verslag gestelde som van ƒ1.268.954,75
begrepen zijn, werden geene andere kosten aan het dok
besteed dan de weinig beduidende gelden, vereischt tot
het onderzoek van de gevolgen van de ramp."
De leden, welke de vergrooting van het bestaande
drooge dok te Ylissingen voorstaan, schijnen er geheel
mede onbekend te zijn, dat de reconstructie van dat dok
met de grootst mogelijke inspanning is volbragt.
Dit dok, midden in de stad gelegen, is door woningen
omgeven, en bij het behouden van de zelfde diepte voor
den dolcvloer heeft men moeite gehad die woningen voor
instorten te bewaren, en zijn er aanmerkelijke sommen
als schadevergoeding aan de eigenaren uitbetaald.
Ten gevolge van het zich daar vertoonende loopzand
heeft men de fundering onder de schipdeur minder zwaar
moeten maken, daar men niet op behoorlijke diepte heeft
kunnen graven.
Behalve de plaats voor de schipsluis, is het dok geheel
van hout zamengesteld en heeft men dan ook in den be
ginne getracht de vloeren van het dok tot drooghouding
te kalifaten. Dit was echter niet mogelijk; ook perstede j
vloer op, zoo dat men dien heeft moeten openmaken, en
tot heden is die vloer open. Daar nu bij hoog springtij j
slechts op een diepgang van 5,00 ned. el kan gedokt wor
den, zoo zou, wilde men naar behooren dienst van het
dok verwachten, de geheele dokbodem, als ook de funde
ring van de schipdeur, dieper behooren te worden ge
bragt en gesteld dat men zich door het loopzand kon
heenwerken, waarvoor toch ruimte noodig is, dan zou
men dienen aan te vangen met een dertigtal woonhuizen
te onteigenenin één woord, een droog- dok van behoor
lijke diepte te Ylissingen, op de plaats van het bestaande,
zou nog kostbaarder zijn dan dat te Willemsoord.
Eene andere vraag is het, of er te Ylissingen een goed
droog dok zou zijn te vervaardigen, en hierop kan men vol
gens verkregen ondervinding toestemmend antwoorden.
In 1809 hebben, zoo als bekend is, de engelscken Vlis-
singen bezet, en bij de ontruiming- der vesting- lieten zij
de beschoeijing van het natte dok springen, zoo dat de
fransche regering het natte dok geheel droog heeft laten
maken, om de schade te herstellen. Alstoen is gebleken
dat de bodem van het natte dok uit zware klei bestond,
en de put, die eene zeer groote oppervlakte besloeg, met
zeer geringe middelen was droog- te houden.
Voor de beide groote hellingen tot aanbouw heeft het
dok eene diepte van één el meer dan de drempel van de
zeedoksluis, en zou dit de plaats kunnen zijn waar een
of meer drooge dokken konden gemaakt worden.
Ten opzigte van het maken dier drooge dokken stemt
de minister echter overeen met het gevoelen van de
leden der kamer die hebben aangevoerd dat de minder
veilige ligging van Ylissingen een hoofdgrond oplevert
tegen het uitvoeren van belangrijke maritieme werken
aldaar.
De minister blijft dus bij zijn geuit gevoelen, dat het
van overwegend belang moet geacht worden het dok te
Willemsoord te herstellen op de wijze als door de kom
missie is voorgesteld, en betreurt het dat de tweede ka
mer niet heeft kunnen besluiten het ontwerp af te doen,
omdat uitstel in de behandeling ten gevolge zal hebben
dat het saizoen ongebruikt verloopt en de werkzaamhe
den een jaar moeten worden uitgesteld, hetgeen 't zal
naauwelijks behoeven te worden gezegd nadeelige
gevolgen kan hebben voor het werk, en ook omdat de
behoefte aan een tweede drooge dok te Willemsoord
zich dagelijks meer doet gevoelen.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van 1 junij. Missives gedeputeerde staten,
goedkeuring raadsbesluitenpensioen hoofdonderwij
zeres school B; adres K. J. H. Wasch, verzoek berg
plaats doorloopend krediet; overgelegde rekeningen; ver
nieuwing gevel gebouw hoogere burgerschool; benoeming
hoofdonderwijzeres school B; idem stembureau verkiezing
leden tweede kamer; krediet restitutie reiskosten solli
citanten betrekking hoofdonderwijzeresinterpellatie
schade Spuistraat.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de heeren Galand, ongesteld, van Deinse en
Fokker, uitlandig.
De notulen der vorige zitting gelezen en gearresteerd
zijnde, worden de volgende mededeelingen des voorzit
ters van ingekomen stukken voor kennisgeving aange
nomen:
a. berigt van verhindering der genoemde afwezige leden;
b. een tweetal missives van gedeputeerde staten van
den 13 en 27 mei, houdende goedkeuring der raadsbe
sluiten tot onderhandsche verhuring van gemeentegrond
en tot af- en overschrij ving van verschillende posten uit
de onvoorziene uitgaven. De tot deze af- en overschrij
ving betrekking hebbende stukken zijn gesteld in handen
van den gemeente-ontvanger.
Voorts is voorgelezen eene missive van gedeputeerde
staten aan burgemeester en wethouders, waarin wordt
kennis gegeven dat bij koninklijk besluit van den 8 mei
aan mevrouw wed. RochatRoland-Chedaneau, gewezen
hoofdonderwijzeres op de school voor gewoon en meer
uitgebreid lager onderwijs voor meisjes, een pensioen
ten laste van den staat is verleend, ten bedrage van
ƒ1000, ingaande met 1 april. Van dit pensioen komt een
derde gedeelte ten laste der gemeente, waarop voortaan
bij het opmaken der begrooting zal behooren te worden
gelet, terwijl het gedeelte voor het loopende jaar uit de
onvoorziene uitgaven, na bekomen goedkeuring, zal ge
vonden worden.
De voorzitter legt over een adres van K. J. H. Wasch,
gepatenteerd koopman in meel alhier, houdende verzoek
om op den eersten bovenzolder van het pakhuis op den
Kinderdijk, wijk P no. 89, eene bergplaats voor gebuild
meel in doorloopend krediet te mogen hebben. De adres
sant wiens gelijkluidend verzoek in de maand februarij
jl. door den raad, op gfond van het advies van den kon-
troleur, werd afgewezen herhaalt dit verzoek, uit
hoofde liij tot vooruitbetaling eener aanzienlijke belasting
ten tijde dat hij groote inslagen moet doen niet in staat
is, zoo dat hij daarom moet nalaten iets wat hem anders
groot voordeel zou opleveren. De bezwaren van den
kontroleur worden door hem bestreden, terwijl hij zich
ten slotte beroept op het wenschelijke om alles te doen
wat mogelijk is om den handel alhier te verlevendigen,
tot bevordering waarvan zijns inziens de inwilliging van
zijn verzoek strekken kan.
Andermaal is op dit adres het advies van den kontro
leur ingewonnen, die zich refereert aan zijn in januarij
uitgebragt rapport en zich op nieuw met nadruk tegen
de inwilliging van het verzoek meent te moeten verkla
ren. De beraadslaging is aangehouden.
De rekening der plaatselijke kommissie van genees
kundig onderzoek en toevoorzigt, sluitende met een
saldo van ƒ3,15, is goedgekeurd.
Ter inzage voor de leden wordt gelegd, om later in het
archief te worden bewaard, een afschrift der rekening
benevens een specifieke staat van gedane uitgaven dei-
kommissie van bestuur over de geneeskundige school.
Een afschrift der rekening van de uitgaven voor den
straatweg tusschen Middelburg en Ylissingen, met een
batig saldo van 289,99J, is goedgekeurd; komende van
genoemd saldo de helft aan ieder der beide genoemde
gemeenten.
Voor kennisgeving is aangenomen de mededeeling des
voorzitters, dat burgemeester en wethouders aan den
minister van binnenlandsche zaken hebben voorgesteld
om het van de aanbesteding der hoogere burgerschool
in de St. Pieterstraat overschietende geld te besteden
tot vernieuwing van den gevel van dat gebouw, waarop
zijne excellentie magtigingheeft verleend om dien gevel
geheel te venieuwen, waarmede de aannemer bij onder
handsche overeenkomst is belast.
Wordt overgegaan tot de benoeming van eene hoofd
onderwijzeres op de school voor gewoon en meer uitge
breid lager onderwijs voor meisjes, en van een bureau
van stemopneming voor de aanstaande verkiezing van
leden voor de tweede kamer der staten generaal.
Vooraf geschiedt voorlezing van de namen der sollici
tanten, welke aan het examen hebben deelgenomen, en
van de door burgemeester en wethouders opgemaakte
voordragt, waarop zijn geplaatstmejufvrouw S. J. C. Gerth
van Wijk, hoofdonderwijzeres aan eene bijzondere dag
en kostschool voor meisjes te Wijk bij Duurstede; mej uf
vrouw S. C. Tak, waarnemend hoofdonderwijzeres alhier,
en mejufvrouw S. D. ten Cate, hoofdonderwijzeres aan
eene bijzondere school te Arnhem.
Tot de benoeming overgaande is benoemd mejufvrouw
S. J. C. Gerth van Wijk, met 8 stemmen, terwijl de 6 ove
rige stemmen op mejufvrouw S. C. Tak werden uitgebragt.
Tot leden van het stembureau zijn gekozen de heeren
A W. Snouck Hurgronje en van Visvliet, en tot plaats
vervangers de heeren Lantsheer, van Uije en Rekker,
die zich deze benoeming laten welgevallen.
Op voorstel des voorzitters is, zonder hoofdelijke om
vraag, besloten uit de fondsen der scholen een krediet
van 100 te verleenen voor vergoeding der reiskosten
der niet benoemde onderwijzeressen, die aan bet examen
hebben deel genomen.
De heer Sifflé vraagt eenige inlichtingen omtrent de
schade in de Spuistraat door het onder water loopen in
de vorige week toegebragt. De voorzitter antwoordt
dat hieromtrent nog niets met zekerheid te zeggen is,
doch dat volgens het kontrakt de aannemer tot herstel
dier schade verpligt is. De zaak heeft zich evenwel niet
toegedragen zoo als men dit uit de courant of langs
anderen weg schijnt te hebben vernomende sluisdeuren
zijn niet te vroeg weggenomen, maar de wind is opge
stoken zonder dat iemand dit heeft kunnen voorzien,
terwijl het wegnemen dier deuren noodig was om het
Spui te kunnen dempen. De schade moet echter niet
groot wezen, zoo dat hierover wel geene moeijelijkheden
met den aannemer zullen ontstaan. Na deze mededee
ling is de openbare zitting gesloten.
SNELI'ERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.