MIDDELRURGSCHE
C O U R A N T.
N°' 85.
Zondag
1864.
29 Mei.
\xK.\S i
Editie van zaturdag avond A ure.
De burgemeester en wethouders van "Vlissingen,
maken bekend, dat de Kermis of Jaarmarkt in die
gemeente dit jaar invalt op den 18 julij en eindigen zal
den 23 daaraanvolgende.
Ter bekoming van standplaatsen zullen belangheb
benden zich moeten aanmelden bij de Marktmeesters.
Vlissingen, den 27 Mei 1864.
De burgemeester en wethouders voornoemd,
J. W. CALLENFELS.
De secretaris,
T. C. DOMMISSE, 1. s.
ötrtrtenlanïr.
Middelburg 28 mei.
Op de voordragt ter vervulling der vakature van hoofd
onderwijzeres op de school voor gewoon en meer uitge
breid lager onderwijs voor meisjes alhier zijn geplaatst
mejufvrouw S. J. C. Gerth van Wijk, hoofdonderwijzeres
te Wijk bij Duurstede; mejufvrouw S. C. Tak, waarne
mend hoofdonderwijzeres alhier; en mejufvrouw S. D.
ten Cate, hoofdonderwijzeres te Arnhem.
De Staatscourant van gisteren bevat de ministeriële be
schikking, waarbij in de hoofdkiesdrikten Hoorn, Alk
maar, Haarlem, Amsterdam, Middelburg, Goes en Zierikzee
de onderkiesdistrikten zijn aangewezen.
Door de in het hoofdkiesdistrikt Leeuwarden bestaande
liberale kiezersvereeniging De grondwet is tot kandidaat
voor het lidmaatschap der tweede kamer gekozen de heer
A. van Assen, lid van den gemeenteraad en der provin
ciale staten van Leeuwarden. Men verneemt echter, dat
hij om bijzondere redenen voor de kandidatuur heeft
bedankt.
Volgens de Kamper courant wordt de kandidatuur van
den heer dr. E. C. Buchner voor het hoofdkiesdistrikt
Haarlem ook in de Zaanstreken ondersteund.
De heer A. Winkler Prins, predikant, te Veendam, is ook
door de kiesvereeniging de Grondwet te Winschoten
met algemeene stemmen kandidaat gesteld voor het
lidmaatschap der tweede kamer.
Men schrijft ons uit 's Gravenhage van 25 mei
„Bij gebreke van algemeen nieuws is het misschien
niet ongepast, dat ik dezen tijd van stilte waarneem
om enkele punten van den toestand dezer residentie te
bespreken, zaken die niet aan tijd of uur gebonden zijn
en die bezwaarlijk onder de rubriek „nieuwstijdingen"
kunnen gerangschikt worden, maar wier kennis toch
voor hen, die buiten af staan, niet onbelangrijk is, wan
neer zij zich de physionomie der stad willen voorstellen.
„De bevolking is hier in de laatste maanden hevig
geteisterd door de pokken, die als naar gewoonte het
ergst onder de kinderen woedden, doch ook de volwas
senen niet spaarden. Ettelijke sterfgevallen zijn dien ten
gevolge voorgekomen en groot is het aantal gevakci-
neerde personen, die zich uit voorzorg hebben doen
revakcineren. Op het oogenblik schijnt de ziekte wat
minder te heerschen, doch zij is nog verre van verdwenen.
In het algemeen was het voorjaar hier zeer ongezond,
en zijn er zeer vele personen aan allerlei ongesteld
heden overleden. Een oud spreekwoord zegt„zachte
winters maken vette kerkhoven;" doch de afgeloopen
winter was een tijd lang streng genoeg en schijnt des
niettemin den dampkring niet van zijne ziekteverwek
kende bestanddeelen te hebben kunnen zuiveren.
„Maar niet alleen door de pokken worden mijne stad-
genooten bedreigd; zij hebben ook gevaar van de zijde
der honden te duchten. In weerwil van de vele gevallen
van hondsdolheid die in deze provincie zijn voorgeko
men, vindt het gemeentebestuur maar niet goed, om
eenigen maatregel van voorzorg tot bescherming der
burgers te nemen. In een ingezonden stuk in de Haag-
sche courant van heden wordt op dit,punt ten zeerste de
aandacht gevestigd en de schrij ver verzekert dat hij hier
reeds gevallen van bijtlustigheid onder de honden heeft
bijgewoond. Doch den Haag is het paradijs der honden
en het gemeentebestuur schijnt bepaald onwillig om iets
tegen die lievelingen te doen, want bij alle gelegenheden
en jaargetijden mogen zij vrij en frank rondloopen en de
inwoners verwonden of verscheuren, 't Is wonder dat hier
niet meer ongelukken van diJli aard voorvallen, want de
residentie is als het ware eene bondenstoeterijmen kan
nergens tien voetstappen zetten, of men ziet ten
minste één hond, maar doorgaans drie of vier. De raad
heeft echter vroeger eene hondenbelasting, het eenige
afdoende middel van bedwang, verworpen, en 't is dus
begrijpelijk dat bet dagelijlcsch bestuur de hand niet
aan zulke protégé's durft slaan. De bepaling dat karre-
honden gemuilband moeten zijn en niet los mogen loo-
pen, is, zoover ik weet, de eenige bescherming voor de
burgerij. De voorliefde voor de honden gaat zeer verre,
gelijk uit de volgende anekdote kan blijken. Toen het
ontwerp van hondenbelasting aanhangig was, kwam er
bij den raad een verzoekschrift tegen in, niet ondertee
kend door ingezetenen, maar zoo het heette, uitgegaan
van „de honden in den Haag;" en in plaats dat dit onbe
schaamde adres, dat eene flagrante bespotting van de
achtbaarheid van den raad was, met minachting zou zijn
ter zijde gelegd, werd het in aanmerking genomen en
schijnt het inderdaad tot de verwerping van de veror
dening te hebben bijgedragen.
„Wij zullen dus denkelijk op eene bescherming van
ons leven en gezondheid tegen de honden nog even
lang moeten wachten als op het afbouwen van onzen
stadstoren. Dat werk is eenmaal begonnen, maar wan
neer het geëindigd zal zijn, geloof ik dat niemand weet.
In 1853 of 1854 werd er eene kplossale stelling om heen
geslagen, die nu nog staat en zwart ziet van ouderdom.
Eeu gansch geslacht is opgewassen, dat den toren nooit
zonder zijne houten krinoline gezien heeft. De kinderen,
die toen misschien naar het timmeren der stelling keken,
staan nu als miliciens onder de wapenen. Wat er eigen
lijk aan den toren te doen was, is niet zeer duidelijk.
Jaren lang zag men er bijna niet aan werken; eerst
verleden jaar werd de oude spits er afgenomen en begon
men eene nieuwe opengewerkte spits van gegoten ijzer
er op te zetten. Yele jaren achtereen is ook het toren
uurwerk in de war; nu eens hoort men het slaan en
spelen, dan weder niet; heel- en halfslag kan men niet
onderscheiden, en wanneer men zijn horlogie volgens de
stadsklok ten 12 uur gelijk gezet heeft, is het geen zeld
zaamheid dat men ten 1 uur tien minuten voor- of nagaat.
Kon men nu nog maar eenig ander publiek uurwerk in
deze stad vertrouwen, dan ware het bezwaar minder
maar alle hebben eene tijdrekening op hun eigen handje,
en wanneer men op een of ander uur eene plaats inneemt
die gunstig voor het gehoor gelegen is, kan men bet
genoegen hebben gedurende een klein kwartier altijd
het zelfde uur uit verschillende windstreken te hooren
slaan.
„Wij zullen eerlang eene groote aanwinst hebben in
het paardenspoor dat thans yan 's Gravenhage naar
Scheveningen gelegd wordt door eene maatschappij, met
den heer Goldsmid aan het hoofd, en dat langs het
kanaal en langs den scheveningschen weg zal loopen,
opdat de gaande en komende treiuen elkander niet
zouden belemmeren, maar ieder een afzonderlijken weg
kunnen volgen. Deze spoorweg voorziet letterlijk in
eene dringende behoefte die lang bestaan heeft, zoo dat
ik geloof dat hij uit een financieel oogpunt zeer goed
slagen zal. Tot nog toe kon men zich op vijf wijzen naar
Scheveningen begeven: 1. te voet, hetgeen (been en
terug) voor velen te bezwarend was en althans zeer veel
tijd roofde; 2. met rijtuig van een stalhouder, 'tgeen
velen van den middenstand te duur uitkwam, vooral
wanneer zij meermalen het uitstapje naar Scheveningen
deden; 3. met den omnibus, die bekrompen en benaauwd
was en zeer dikwijls de passagiers niet kon opnemeu
die zich aanmeldden; 4. met de zoogenaamde „snorwa-
gens", waarmede men inderdaad voor 10 of 15 cent de
reis kon doen, doch niet op het uur dat men wilde, maar
eerst wanneer de koetsier langzamerhand genoeg passa
giers [had opgevangen, terwijl het gezelschap, dat men
in die havelooze en ontramponeerde wagens aantreft, in
den regel van dien aard is, dat men zich schamen moet
5. de trekschuit, hier met haagschen zwier als de „gon
del" bekend, zoo dat het mij verwondert dat het kanaal
nog niet in „lagune" of „adriatische zee" herdoopt is.
Dit laatste vervoermiddel is het verkieslijkste van alle
en zeer goedkoop, doch de vaart duurt (gelijk men van
trekschuiten gewoon is) te lang voor onzen tegenwoor-
digen stoomgeest, en de afvaartplaats ligt zoo aan de
uiterste grenzen der stad, dat menigeen, vooral in de
zomerwarmte, tegen de verre wandeling opziet, die hij
moet afleggen om daar te komen. De spoorweg daaren
tegen schijnt zijn station op de Plaats, dus.in het hart
der stad en voor iedereen nagenoeg even ver, te zullen
hebben.
„Of misschien niet volkomen even ver, maar voor den
een wat verder dan voor den anderen, want er worden
hier aanhoudend nieuwe wijken bijgebouwd, die de gren
zen, welke de stad tot nog toe had, geheel veranderen.
Na dat zij zich door den aanbouw van het Willemspark
had uitgezet, is daar nu nog eene nieuwe wijk bijgeko
men, terwijl men bij het spoorwegstation bezig is ver
scheidene nieuwe straten aan te leggen. Bijna al die
huizen zijn van hooge huurprijzen, zoo dat de aanwas
van bevolking der residentie voornamelijk uit rijke lui
schijnt te bestaan. Dit is zeker voor kooplieden en leveran
ciers een gunstig verschijnsel, doch er is groot gebrek
aan woningen van betrekkelijk matigen prijs voor den
middenstand, en velen, vooral zij die talrijke gezinnen
bezitten, zijn genoodzaakt veel hooger huur te verwonen,
dan zij eigenlijk in verhouding tot hunne inkomsten
missen kunnen.
„Of de huurprijs wat hooger of wat lager is schijnt
echter geen verschil te maken voor den hertog Karei
van Brunswijk, die, na lange jaren te Parijs gewoond te
hebben, nu hier gekomen is en een huis op ;den Korten
Vijverberg voor ƒ6000 'sjaars, naar men verzekert, ge
huurd heeft, waarin tot nog toe een meubelmagazijn van
de firma Sorel en Zoon gevestigd is. 't Is die zelfde hertog,
wiens beroemde diamanten-verzameling verleden jaar
door zijn kamerdienaar gestolen was, en, na weder aan
den dief ontnomen te zijn, door den regerenden hertog
van Brunswijk met beslag belegd is, als zouden die dia
manten eigenlijk aan de kroon van Brunswijk behooren.
Onze nieuwe stadgenoot was eenmaal zelf regerend hertog
vau Brunswijk, doch werd in 1830, toen hij nog pas 26 jaar
oud was, door zijne liefhebbende onderdanen verjaagd.
Dat het niet zonder gegronde redenen was, vindt men
uitmuntend beschreven in Deel II, blz. 245 van de „Ge
schiedenis van den jongsten tijd" door professor K. Hagen,
Sneek 1851. De regering wordt sedert dien tijd gevoerd
door zijn jongeren broeder Willem, dien de Stenden des
lands iii het begin van 1831 het hoog gezag opdroegen.
Sedert dien tijd schijnt hertog Karei een republikein
geworden te zijn, althans in woorden en proklamatiè'n,
't geen evenwel de poorten van zijn land niet voor hem
heropend heeft."
Benoemingen en besluiten.
belastingen enz. Op verzoek eervol ontslag verleend
aan den heer G. H. Andreae, uit zijne betrekking van
bewaarder van de hypotheken, het kadaster en de scheeps-
bewijzen te Leeuwarden, behoudens aanspraak op pen
sioen; alsmede aan den heer W. C. de Crane, uit zijne
betrekking van ontvanger der registratie en domeinen
te Kuilenburg.
Benoemd tot ontvangers der direkte belastingen en
akcijnsente Beek c.a. (Limburg) de heer It. H.L. Vrijens,
thans in de zelfde betrekking te Waubach; en te Zalt-
bommel c. a. de heer J. G. Coenen, thans in de zelfde
betrekking te Epe c. a.; te Neer c. a. de heer W. H. G.
van Santen, eervol ontslagen meter-taxateur van den
turf, op wachtgeld; en te Gorredijk c. a. de heer J. ïlab-
bema, thans in de zelfde betrekking te Sloten c. a.