Landbouw en Veeteelt in Zeeland. historiestudie, een achtbare reeks van geniale auteurs (ook vrouwelijke), op wier bezit elk der toongevende natiën van Europa billijkerwijze roem zou dragen. 't Is inderdaad te bejammeren dat wij van zooveel heer lijke en verkwikkelijke lettervruchten betrekkelijk zoo weinig genieten. In het werk van den heer de Latour bladerende bloosden wij telkens onwillekeurig over onze treurige onwetenheid. Welk een rijk, veelzijdig leven daar ginds aan gene zijde der Pyreneën 1 Welk een tin telende gloed van poëzie! Welkeen oorsponkelijkheid en verscheidenheid van talent! En wat weten wij, in den regel, er van Laat ons om te beginnen u voorstellen Don José Gonzalez de Tejada: een ontluikend hekeldichter, die met een klein bundeltje poëzie zich den tempel des roems heeft ontsloten, en van wien de gansche letter kundige wereld in Madrid op dit oogenblik gewaagt. Hij telt naauwelijks twintig jaren; maar paart aan diepte en innigheid van gemoed een zeldzaam talent om geestig en zonder bitterheid de gebreken en dwaasheden zijner eeuw aan de kaak te stellen. Hoort hem het ideaal bezingen, dat een verliefde jongeling van onzen tijd zich voorstelt. „Doe, o fotograaf, door middel van uw onfeilbaar werk tuig het beeld voor mij ontstaan van de maagd die mijn hart begeert, de maagd zoo als ik mij haar voorstel. Haar gezigt is mij tamelijk onverschillig: fantaseer dat naar goedvinden ook is 't mij om 't even of zij bruine dan blonde lokken heeft. Als er maar schitterende juweelen in blinken en vooral massiefgouden bellen haar in de ooren hangen. Haar hals moge bruin of blank als albast zijn zorg slechts dat die bedekt zij louter voor de eerbaar heid met paerlen en saphieren. Omhul haar bevallige kleine leest met de sierlijkste gewaden. Een prachtige band verhoogt altijd de waarde van een boek. Ik hoor reeds het geritsel van haar zwaar damasten kleed het kondigt een hart aan dat zeer rij k is. Ik verbeeld mij haar bevallig uitgestrekt in een ge- makkelijken phaëton; welk een weelde van li vrij en, van prachtige paarden Gelukkig de sterveling, die te paard nevens haar rijtuig huppelend, of aan haar zijde gezeten, mag uitroe pen, terwijl hij met sybaritisch welbehagen een rookwolk van zijn fijne havannah uitblaast: dit alles is mijn eigendom O, schilder mij haar in balkostuum, in de kerk of op de wandelplaats, altoos even weelderig uitgedoscht, altoos even verleidelijk. Dan helaas! haar schoonste, haar liefelijkste eigen schappen kan niemand schilderen, 't Zijn de geeltjes van haar vader, en die zijn 't, waarnaar mijn hart ver langt." Wij haasten ons er bij te voegen dat deze proeve van geestige persifflage slechts een enkele zijde vertegen woordigt van Tejada's talent. Zijn speeltuig is met meer dan ééne snaar bespannen. De enkele toouen ook van diep en innig gevoel, reeds nu daaraan onttokkeld, zijn welligt het voorspel van een poëzie, waarin het hart (en 't is er een van een edelen stempel) een grooter plaats zal bekleeden dan iii zijn eersten dichtbundel. Hoe 't zij, Gonzalez de Tejada, (men vergeve 't ons dat wij een oogenblik dachten aan onzen ontslapen leekedichter) heeft nog een rijke toekomst voor zich. Een tweede merkwaardig letterkundig genie, waar mede de heer Latour ons in kennis brengt, is Fernan Caballero. Eene vrouwelijke Walter Scott eenigzins want de naam is een pseudoniem een spaansche George Sand,volgens sommigen (hoewel de schrijfster zelve tegen deze vergelijking tusschen haar en die lcoryfee der fransche romantiek met nadruk in verzet is gekomen) is zij, hoe men haar ook noeme, in ieder geval blijkbaar een bevoorregte gunsteling der graziën cn muzen. Hare romans (in 15 deelen vervat) geven een getrouwen, poëtisch getinten afdruk van het spaansche natuur- en volksleven, het laatste in al zijn eigenaardigheden en veelzijdige vormen en openbaringen, zoo wel bij de hoo- gere als bij de lagere standen. Zij kenmerken zich, vol gens Latour, voornamelijk door een zeldzame plastiek van schildering, het diep zedelijke hunner strekking, eene schaarsch geëvenaarde oorspronkelijkheid van dialoog, en een treffende eenvoud van handeling. Vooral in het verhalen toont Fernan Caballero, naar het schijnt, een meesterhand. Zij begint de wandeling dood op haar gemak, even als iemand die, zich bewust van bij tijds te zuilen arriveren, volstrekt geen haast heeft en om uur noch weg zich bekommert. Soms staat zij een oogenblik stil om het landschap te bewonderen, beschrijft haar helden, laat ze eens met elkaar spreken, mengt zich zelve in de konversatie. Maar zoodra het drama eenmaal is aangevangen, treedt de auteur oogenblikkelijk achter de schermen, en de handeling spoedt voorwaarts met een onweerstaanbare kracht. Geen nutteloos woord wordt meer verspild; in één adem hollen gebeurtenissen en menschen de onvermijdelijke ontknooping te gemoet, die soms als met een scherpe messneê wordt aangebragt. Caballero was langen tijd reeds bezig geweest met indrukken en opmerkingen in haar hart en geheugen te verzamelen, voor zij er aan dacht dat ooit de tijd kon komen, dat zij hun een vorm en het leven zou geven. Gelukkig heeft dat uur eindelijk geslagen. De spaan sche bloemhof der litteratuur van onze dagen dankt haar niet de minst schoone en geurige liarer gewassen. Nog een oogenblik moeten wij uwe aandacht inroepen voor een derde smuzentelg, een man uit de volksklasse, een biskaijer ditmaal, (Caballero behoort meer in het zuiden, in Andalusië te huis), maar ook een echt volks dichter in den edelsten en hoogsten zin van het woord. „Don Antonio de Trueba." Trueba en Caballero hebben talrijke punten van over eenkomst. In zienswijze, in stijl zelfs naderen ze dik wijls tot elkander. Beiden munten uit in het schilderen en weergeven van de eigenaardige volkstypen en zeden. Beiden hebben een meesterlijk talent om kinderen en lieden uit het volk sprekende in te voeren. Beiden wedijveren in diepte en innigheid van gevoel. Naar 't schijnt kan dan ook Béranger als volksdichter met Trueba niet op eene lijn worden gesteld. Deze nadert meer tot den dichter van Jocelyn, dan tot dien van Lisette en „Le dieu des bonnes geus." Hoort bijv. eene enkele proeve van volksgezang, waarin Trueba door zich aan te sluiten aan een beleend volksreferein, heeft gepoogd het eerste tot een liooger peil van beschaving en zedelijkheid op te heffen. Kom, ik moet u vaarwel zeggen, zon der zonnen Jezus! gaat ge al zoo spoedig heen? Ik kan niet langer blijven de dag breekt aan, en God weet, als men ons hier bijeen vondt, wat de booze wereld zou zeggen. Nu, ga dan maar, voor 't minst vergeet mij niet. Ik u vergeten nooit. Vervloekt zij uw venster, dat het zoo hoog is. Als gij een ladder wilt, er staat er eene in de kerk. Gij kunt er op aan, dat ik hem spoedig zal gaan vragen. Zonder haar komt gij hier niet in, enz. enz. En nu volgt het bekende en veelgezongen volksreferein. Ligt er niet poëzie in dit klein en schilderachtig tafe reeltje? Doet het niet eenigzins in de verte denken aan 'tafscheid van Romeo en Julia? Is het mogelijk fijner moraal te prediken dan in die kleine trek: alleen langs de ladder, die in de kerk staat, moogtgij binnen." Vatten wij niet een hoogst gunstig denkbeeld op van Trueba's talent als volksdichter? Nederlandsch walgelijk, oorverdoovend straatgezang! Hoe zouden we wenschen u mede op eene wijze als deze, te kunnen hervormen!! Maar ook in Trueba's verhalen ligt een groote mate van diepte en teederheid van gevoel. Grootendeels, voor zooveel de stof aangaat, aan het land- en dorpsleven ont leend met een sterke lokale kleur getint zweven zij, dunkt ons, eenigzins naar Auerback's Dorfgeschichten. Ziet hier een paar proeven Joaquina een tweede moeder, hoewel innerlijk niet slecht is, uit overdreven gehechtheid aan haar eigen kind, ('t is de oude geschiedenis) wreed en onregtvaar- dig jegens haar stief kinderen. Raadgevingen, verma ningen, de zigtbare smart van den vader, dit alles blijft zonder invloed, 't Is aan een doovemansdeur geklopt. Eens echter zegt een buurvrouw, terwijl Joaqnina haar kind als naar gewoonte troetelt en kust: „Arm kind, God behoude uw moeder lang in't. leven. Wat zou er zonder haar van u worden!" Dit woord doet als met bliksemslag de moeder tot zich zelv' inkeeren en brengt haar tot haar pligt terug. In een ander verhaaltje: „De opstanding eener ziel" geheeten, schetst Trueba een lichtmis die, na een groot vermogen in Amerika te hebben doorgebragt, gebroken naar ligchaam en ziel, naar het moederland weerkeert. Daar ziet hem eene speelnoot zijner jeugd, Catalina, die door liefde gedrongen, het heldhaftig voornemen opvat om in dit bijkans verstorven gemoed de vonk van het goede weer aan te blazen. Zij zoekt en tast in alle schuil hoeken en plooijen dezer ontredderde ziel, zoo lang tot zij eindelijk nog een laatste vonkje vindt. Met bijkans bovenmensehelijke inspanning weet ze het aan te bla zen, de vonk vat eindelij k vlam het goede overwint de ziel -is gered. Aan welke uwer novellen geeft gij de voorkeur? vroeg de heer de Latour eens aan Trueba zeiven. Aan „De opstanding van een ziel," gaf hij antwoord. Ik zou, vervolgt de Latour, nu juist aan deze de palm niet toekennen, maar ik begrij p ten volle dat Trueba zulks doet, want in geen zijner novellen heeft hij zóó zijn „gansche ziel" gelegd. En met dit weinige zal, vertrouwen we, de overtuiging, door den heer de Latour uitgesproken, ook bij onze lezers wel zijn gewekt, dat zeer gunstige teekenen van frisch en gezond leven, van beweging en vooruitgang op het gebied der hcdendaagsche spaansche litteratuur zich opdoen; teekenen die misschien op een aanstaande vol komen herleving en verjonging dier letterkunde wijzen. Met eerbied en ijver worden de schatten van het verle den doorwoeld, met liefde al datgene wat het spaansche volk eigenaardig onderscheidt bijeengezameld, het oog daarbij wijd geopend voor al wat de letterkunde van andere volken schoons cn belangrijks bevat. Gelukkig het land en volk, waar men alzoo doende is Bij een volgende gelegenheid hopen wij op deze études van den heer de Latour, waaruit wij slechts vlugtig een en ander meedeelden, nog eens terug te komen. dcfhjümficn. Het amerikaansch oorlogsschip Kearsargeis heden morgen te Ylissingen op de haven gekomen en wordt van middag in het droog dok gezet. Te Ylissingen is binnengekomen de nederlandsche gal joot Francoisgezagv. A. van Eyk, met kolen van Enge land bestemd voor die stad. Den 5 dezer is van Veere naar zee gezeild de engel- sche schooner Hanack. gezagv. Gipps, en den 7en de engelsche schooner Ffford, gezagv. G. Eskdale, beide van Middelburg in ballast. Cjanöclsbcriijtrn. Craaïimarkten enz. Amstekdam 6 mei. Tarwe en gerst stil. Raapolie op zes weken 44. Lijnolie op zes weken/ 42.j. Prijzen van effekten. Amsterdam 6 mei. Nederland. Ccrtifik. Werkelijke schuld 2$ pet. 62$ dito dito dito 3 75$ dito dito dito 4 98 Aand. Handelmaatschappij 4$ België. Certifikaten bij Rothschild 2$ Rusland. Obligatiën 1798/1816 5 95$ Certifik. Hope co4 71$- Oblig. dito 1855, 6e serie 5 83 dito dito Leening 1860 41 82$ Certifikaten6 48$ Aand. spoorweg188 Polen. Schatkistobligatiën4 Oostenrijk. Obligatiën metalliek5 57$ dito 1847/1852 2$ 28$ ditó rente Amsterdam5 78$ dito nationale5 63$ Bank aktien3 Italië. Leening 18615 61$ Spanje. Obligatiën (binnenlandsche) 3 48$ dito3 thans 2$ 44$ Aniortisable schuld Portugal. Obligatiën 1853 3 46$ dito 1856—1862 3 45$ Griekenl. dito (blaauwe) 5 19$ Turkije. Obligatiën (binnenl.)6 47 Vereen.Stat. dito (1874) 5 57$ Illinois. dito7 66 Mexiko. dito3 40$ Grenada. dito afgestempeld4$ Venezuela, dito2 21$ Tlïrufrtcnticn. MAATSCüAPPü TOT BEYORDEIUNG VAN FROGKAMA VOOK DE ALGEMEFJE VERGADERING EN TENTOONSTELLING, te liouden binnen K5EKIKKEE den 13,14 en 15 Junij 1864. Maandag den 13 Junij, des namiddags ten 6 ure, bijeenkomst van het Hoofd-Bestuur. Dingsdag den 14 Junijdes voormiddags ten 10 ure Algemeene Vergadering. Woensdag den 15 Junij, Tentoonstelling van Vee, Werktuigen en andere Landhuishoudelijke voorwerpen,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3