MÏDDELBÜRGSCHE COURANT. N°- 70. Dingsdag 1864. 3 Mei. Bij deze courant behoort een bijvoegsel. Editie van maandag avond 4 ure. De burgemeester van Seherpenisse maakt bekend dat, uit hoofde van het heerschen der Kinderziekte in dio gemeente, dit jaar aldaar de gewone Kermis, invallende den tweeden Pinksterdag, niet zal gehouden worden. Seherpenisse, den 30 april 1864. De burgemeester, D. POLDERMAN. ÖtnnnüaniX middelburg 2 mei. „Groot was de vreugde der burgerij toen op den 17 dezer de tijding van den Vrede officieel werd bevestigd en afgekondigd, en de witte vlag op den toren geplaatst werdmaar nog oneindig meer werden wij verblijd, toen heden avond ten zes uren de Fransche vlag afgenomen en de Hollandsche in deszelfs plaats gesteld werdzulks geschiedde onder het spelen der klokken en terwijl een fraai muzijk zich voor het Stadhuis deed hooren. Zoo dra wapperde niet de Vaderlandsche vlag van den toren en het stadhuis of zij werden met een vrolijk gejuich begroet en op dit sein werden weder overal door de geheele stad de Hollandsche en Oranje vlaggen uitge stoken. Op verscheidene plaatsen der stad worden eere- bogen opgerigt en de goede ingezetenen gaven algemeen de ondubbelzinnigste blijken van hunne liefde en ge hechtheid aan het Vaderland en den Soevereinen Vorst; intusschen geschiedt alles met de meeste bedaardheid en orde en de publieke rust wordt door niets gestoord. „De communicatie is thans geheel vrij en dagelijks komen er lieden uit de andere eilanden en van de vaste wal om ons Eiland te bezoeken." Bovenstaand berigt werd, onder dagteekening van zaturdag 30 april, door de redaktie der Middelburgsche courant in het nommer van den 3 mei 1814 aan hare lezers medegedeeld. Sprak daaruit luide de algemeene vreugde over de wederverschijning der vaderlandsche vlag op den torenspits, evenzoo dèelen wij thans met ingenomenheid in het nommer der zelfde courant van den 3 mei 1864 het verslag mede van de wijze waarop den 30 april die verblijdende gebeurtenis feestelijk is herdacht. Even als vóór vijftig jaren wapperde ook jl. r:atrrdag de vaderlandsche vlag van den toren en uit de huizen van meest alle ingezetenen en weder prijkte het oranje op veler hoed en borst. Ten acht ure in den morgen kondigde het klokkenspel op den abdij toren door den stads-klokkenist den feestdag aanen wanneer men toen, uitgelokt door de blijde stemming op dien feestdag, zijn woning verliet, ontdekte men wederom veel van hetgeen in november jl. onze aandacht had getrokken, de be geerte van velen namelijk om blijken van belangstelling te geven. Met den feestwijzer in de hand spoedden wij ons ten 9 ure naar de Groote markt, waar onder begeleiding van koperen instrumenten, het zevende en veertiende vers van psalm CXVTII door de aanwezenden zouden gezon gen worden. Velen waren er tegenwoordig; de koperen instrumenten lieten zich hooren, doch daaraan paarden zich slechts stemmen van enkelen, zoo dat dit gedeelte van het programma bij de uitvoering niet met gunsti- gen uitslag bekroond werd. Van de markt terugkeerende begaf zich eene talrijke menigte naar de Nieuwe kerk, waar ten 9.[ uur toegang werd verleend aan de leden van het departement Middel burg der Maatschappij tot nut van 't algemeen met hunne dames en ten 9$ uur aan hen die door tusschen- komst van deze van toegangkaarten waren voorzien, terwijl daarna de nog beschikbare plaatsen ook door anderen zouden mogen ingenomen worden. De toevloed was echter zoo groot dat er na 9 j- uur niet meer aan het afgeven van kaarten te denken viel en de menigte die voor een der ingangen had post gevat zoo geregeld mogelijk naar binnen drong. Enkelen die daarbij hun evenwigt verloren geraakten spoedig weder op de been en ongelukken van eenige beteekenis schijnen er niet te hebben plaats gegrepen. Het orgelspel van den heer S. C. Verwijs verwelkomde de aanwezigen bij het binnentreden, en nadat tea tien ure alle plaatsen waren ingenomen en de heer dr. R. A. S. Piccardt, uit Goes, als feestredenaar den kansel had beklommen, werd onder leiding van den heer W. R. Ceulen door eenige leden der zangvereeniging: Tot oefening en uitspanning den volgenden vreugdepsalm voor 30 april 1864 gezongen, metrisch gevolgd no. 35 der Geistliche Mannerchoren „Ich danke dem Hernn von ganzem Herzen", woorden van den heer mr. A. F. Sifflé Verheerlijkt den lieer van ganscher harte! En, feestgenooten, jubelt van blijdschap Ziet, Nederland's vlag wappert, Ziet Nederland's vlag wappert Met glorie en eerc, hoog van uwen toren. Dankt daarvoor den Heer van ganscher harte En jubelt luide: Leve de vrijheid! En leve de vorst! Het vaderland juicht en jubelt, Jubelt luide, het vaderland juicht. Dat vaderland lag in den boei geklonken Maar herrees in glorie, eer en magt! Nu staat het pal, gelijk een rots in zee, Met Koning Wiulem en het Huis van Oranje. Dat vaderland lag in den boei geklonken, Maar herrees in glorie, eer en magt! Zweert nu allen trouw, trouw den Koning, Trouw den lande, ons is de vrijheid! Jubelt en juicht, van nu aan tot in eeuwigheid. Amen Na het zingen van dezen vreugdepsalm nam de heer Piccardt het woord en hield eene feestrede, waarvan wij trachten zullen, voor zoo veel de omstandigheden ons zulks toelaten, eene korte schets te geven. Hij herinnerde na de aanwezigen te hebben welkom geheeten, aan het, voor weinige maanden gevierde feest: het gouden feest van Neêrlands herboren volksbestaan, van het vernieuwd verbond met Oranje. Dat feest, ook in Zeelands hoofd stad herdacht, was de gedenkdag van den eersten stap op den gelukkigen weg. Toen werd het gevoeld welke band Neêrlands vrije zonen omstrengelt en was het een ieder goed dat in het lied van Nederland ook Zeelands toonen niet werden gemist. Toch knoopte zich eene weemoedige herinnering aan dat feest vast en was het geene ondankbaarheid die tot de herinnering dreef dat, terwijl men elders de vrijheid reeds genoot, wij hier nog slaven der dwingelandij waren. Den ouden van dagen staan de jaren 1813 en 1814 levendig voorden geest; zij zullen daarvan zeker veel en dikwijls hebben verhaald, terwijl de jongeren aan de hand van verdiensteliike ge- schiedschrij vers worden herinnerd aan alles wat toen is voorgevallen. Thans echter viert men hier nogmaals feest, het gouden feest onzer verlossing. Spreker onderstelt dat allen het een gelukkig denkbeeld van het departement der Maatschappij tot nut van 't algemeen noemen, om dezen feestdag voor te bereiden. Het wekt allen tot ge nieten op en wil dat ieder zich verblijde, maar bovenal dat in ieder hart de grondslag van het feest levendig zij. Niet zonder schroom heeft de heer Piccardt de taak op zich genomen om dien grondslag in herinnering tc bren gen, daar hij vreesde zijne hoorders niet genoeg in het verledene te zullen verplaatsen, hoewel hij overigens verklaarde dat hij die taak, door grootere talenten mis schien beter te vervullen, met gevoelens van warme be langstelling aanvaarden ging. Bij de herinnering aan de laatste ure van bangen strijd weidde de redenaar niet uit over al de jammeren door de franschen veroorzaakt niet over de onderdruk king van het volksbestaanniet over den roof van eigendommenniet over de vele offers van bloed en i dierbare panden aan den dwingeland Napoleonmaar J hij wees er toch op dat de druk van den ijzeren scepter van Napoleon niet het minst in deze stad werd gevoeld, dat de dagen voorbij waren gegaan van pracht en weelde en toenemenden rijkdom, waarin Middelburg zich had verblijd over het vele goede en met de zustersteden geijverd had om den voorrang. Doch tc midden van het leed ging uit de verte een gerucht op, dat de mogelijke redding voorspelde; het magtwoord: tot hiertoe en niet verder. Holland is vrij Zal Zeeland ook weldra vrij wezen Naar spreker meent, moet hier het lijden wel dubbel zwaar hebben gewogen toen het gerucht kwam dat anderen vrij waren en den boei hadden afgeschud, ter wijl Zeeland nog daarin gekluisterd lag, en het is te hegrijpen dat de klagt werd vernomen: waarom en waartoe zooveel jammer als men den treurigen toe stand nagaat in die dagen, waarin het geheim der brieven geschonden werd, geen dagblad van elders mogt worden ingevoerd en het reeds uitgemergelde volk nog meer werd uitgemergeld. Was dan alle geestkracht uitgebluscht? Deze vraag werd door den spreker ontkennend beantwoord. Hij be riep zich daarbij op enkele voorbeelden en op de ervaring der ouden van dagen, dat meermalen het vlammend oog tegen de overmagt opzag, zoo dat het onbillijk zijn zou de erkentenis terug te houden dat in die dagen nog kracht, ja zelfs bovenmenschelijke kracht werd betoond. Dit mogt echter weinig baten tegenover het geweld waar mede men Walcheren voor Napoleon trachtte te behou den, een geweld dat zelfs de bede om vrijheid, door de natuur ingegeven, de grootste wandaad schijnen deed. Gelijk twee eeuwen te voren Spanje had getracht Middel burg te vermeesterendoor het zwaard en den honger, zoo ook trachtte Napoleon het te behouden door armoede en dwingelandij. De fransche wuftheid kende men bij ge ruchte, maar de fransche laaghartigheid bij ervaring; doch gelukkig was de eerste ure der verlossing de laatste ure van bangen strijd. Gelijk in den donkeren nacht een enkele ster het oog verrast, zoo vertoont zich ook op dit somber tafereel een enkele lichtstraal als de eerste straal van een blijden dag. Niet alleen toch van leed, maar ook van verlossing heeft de redenaar te spreken. Wel ging men onder het leed gebogen, doch niet alle geestkracht was uitgebluscht. Dat toonde de burgerwacht alhier, toen een enkele stem genoeg was om eene geheele kompanjie te doen stand houden, die men naar Vlissingen wilde afzenden. Ja, zelfs moest de ij ver getemperd worden, en het was zaak dat men eerst eigen kracht leerde kennen alvorens on doordacht te handelen. Sommigen hadden reeds een plan gesmeed om den vijand te overrompelen. Het plan mis lukte, en misschien was dit gelukkig, doch het toonde duidelijk dat men zich van de dwingelandij wilde be vrijden. Deed de heerscliende kalmte lang aan een dood slaap denken, in het hart ontbrandde meer en meer de zucht naar verlossing, de hoop werd verlevendigd en in stilte juichte men reeds: de morgen genaakt, de Heer heeft geholpen f Het gelukte sommigen den vijand te verschalken en het bewijs te leveren dat, al zijn de fran schen nog zoo vernuftig, toch de naar vrijheid hakenden hen soms te vindingrijk zijn. Uit monden van metaal werd op de Schelde van verlossing gesproken. Bij geschrifte ver nam men dat debondgenooten in Parijs waren, dat de grond der heerschappij van den dwingeland was ineengestort. Toen dit niet langer kon worden ontkend gaf men hier aan wel is waar eene andere beteekenis, doch ten slotte kwam de zekerheid dat Napoleons magt gebroken was en ging eindelijk de zon der vrijheid op als het begin van een blijden dag. Aanvankelijk twijfelde men aan de heugelijke redding, maar alle twijfel moest wegvallen. Terwijl soldaten de stad doorkruisen wordt een andere vlag van den toren geheschen: de witte vlag der Bour bons, en was deze nog niet die welke men had gewensclit, zij was toch de voorbode eener andere vlag. Men mogt oranje op de borst dragen en met iederen dag steeg de verwachting en hoop op eene schoone en heilrijke toe komst. Wel wil de vijand tot bet laatste dwingeland blijven, maar te vergeefswant zoodra [26 april] ons dag blad weder in eigen taal verschijnen mogt, werd alles ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1