MIDDELBURGSCHE C 0 t R ANT. N0- 63. Dingsdag 1864. "J 19 April. ■jyXKMKH'i Editie van maandag avond 4 ure. Middelburg 18 april. Wij vernemen dat voor de. stoombootdienat van Mid delburg op Bergen op Zoom thans al de aandeelen geplaatst zijn en dat, zoo daartoe tijdig genoeg vergunning wordt verleend, de dienst op 2 mei e. lc. een aanvang zal nemen. Wij vernemen dat de solopartijen op het zevende zeeuwsche muziekfeest, in junij te Zierikzee te hou den, zullen worden uitgevoerd door mejufvrouw Kersjes te Amsterdam (sopraan), mejufvrouw Collin te Amster dam (alt), de heer Göbbels te Aken (tenor) en een gunstig bekenden dilettant te Zierikzee (bas). De Staats-courapt van zaturdag bevat het koninklijk besluit den 2 april 1864, houdende nadere bepalingen be treffende den voj-m en het gebruik van de rijks kern-stem pels, ingesteld bij de wet van 18 september 1852 (Staats blad no. 178) omtrent den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken. De Staats-courant van heden bevat het algemeen ver slag met bijlagen van den raad van toezigt op de spoor wegdiensten over 1863, bij den minister van binnenland- sehe zaken ingediend. In dit verslag wordt betrekkelijk de sektie RozendaalBergen op Zoom o. a. gezegd „De toestand van de aardebaanvan de kunstwerken van den bovenbouw en van de afsluitingen is zeer goed te noemen. „De toestand der stationsgebouwen laat niet te wen- schen over, voor zooveel Bergen op Zoom en Wouw betreft; te Roosendaal, waar men zich met de Antwerpen- Rotterdamsche maatschappij nog niet heeft kunnen ver staan wegens het gemeenschappelijk gebruik van het stationis een hulpstation opgetrokkendat voorloopig aan zijne bestemming voldoet. „De middelen van bewaking, beveiliging en afdeeling van den spoorweg zijn voorhanden en werken goed. „Op den toestand van de werken van bijzonderen aard en strekking valt niets aan te merken. Alleen is het wenschelijk voorgekomen om den toegang tot het hulp station te Roosendaal, welke des avonds niet verlicht was, te doen verlichten. De raad heeft de direktie der maatschappij tot exploitatie aangeschreven daarin te voorzien. „De maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwegen heeft op deze sektie in dienst gesteld twee lokomotieven met tenders, nadat zij behoorlijk beproefd en onderzocht waren. Tot de indienstneming werd voorloopig vergun ning verleend bij uwer excellentie's aanschrijving van den 4 januarij 11., no. 267, 6de afdeeling. Na opneming zijn op deze sektie in dienst gesteld: 2 rijtuigen der 3de klasse2 gemengde rijtuigen van de 1ste en 2de klasse; 1 bagagewagen; 3 goederenwagens; 4 platte wagens; 2 kolenwagens." Er hadden geene ongelukken plaats gegrepen en in de klagtenboeken was niets opgeteekend. Uit Dordrecht schrijft men ons: „Eindelijk begint het denkbeeld, om ter eere van Gijsbert Karei graaf van Hogendorp een standbeeld op te rigten, ook hier eenigen bijval te vinden. Er heeft ziqh ten laatste eene kommissie gekonstituëerd, die lijsten tot inteekening verspreiden zal. „Ook voor een andere zaak, niet minder echt hol- landsch en onze belangstelling waard, cirkuleert een lijst. Bijdragen worden daarmede ingezameld ten behoeve van de nagelatene betrekkingen der gesneuvelde denen. Men moge denken over de sleeswijk-holsteinsche kwestie, wat men wil, men moge er in geslaagd zijn in dat ver ward en ingewikkeld vraagstuk eenig licht te.krijgen en met grond meenen te kunnen zeggen, aan welke zyde het regt iszoo veel is zeker dat Denemarkens verdedi ging tegen driest geweld en ontzaggelijke overmagt sympathie verdient en niet genoeg kan worden verheer lijkt. De positie van dat kleine land heeft daarenboven zoo veel overeenkomst met de onze van 1830, dat wij hollanders wel dubbel mogen deelen in het lot van het zwaar beproefde maar heldhaftige deensche volk. Van harte juich ik dan ook de onderneming van den deenschen vice-konsul alhier, den heer Onderwater van Brandwijk, van wien het denkbeeld der bovengenoemde inschrijving is uitgegaan, toe. Veel doelmatiger acht ik dit blijk van sympathie dan een holklinkend en deklamatorisch adres. Reeds is voor ruim ƒ200 ingezameld. Deze som zal wel hier vermeerderen. Moge het voorbeeld van Dordrecht elders navolging vinden!" Men schrijft ons uit Amsterdam onder dagteekening van 14 dezer: „Heden bezigtigde ik het een-en-twintigtal bouwkun stige plannen en teekeningen, welke op de prijsvraag voor het museum Willem I zijn ingekomen. Het is ontegen zeggelijk dat de mededinging niet gemakkelijk is geweest, want het meerendeel der gezonden ontwerpen getuigt van groot talent. Of men het in 't algemeen met de uitspraak van de jury eens is, zie daar eene andere vraag. Iemand maakte de opmerking of niet bij dergelijke beoordee lingen in den regel te veel gekeken wordt naar de schoone uitvoering, de nette, behagelijke teekeuing, terwijl toch, wanneer eenmaal het monument zal zijn voltooid, het er hoegenaamd niet op aan zal komen of primitief le plan sur le papier met tintjes en schakeringen in de uiterste netheid vervaardigd was, dan wel in houtskoollijnen er op geklad. Bij mijne opmerking dat het toch wel niet te denkeu was, dat bekwame mannen, eene jury uitmakende, zich zoodanig door den schijn zouden laten verschalken, gaf hij mij fijn glimlagchende ten antwoord dat het dan toch vreemd is, dat juist de meest kokette teekeuing den eerepalm had verkregen, en waarlijk het kon wel wezen, dat er iets van aan was. Ontegenzeggelijkishetbekroonde plan een meesterstuk van nette uitvoering, maar even zeker voldoet het niet aan de vereischten, aangezien het voorgestelde gebouw meer dan de helft te klein zou zijn, en evenzeer als de dimensiën te klein zijn, komt het mij ook voor dat het geheel wat grootscher wezen kon. Eene andere aanmerking die gemaakt wordt is dat het museum, het bekroonde plan volgende, weder de grieksche vormen zou vertoonen, terwijl het niet te ontkennen valt, dat al die grieksche tempels te midden onzer eigenaardige ge bouwen, een onaangenaam effekt maken. Van die zijde beschouwd zijn er velen, die verre de voorkeur geven aan het plan, hetwelk de premie heeft verworven, zijnde van onzen genialen en kundigen Cuypers. Deze waar lijk hoogst schilderachtige teekeuing is geheel in den trant der belgische en nederlandsche oude gebouwen en zou zeker een der uitmuntendste amsterdamsche monumenten worden, maar niet geheel te ontkennen is het, dat het velen meer aan een seminarium dan aan een museum denken doet, en ofschoon dit eenigermate moet toegeschreven worden aan de omstandigheid dat in onze stad, zelfs in ons vaderland, de civiele gebouwen van dien aard meestal verdwenen zijn, mag ik toch niet ont kennen, dat het gewrocht mij meer doet denken aan een stadhuis dan aan eene kunstverzameling. Is het ook waar hetgeen men vertelt dat het museum buiten de Leidsche poort, en grenzende aan het nieuw aan te leggen park zou worden opgerigt, alsdan zou te midden der natuur, de grieksche fagade een zeer goed effekt kunnen maken. „Wij hebben hier een korten tijd van krisis doorleefd, doch Amsterdam is eindelijk gered! Wij meenden onzen burgemeester te zullen verliezen. Er gingen velerlei geruchten van kwesties tusschen den minister en den burgervader, van kwesties zelfs die nog hooger liepen!... Genoeg, dat alles is voorbij, wij houden onzen burge meester. Het zal voorzeker de goede amsterdammers veel genoegen doen, want de heer Messchert van Vollen hoven wist zich zeer populair te maken. Hier ien. daar echter wordt beweerd door de minderheid .echter, en die heeft immers altijd ongelijk? dat een man aan het hoofd te hebben die meer met hart en ziel de rigting der vooruitgang toegedaan is, voor onze stad eene groo- tere weldaad wezen zou. „Aan de voortzetting der serie van historische tafe- reelen in de zalen van Arti et amicitiae wordt thans met kracht gewerkt. Mannen als .Schelfhout, Bles, Karsen en ook vele jeugdige talenten zullen er aan medewerken." Uit onze residentie schrijft men aan het Journal de Liège„In onze diplomatieke kringen helt men over tot de meening, dat het verblijf van denfranschen prins niet vreemd is aan de politiek en clat het zijn hoofddoel wel zou kunnen zijn, den koning en het goevernement te polsen over de eventuële hulp, welke de nederlandsche vloot, in geval van oorlog, bereid zou bevonden worden aan Frankrijk te verleenen. „Indien zulks werkelijk het geval mogt zijn, dan twijfel ik er aan of zijn doel bereikt zal worden; want niet alleen is niets in ons land minder populair dan een verbond met Frankrijk, maar men is er ook vast besloten zich niet te mengen in de geschillen der buitenlandsche mogend heden. De veiligheid van ons eigen land of onzer koloniën zou al zeer bedreigd moeten worden, wilden wij hier aan oorlog denken. Reeds de strijd in de hertogdommen maakt ons ongerust genoeg; want als die voortduurt, dan hebben wij grond om te vreezen, dat liet.limburgsch kon- tingent geroepen worde om er deel aan te nemen, krach tens onze verpligtingen als lid van den duitschen bond. Benoemingen en besluiten. belastingen enz. Ingetrokken de verplaatsing van den kontroleur der direkte belastingen, in- en uitgaande regten en akcijnscn II. E. Antink, van Oirschot naar Gulpen. Benoemd tot ontvanger der direkte belastingen en akcijnsen te Heythuizen c. a. de heer J. W. F. J. P. Hil- gers., thans in de zelfde betrekking te Neer. indische dienst. Op verzoek eervol ontslag uit 'slands dienst verleend, met toekenning van pensioen, aan den oost-indischen ambtenaar H. L. van Bloemen Waanders, laatstelijk administrateur der tinmijnen te Marawang (Banka), thans met verlof hier te lande. K.erk- en sclioolnleuws. Het alfabetisch gestelde zestal van predikanten ter vervulling der vakature bij de hervormde gemeente te Hattem, klassis Harderwijk, bestaat uit de heeren: A. A. Looijen, te Wissekerke; A. J. Molenaar, te Harderwijk; J. H. L. Roozemeijer, te Vleuten; T. J. Stipriaan Luïs- cius, te Oosterland; A. W. L. Talma, te Angeren, en J. Vermeer, te Genemuiden. Te Boven-IIardinxveld, klassis Dordrecht, is tot predikant beroepen de heer T. J. Stipriaan Luïscius, thans te Oosterland. Voor de achtste maal is te Poortvliet in de zelfde vakature een beroep gedaan. Thans is beroepen de heer W. J. Geselschap, predikant te Heemstede. De uitslag van het voorjaars-examen over het. lager onderwijs in de provincie Noord-Braband is geweest als volgt: gevraagde akte als hoofdonderwijzer 18, waarvan toegelaten 6; als hoofdonderwijzeres 5, toegelaten 3; als hulponderwijzer 47, toegelaten 24, waaronder 10 van s rijks kweekschool; als hulponderwyzeres 21, toegela ten 12; als huisonderwyzeres 1, die werd toegelaten. Meer uitgebreid lager onderwijs. Voor het fransch; onderwijzers 10, toegelaten 3; onderwijzeressen 13, toe gelaten 9; voor het engelsch: onderwijzers 1, die werd afgewezen; onderwijzeres 1, die werd afgewezen; voor het hoogduitsch: onderwijzers 2, die toegelaten werden onderwijzeressen 1, die toegelaten werd; voor de wis kunde onderwijzers 10,toegelaten 7voor de gymnastiek: onderwijzers 10, toegelaten 8; teekenen: onderwijzers 7, die toegelaten werden; handwerken-.onderwijzeressen 6, die toegelaten werden. Tot direkteur der hoogere burgerschool met zes jarigen kursus te Deventer is door den gemeenteraad benoemd dr. M. J. Cop, thans hoogleeraar in de scheikunde aan het athenaeum aldaar. Marine en leger. Volgens berigt van een der officieren van Zr. Ms. schroefstoomschip Apeldoorn was die bodem bestemd

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1