geweest met de ontvreemde goederen, daar onderschei- j
dene lakens hier en daar in het water en op andere
publieke plaatsen zijn gevonden.
Eene bejaarde westfaalsche boerin heeft voor
eenige dagen een paar kousen aan den veldmaarschalk
von Wrangel gezonden, welke als breiwerk een meester
stuk mogen geacht worden. Zij zelve had die ten zijnen
behoeve vervaardigd. Een vriendelijk briefje van de
hand des maarschalks ging vergezeld van een portret des
konings (den beeldenaar op eenige goudstukken) en het
fotografisch portret van den maarschalk als een blijk
van den prijs waarop het geschenk doorhem werd geschat.
De Bank- und Handelszeitung deelt in haar jongst
verschenen nommer het volgende berigt uit "New-York
mede: „Er heeft zich hier eene maatschappij van levens
verzekering voor zelfmoordenaars gevormd. Zij die het
voornemen hebben opgevat om de hand aan zich zeiven
te slaan, kunnen bij deze maatschappij eene levensver
zekering tot een zeer hoog bedrag aangaan, tegen betaling
eener matig gestelde premie, onder voorwaarde dat de
verzekerde zijn voornemen binnen de eerste 24 maanden
niet ten uitvoer brengt. Het kapitaal der maatschappij
is zeer groot en zij biedt derhalve den billijksten waar
borg aan dat zij hare verbindtenissen gestand zal doen.
Op het laatste bal, te Athene aan het hof gegeven,
waren menschen uit alle kringen aanwezig, want de
nieuwe vorst wilde de gunst zijner onderdanen winnen.
De officieren der nationale garde, die op verre na
niet allen bemiddeld zijn, waren er alle, en aan edellieden
zonder geld, maar niet zonder trotschheid, ontbrak het
niet. Een dezer laatsten kreeg zijnen schoenmaker in het
oog, die insgelijks op het bal was, en zeide tot hem, luid
genoeg om van iedereen gehoord te wordenIk ben blij
u hier te ontmoeten; de schoenen die gij voor mij
gemaakt hebt, doen mij schrikkelijk veel pijn; ze nijpen
mij geweldig. Krispijn liet zich door die vernederende
taal niet uit den zadel slaan, en antwoordde terstond:
't Is zeer goed wanneer uwe schoenen u nijpen; hoe meer
hoe beter, dit zal u welligt doen besluiten om ze mij
eindelijk te betalen, want ge weet wel, dat gij ze mij
sedert lang schuldig zijt gebleven; die en nog menig
ander paar. Dit was zeer wel geantwoord van den schoen
maker; ook waren de lagcliers aan zijnen kant.
Zekere geneesheer du Barin heeft in de engelsche
bladen 2000 p. st. uitgeloofd aan dengene, die genegen
is zich te leenen tot het nemen van eene natuurkundige
proef, waaraan geen gevaar verbonden is. Du Barin heeft
zijne proeven bereids op honden, katten en konijnen
genomen en wenscht die tot heil der maatschappij ook
op den mensch voort te zetten. Hij heeft eene kat, die
kunstmatig door hem bedwelmd was, 24 uren lang onder
de luchtpomp gehouden en na dien tijd weder in het
leven teruggeroepen. De geneesheer beweert, dat een
mensch gemakkelijk veertien dagen kan uithouden wat
eene kat 24 uren heeft verdragen, en daarom heeft hij
2000 p. st. uitgeloofd aan hem, die tijd en gelegenheid
heeft om een paar weken den schijndoode te spelen.
Het komt velen vreemd voor, dat de geneesheer, om
2000 p. st. te sparen, zich niet zelf onder de luchtpomp
plaatst.
Bijzondere brieveu uit Dschiddah melden, dat
Abd-el-Kader op de zeereis van die stad naar Yambo
schipbreuk heeft geleden. Gelukkig heeft de paketboot,
die zich in de nabijheid bevond, den emir nog kunnen
redden en met vier zijner bedieuden naar Yambo gebragt.
Drie dagen later is Abd-el-Kader naar Medina vertrokken,
waar hij door de bevolking met den diepsten eerbied is
ontvangen.
TheriuonictcrsiaiMl.
18 maart 's av. 11 u. 38 gr.
19 's inorg. 7 u. 35 's midd. 1 u. 52 gr.
Staten generaal.
TWEEDE KAMEK.
Zitting van woensdag 1G maart. Aanname wetsontwerp
bepalingen wanbetaling strafzaken; iugekomen wets-
ontwcrpcu; benoeming rapporteurs.
In de eerste plaats was aan de orde het wetsontwerp,
houdende bepalingen voor het geval van wanbetaling
van boeten in strafzaken. De heer van Goltstein heeft
bezwaar tegen de gelieele rigting van het voorstel,
omdat hij daarin eene miskeuuing ziet van den
eerbied voor de personele vrijheid. Het zelfde bezwaar
liceft spreker tegen het nieuwe wetboek van strafvorde
ring. Die miskenning ligt daarin, dat bij dit ontwerp
onvermogen en onwil om te betalen op gelijke lijn
worden gesteld, en omdat de veroordeelde, opgesloten
zijnde, doch thans willende betalen, niet meer kan ont
slagen worden. De heer van Ascli van Wijck juichte de
hoofdstrekking van het ontwerp toe: het brengen van
eenheid in een toestand van stelselloosheid; maar wan
neer werkelijk betaald wordt, moet van gevangenisstraf
geen sprake kunnen zijn, en dit beginsel is door de
regering niet in het oog gehouden, daar de wet bepaalt,
dat de gevangenisstraf onherroepelijk blijft, zelfs al wil
de veroordeelde, na in hechtenis genomen te zijn, de
boete voldoen. Het ontzag voor de wet zal daardoor niet
verzwakt worden. Een tweede bezwaar ligt voor spreker
in het behoud van het stelsel van aanmaning, dat z. i.
slechts tot belemmering aanleiding geeft. De heer
Godefroi is een voorstander van het hoofdbeginsel dei-
wet, het brengen van regelmaat in den bestaanden toe
stand van verwarring en ook het stelsel van aanmaningen,
al is het overbodig, kan spreker beamen. Maar hij
heeft bezwaar tegen de onherroepelijkheid der subsi
diaire gevangenisstraf, hoewel hij daarom toch de wet niet
zal afstemmen. Theoretisch moge het beginsel waar zijn,
cr bestaan echter allezins redenen om de hardheid dei-
bepaling te temperen. De heer de Brauw vereenigt zich
met het hoofdbeginsel der wetNon ziet daarin geene aan
randing der personele vrijheid, maar hij heeft bezwaar
tegen het stelsel van aanmaningen, dat slechts omslagtig
is, kosten veroorzaakt en niets beteekent, terwijl de
bepalingen betreffende de nietigheid der aanmaningen,
tot moeijelijkheden aanleiding zullen geven.
De heer van Eek beaamt het hoofdbegrip der wet
waardoor tot goede en ordelijke beginselen wordt terug
gekeerd. Er ligt daarin geene geringschatting der perso
nele vrijheid. Ilij verdedigde voorts de onherroepelijk
heid der subsidiaire gevangenisstraf, even als het stelsel
van aanmaningen. Wanneer dit laatste niet in de wet
voorkwam, zon spreker zich daartegen verklaren. De lieer
Heemskerk Az. verklaart zich voor het hoofdbeginsel
der wet, maar wijst op het gemis eener regeling der
geregtskosten, en de ontstentenis der hcrroepelijkheid
van de subsidiaire gevangenisstraf. De minister van
justitie bestreed het denkbeeld, dat de wet zou zijn eene
schennis van den eerbied voor de persoonlijke vrijheid
eene regeling der geregtskosten kwam hier niet te pas,
omdat die kosten geene straf zijn, maar slechts eene
burgerlijke schuld; de minister verdedigde daarna het
systeem der onherroepelijkheid van de subsidiare gevan
genisstraf, omdat de staat den veroordeelde een tijd van
twee maanden gelaten heeft om de boete te voldoen.
Eenmaal tot oxekutie overgegaan, zou het strijdig zijn
met alle beginselen den veroordeelde nog toe te staan te
betalen. Eindelijk verdedigde de minister het stelsel der
aanmaningen, dat liem voorkwam hoogst noodig te zijn,
al ware het alleen in het belang der persoonlijke vrijheid.
Na eene repliek van den heer van Goltstein, werd de
algemeene beraadslaging gesloten.
Bij art. 1 drukte de heer van Eek den wensch uit,
dat de uitzondering voor de rijksbelastingen in art. 9
vermeld, slechts van tijdelijken aard zijn zoude.
Bij art. 3. stelde de heer Heemskerk Az. voor het le.
lid te lezen
„De gevangenisstraffen, die ter vervanging" enz. in
plaats van „de gevangenisstraf", welke wijziging door de
regering werd overgenomen.
Bij art. 5 stelde de heer Heemskerk Az. als amende
ment voor om een nieuw lid bij het art. te voegen, lui
dende
„Nadat de ten uitvoerlegging der gevangenisstraf is
aangevangen, bevrijdt de betaling der geldboete den
veroordeelde van den verderen duur dier straf."
Over dit amendement ontstond eenige diskussie. De
heeren van Beijma, Godefroi, van Eek, de Brauw en de
minister voerden daarover het woord. Alleen de lieer
van Eek en de minister bestreden het, terwijl de andere
sprekers op de aanneming aandrongen.
De minister wijzigde de tweede alinea van dit art. zoo
dat de aanmaningen ook kunnen geschieden behalve
door de ontvangers der registratie eu der gemeenten,
door de ontvangers der waterschappen.
Het amendement werd aangenomen met 35 tegen 21
stemmen.
Bij art. 7 stelde de heer van Eek voor eene tweede
alinea in het art. tc voegen, luidende„Zij houdt
tevens de aanzegging in, dat bij gebreke van betaling
of voldoening binnen twee maanden na de aanmaning,
daarvoor alsdan in plaats treedt de gevangenisstraf in
de regterlijke uitspraak bepaald."
Dit amendement werd verworpen met 29 tegen 28
stemmen.
Bij art. 8 bestreed de heer de Brauw hetgeen in dit
art. is voorgeschreven omtrent de nietigheid der aan
maningen. Hij gaf in overweging het art. uit de wet te
ligten. De heer Godefroi vereenigdc zich met de bezwa
ren van den heer de Brauw. De minister verdedigde
het artikel.
Art. 8 werd hierop verworpen met 56 tegen 1 stem,
die van den heer van Eek.
Bij art. 10 gaf de heer Heemskerk Az. in overweging
het woord geregtskosten te doen vervallen.
De minister wijzigde de le alinea zoo, dat het woord
gevangenzetting verviel, en achter het woord „afzonder
lijk" gevoegd worden de woorden „of alleen voor geregts
kosten" en achter het woord ondergaan de woorden
„bij niet voldoening."
Een amendement van den lieer van Asch vanWyck
oin de woorden „of alleen voor geregtskosten" uit de laat
ste alinea te doen vervallen, werd aangenomen met 37
tegen 21 stemmen.
Art. 11 werd aangenomen, nadat de datum der invoe
ring op 1 september 1864 was bepaald.
Het wetsontwerp werd hierop aangenomen met 57
tegen 1 stem. Tegen stemde de lieer van Goltstein.
In deze zitting zijn nog ingekomen 1. een wetsont
werp, ter vervanging van het in de vorige zitting onaf
gedaan geblevene betreffende de pensioenen en onder
standen aan de protestantscli'e predikanten en hunne
weduwen, 2. tot bekrachtiging eener provinciale belas
ting in Overijssel.
Tot rapporteurs over het voorstel van den heer
Cool c. s. betreffende de schadevergoeding aan de slaven-
eigenaren op St. Martin, zijn benoemd de heerenvan
Yoorthuysen, Mij er, van Asch van Wijck, Viruly Ver,
brugge en van Foreest.
Zitting van donderdag 17 maart. Aanname wetsont
werp herziening tabel, verdceling rijk in kiesdistrikten
verwerping wetsontwerp intrekking quarantaine maat
regelen publikatie 10 januarij 1805.
Bij de beraadslaging over het wetsontwerp tot her
ziening van de tabel, bedoeld in art. 99 der wet van
4 julij 1850 (Staatsblad no. 37) (verdeeling des rijks in
kiesdistrikten) drong de beer de Bieberstein aan, even als
de gedeputeerde staten van Limburg, op vermeerdering
der provincie met een kiesdistrikt, zoo dat Limburg een
afgevaardigde meer zou kunnen bekomen. Thans is het
belang dier provincie z. i. op den achtergrond gesteld,
hetgeen hem beletten zal voor deze wet te stemmen, ten
zij de minister hem overtuigt dat hetgeen hij verlangt
onmogelijk is. De heer de Keverberg verlangde insge
lijks eene herziening van den census, waardoor vele
ontwikkelde personen in het genot van het kiesregt
zullen geraken, die er thans van beroofd zijn. Wat deze
wet betreft, gelooft spreker dat bij deze voordragt niet
genoegzaam is gelet op art. 77 der grondwet, daar, met
met het oog op het vermeerderde zielental, ook de
zuidelijke provinciën in aanmerking hadden behooren te
komen. Spreker acht thans de tegenwoordige voordragt
onregtvaardig en niet in overeenstemming met den
liberalen geest der grondwet.
De heer van Goltsteinbetoogde dat onzamenhangende
deelen des lands zijn bijeengevoegd, waardoor men niet
geslaagd is in het doel, om den publieken geest meer en
meer op te wekken. Dat verbrokkeliugstelsel heeft z. i.
ongunstig gewerkt. Men had veel liever die deelen des
lands, welke vele aanrakingspunten hebben, bijeen
moeten voegen. Door dat verbrokkelingsystcera is vooral
de Veluwe onregtvaardig behandeld. Thans gaat men
nog verder, door Apeldoorn naar een vreemd distrikt
over te brengen. Daardoor zal de provinciale geest niet
uitgedoofd en de publieke geest niet aangewakkerd
worden.
De heer Dullert bestreed het stelsel van den lieer van
Goltstein, als in strijd met de grondwet, die van eene ver
deeling van het rijk, niet van de gewesten, in kiesdistrik
ten spreekt. Hij weerlegde voorts hetgeen die spreker
van de Veluwe had gezegd, waarbij hij opmerkte dat
juist daar de grootste verscheidenheid heerscht, zoo dat
de Veluwe onmogelijk een zamenhangend deel kan zijn.
Spreker kwam ook op tegen het uitsluitende provinciale
standpunt, waarop zich de limburgsche afgevaardigden
plaatsten/
De heer Heijdenrijck betreurde den provincialen geest
in de rede van den heer de Keverberg, maar hij vereenigde
zich met dc strekking zijner rede, de zucht namelijk
die er bestaat om het noorden des lands op breeder
voet te doen vertegenwoordigen dan het zuiden. Als de
minister hem van het tegendeel niet overtuigt, zal hij
daarom tegen deze wet stemmen.
De heer de Bieberstein ontkende dat hij alleen lette
op liet belang van Limburg, maar bij moest toch verkla
ren dat Limburg in vele opzigten gedrukt werd boven
andere gewesten.
De minister van binnenlandschc zaken betoogde, dat
juist hetgeen de heer van Goltstein verlangde, een ver
brokkelingsysteem zou in liet leven roepen, terwijl
daardoor ook niet de stem des volks zou worden gehoord
en de publieke opinie uitgedrukt. De minister ontkende
dat van den beginne af er een toeleg zou hebben
bestaan om het Noorden boven liet Zuiden te bevoordee-
len, terwijl de minister het betreurde, dat zelfs ontwer
pen van wet, waarover dc beslissing nog lang verwijderd