op den weg van Ostende, en vond er zijn vermaak in
iedereen over den hekel te halen en te bespotten. Aan
een station gekomen, riep hij den chef, en vroeg hem of
het waar was, dat hij den stoom en de lokomotieven had
uitgevonden. Deze antwoordde niet, maar ging heen en
beet op zijne tanden van verontwaardiging. Toen het
vertrekuur daar was, liep de chef spoedig naar den trein,
roepende: „Mijnheer, mijnheer"! De spotvogel meenende
dat hij van trein moest veranderen, sprong zoo snel als
een hert den wagen uit, terwijl de beambte de deur ach
ter hem toewierp en de trein doorsnelde. „Wat is er,
mijnheer?" vroeg de spotvogel aan den chef. „Niets!"
antwoordde hij„'t was maar om u te zeggen, dat ik den i
uitvinder van den stoom niet ben." Intusschen was de j
trein reeds verre weg. De spotter stond te kijken en
mogt vijf uren lang wachten
Thermometerstaiid.
4 maart's av. 11 u. 42 gr.
5 's morg. 7 u. 42 's midd. 1 u. 50 gr.
State» generaal.
TWEEDE KAMEK.
Interpellatie van den heer van Goltstein.
(Nader verslag.)
In de zitting van donderdag was aan de orde de inter
pellatie van den heer van Goltstein tot de regering, over
den voortdurenden ongeregelden toestand, waarin het
departement Yan buitenlandsche zaken verkeert.
De heer van Goltstein ving aan met het stellen van
twee vragen:
1. Welke zijn de redenen, die dezen ongeregelden toe
stand gedurende zulk een lang tijdsverloop bestendigd
hebben
2. Welk uitzigt bestaat er dat die toestand binnen
kort beëindigd zal zijn?
Spreker betoogde dat de grondwet wil instelling van
ministeriële departementen met hoofden, verantwoor
delijk voor alle aangelegenheden, die departementen
betreffende. Wel mogen belangrijke buitenlandsche aan
gelegenheden in den ministerraad behandeld worden, de
minister echter blijft de verantwoordelijke persoon. De
minister ad interim evenwel heeft tijdens de behandeling
der kredietwet verklaard dat hij die volkomene verant
woordelijkheid niet aanvaardde en heeft dan ook geene
inlichting gegeven over de duitsche aangelegenheden.
Zulk een toestand achtte spreker onregelmatig en niet
beantwoordende aan de grondwet. Eene kredietwet
bovendien waakt slechts tegen stremming in de dienst
zonder beoordeeling van de rigting van het hoofd van
het departement en van gewigtige punten. Aan een
langeren duur van dien toestand zijn ook groote bezwa
ren verbonden. De tegenwoordige toestand van Europa
en de betrekking van ons land tegenover het buitenland
eischt dat daaraan een einde komt. Spreker wees hierbij
op Limburg in verband met de slceswijk-holsteinsche
kwestie en zijne verhouding tot den bond, terwijl boven
dien ook bijzondere belangen, namelijk de veiligheid
onzer ladingen op zee, ten hoogste daarbij betrokken
zijn.
De minister van binnenlandsche zaken achtte de gele
genheid om over den tegenwoordigen toestand een woord
te spreken welkom. Hij zou niet regtstreeks antwoorden
op de gedane vrageu omdat het goevernement niet kan
mededeelen onderhandelingen die mogten plaats gehad
hebben. Maar de vraag was hier alleen: zijn er bezwaren
voor het publiek belang aan den tegenwoordigen toestand
verbonden? En die vraag beantwoordde de minister
ontkennend. Noch het publiek noch het bijzonder belang
leed daardoor schade. Een interimair minister toch was
even verantwoordelijk als een definitief, terwijl er ook
geen belangen bestonden, die door de ontstentenis van
eeu definitief minister gevaar liepen, en deze ook niet
anders zoude kunnen handelen dan geschied is. Geen
onzer bolangen wordt bedreigd door den tegenwoordigon
euvopeschen toestand: zoo dit liet geval ware zou de
regering niet dralen met het nemen van maatregelen.
Zoodra echter bepaalde vragen gedaan zullen worden
over de buitenlandsche aangelegenheden, zal de inte
rimaire minister die beantwoorden, beter dan een defi
nitieve, die nog vreemd is aan het beleid van het depar
tement.
De heer Groen yan Prinsterer wilde geen nieuw
minister maar een nieuw ministerie. Hij konstateerde
dat dit kabinet de kamer liet buiten de bcoordeeling der
buitenlandsche aangelegenheden en dat. de tegenwoor
dige toestand bij vreemde diplomaten het gevoel zou
doen ontstaan, dat de konstitutionele regeringsvorm hier
te lande geen mooi figuur maakte.
De heer Wintgens vroeg welke maatregelen de rege
ring genomen had om de veiligheid der nederlandsche
eigendommen op zee te verzekeren
Dc minister van binnenlandsche zaken antwoordde
dat de heer van Goltstein het publiek belang in het oog
had, terwijl de heer Groen van Prinsterer slechts verwij
dering van het ministerie bedoelde. Hij ontkende dat dit
kabinet de kamer vreemd hield aan de buitenlandsche
aangelegenheden. Nooit was daarover meer licht dan
juist nu verspreid. Overigens herhaalde de minister dat
ook thans alles gedaan was wat geschied zou zijn als een
definitief minister aanwezig ware.
De minister van marine zoide dat als onze kooplieden
hunne ladingen deden in vreemde schepen, en deze door
deensche kruisers genomen worden, het nederlandsch
goevernement daartegen geen maatregelen nemen kan,
omdat het deensche goevernement in zijn regt is en onze
vlag niet gekrenkt wordt. De heer Wintgens betreurde
dat niets beproefd werd om maatregelen te beramen met
eene bevriende mogendheid, om kostbare ladingen te
beschermen.
De heer de Brauw beweerde dat 's lands belang een
ëinde van het interim vorderde, want deze toestand was
nadeelïg, hoewel de lconservatieve partij liever moest
wenschen dat hij nog voortduurde om de onmagt van het
kabinet om zich te kompleteren te bewijzen. Waarom,
vroeg spreker, plaatst nu geen der vrienden van het
kabinet zich aan het hoofd van dit departement.
De minister van binnenlandsche zaken antwoordde
dat de vrienden van het kabinet niet gewoon waren zich
aan te bieden als ze niet gevraagd werden en hield ove
rigens vol dat geene nadeclige gevolgen voor het alge
meen belang aan het interim verbonden waren.
De interpellatie liep hiermede ten einde.
öuitcnUtniX
Algemeen overy.Jgt.
De heer van Goltstein heeft, schijnt het, nog niet
genoeg ondervinding van het doen van interpellation,
om te begrijpen dat zij, voor zoo ver ze althans de alge-
meene politiek en gceuo speciale onderwerpen betreffen,
tot niets leiden kunnen, ten ware de tegenstand tegen
het ministerie krachtig genoeg is om dit ten val te bren
gen. Dan zijn interpellatiën daartoe krachtige hef hoo
rnen. Zoo was het echter niet bij ons toen de heer van
Goltstein licht vroeg omtrent het voortduren van den
interimairen toestand betrekkelijk het beheer onzer
buitenlandsche zaken. Zoo was het ook niet in het
I engelsche lagerhuis toeu de lieeren Disraëli en Fitzge-
j raid weder verlangden te weten wat toch wel de bedoe
lingen der regering waren ten opzigte van het deensche
i vraagstuk. Noch de heer van Goltstein, noch de lieeren
Disraëli en Fitzgerald werden iets wijzer dan zij bij den
1 aanvang der zitting waren.
Is er tusschen het gebeurde in ouze tweede kamer en
het engelsche lagerhuis eenige vergelijking mogelijk,
dan treft ons al dadelijk de overeenstemming tusschen
de gegeven antwoorden. Werd met den heer van Golt
stein gesproken over hetgeen geschied wasvan de
voornemens die men koesterde, van den waren staud der
kabinets-vakature op dit oogenblik mogt bij geen enkel
woord vernemen. Zoo ook wist lord Pahnerston dezer dagen
veel te zeggen ten gunste van hetgeen graaf Kussell gedaan
had, zoo wist hij de onberispelijke wijze waarop deze ge
handeld had hemelhoog te roemen, maar omtrent 'tgeen de
regering voornemens was te verrigten nu, zoo als de heer
Disraëli zeide, ook de poging om het geschil door middel
eener konferentie te vereffenen mislukt scheen, daarom
trent werd men volkomen in het onzekere gehouden.
Het effekt der beide interpellation kan echter in zoo
verre verschillend zijn als de indruk naar buiten een
geheel andere wezen zal. De woorden van den heer van
Goltstein zullen bij ons niet lang weerklinken, maar
waar de heer Fitzgerald met feiten voor den dag komt
die bij een groot deel der britsche natie afkeuring ge
vonden hebben, waar hij aantoont hoe zwak en wankel
moedig de regering zich getoond heeft, hoe zij, nu haar
van de andere mogendheden weinig steun ten deel valt,
van eene dreigende tot eene demoedige houding is over
gegaan, daar zullen zijne woorden welligt zoo vele kiemen
te meer zijn die eindelijk tot ontwikkeling komen en de
regering dringen zullen de dubbelzinnige en laaghartige
politiek ten opzigte van Denemarken vaarwel te zeggen.
Intusschen worden de begeerlijkheden van de pruissen
nog steeds grooter en schijnt den wensch om, als ver
goeding Yoor de positie Duppel-Alsen, Jutland te ver
meesteren en alzoo het gansche schiereiland bezet te
houden, weer levendiger te vorden.
De terugroeping van den veldmaarschalk von Wrangel
en zijne vervanging door prins ICarel van Pruissen (gis
teren in onze tweede editie vermeld) doen ons echter
vermoeden dat dergelijke plannen niet met de inzigten
der regering strooken. Von Wrangel toch is steeds van
te groote voortvarendheid en willekeur bij het overtrek
ken der grenzen van Jutland beschuldigd, en zijne
terugroeping doet dus onderstellen dat de regering den
oorlogzuchtigen geest der natie thans meer bedwingen
dan aanwakkeren wil.
Betrekkelijk het oorlcgstoonecl hebben wij heden
slechts op te teekenen dat er volgens het berlijnsche
regeringsblad bij eene verkenning in de nabijheid van
Bekke een gevecht is geleverd tusschen twee eskadrons
westfaalsche huzaren en deensche dragonders. Het ver
lies aan de zijde der pruissen zou 1 officier, 33 man
schappen en 24 paarden bedragen hebben, terwijl van
de denen 35 gesneuveld of gewond en vier man gevan
gen genomen waren.
Dc belgische kamer van afgevaardigden heeft zich
donderdag niet alleen, zoo als wij reeds gemeld hebben,
vereenigd met het voorstel van den heer Orts om de dis-
kussiën over het budget van justitie tot na pascben uit
te stellen en alleen een krediet voor dat departement
toegestaan, maar zij heeft aan het voorstel eene uitbrei
ding gegeven en aan al de departementen voorloopige
kredieten verleend waardoor tot 1 julij in de behoeften
van de dienst kan worden voorzien.
In Spanje heeft de benoeming der kommissie van on
derzoek voor de nieuwe kieswet zeer onverwacht weder
een ministeriële krisis in het leven geroepen. De cortes
vond het goed die kommissie geheel uit leden tot de
oppositie behoorende zamen te stellen, en de ministers
stelden daarop aan de koningin voor, of hen van hun
ambt te ontheffen of de cortes te ontbinden. In laatstge
noemden zin is beslist.
In de Vereenigdo Staten zijn de zuidelijken bij een
aanval op Natchez tweemaal teruggedreven. In Florida
is een expeditie van de noordelijken met goed gevolg
bekroondzij hebben 8 kanonnen en een groote hoeveel
heid katoen vermeesterd en 100 krijgsgevangenen ge
maakt.
Bijdrage lot de kennis der polilick des minislcrs von Bismarck.
In de laatste dagen is een gedeelte der tusschen Enge
land en Pruissen gewisselde korrespondentie over de
deensche aangelegenheden openbaar gemaakt. Daarbij
behoort ook eene depeche van den engelschen ambassa
deur te Berlijn, lord Wodehouse, waarin deze een onder
houdt mededeelt, hetwelk hij met den minister von
Bismarck heeft gehad. Dit stuk leert ons den vrijheer
von Bismarck-Schönhausen weder eenigzins nader
kennen.
Ik beweerde zoo spreekt lord Wodehouse in be
doelde depeche dat het onmogelijk was om tot eene
oplossing te geraken zoo niet de gealliëerde mogend
heden zich geneigd betoonden om naauwkeurig hunne
eischen te bepalen ten opzigte van Denemarken en dat
ik hoopte dat de heer von Bismarck in staat zou zijn om
mij hieromtrent eene stellige verklaring te geven.
De lieer von Bismarck zeide hierop dat de eischen van
Duitschland steeds de zelfde waren, namelijk dat Dene
marken aan de verpligting voldeed om Sleeswijk niet in
te lijven bij het koningrijk en eene gemeenschappelijke
konstitutie te verleenen, krachtens welke Ilolstein,
Sleeswijk en Lauenburg, de zelfde regten zouden bezit
ten als die van het koningrijk.
Ik antwoordde hierop dat de regering haver majesteit
overtuigd was dat het onnoodig was om in eene gcdach-
tenwisscling te treden over eene algemeene konstitutie.
De elf laatste jaren zijn voorbijgegaan in nuttelooze
pogingen om de duitsche inzigten met die van Duitsch
land omtrent hetgeen gelijke regten konstitueert in
overeenstemming te brengen; zou het dan waarschijnlijk
zijn dat de" denen ooit zouden toestemmen om aan de
inwoners der hertogdommen, die de minderheid uit
maakten, het zelfde aantal stemmen te schenken in een
gemeenschappelijk parlement als aan de denen, die dc
meerderheid uitmaken? Zou dergelijke schikking wel
overeenkomstig de billijkheid zijn?
Dc heer von Bismarck trad hierop in eene uitvoerige
beschouwing over deze gemeenschappelijke konstitutie,
doch ik hoorde hem niets aanvoeren hetwelk niet reeds
breedvoerig bij onze eindelooze gcdachtenwisselingen
was besproken.
Ik heb hem vervolgens gevraagd wat de duitsche mo
gendheden verlangden ten opzigte der onlangs door den
koning van Denemarken onderteekendc konstitutie.
Hieromtrent verklaarde hij dat geene schikking kon
plaats hebben. De konstitutie moest vóór 1 januarij niet-
toepasselijk verklaard worden op Sleeswijk, of de duit
sche mogendheden zouden zich ontslagen achten van al
hare verpligtingen jegens Denemarken, daaronder ook
het traktaat begrijpende van 1852.
Ik zeide daarop te vertrouwen dat zijne excellentie
voldaan zou zijn indien de koning een besluit uitvaar
digde waarbij de konstitutie voor Sleeswijk van geen
kracht werd verklaard. Het kon noodig zijn dat, indien
de kwestie niet uitgemaakt werd door den tegenwoordi-