MIDDELRURGSCHE COURANT. N° 30. Zondag 1864. 21 Februarij. Editie van zaturdag avond 8 Middelburg 20 februarij. In de maandag gehouden zitting van den gemeente raad te Zwolle is behandeld een rapport van eene te dien einde benoemde kommissie, omtrent de door de gemeente te verleenen bijdrage tot de kosten van vestiging aldaar van eene rijks hoogere burgerschool met öjarigen kursus, door de gemeente te doen. Het daartoe strekkende voor stel werd geamendeerd aangenomen. De raad zal voor die school een bestaand gebouw in gebruik afstaan en de daar aanwezige hulpmiddelen van onderwijs opgeven. Daarenboven is eene kommissie benoemd, om zich naar 'sHagete begeven en bij z. cxc. den minister van binnen- landsche zaken nader over deze voor Zwolle zoo be langrijke zaak te behandelen. In den gemeenteraad te Groningen is zaturdag door de kommissie, belast met de overweging van de vraag, in hoeverre de raad zich dient te adresseren ter zake de voorgenomen wijziging der gemeentewet, met het oog op het massaal fonds, voorgesteld en door den raad goedgekeurd, het afzenden van een adres aan de tweede kamer en aan den minister van binncnlandsche zaken aan te raden. De strekking van beide adressen is, dat door den raad wijziging wordt verzocht van 't bedoelde wetsontwerp, zoo en in diervoege, dat het massaal fonds kan behouden blijven, en daartoe van de bepaling, dat er geen akcijnsen mogen worden geheven, worde uitgezonderd het gedis tilleerd. De raad der gemeente Zwolle heeft besloten, zich hij adres te wenden tot de tweede kamer der staten generaal, ten einde zijne bezwaren tegen de thans aanhangige koncept-wet tot wijziging der gemeentewet te doen kennen. Men verneemt, dat bij het gemeentebestuur van Utrecht het plan bestaat om een voorstel aan den raad in te dienen ten einde den stedelijken akeijns op den langen turf over het jaar 1864 af te schaffen, doch dien op den korten turf en de steenkolen te behouden. ure. In de vergadering van den gemeenteraad van Nijme gen, werd dezer dagen behandeld het jaarlijksch verslag, ingezonden door de kommissie tot bewaring van gedenk stukken van geschiedenis of kunst, hetwelk dit jaar bijzonder uitgebreid was. Uit dit verslag blijkt, dat do kommissie de door baar voorgenomene schikking van de voorwerpen in meer wetenschappelijke orde heeft tot stand gebragt en een uitgebreiden beschrij venden kata- logus daarvan heeft opgemaakt, door haar aan den gemeenteraad aangeboden en welk op voorstel van den voorzitter zal worden gedrukt. Door dit besluit zal men meer algemeen bekend worden, zoo wel met de belang rijkheid als met den omvang onzer stedelijke verzame ling, welke, als plaatselijke verzameling, eenig in ons land kan worden genoemd, daar zij aan voorwerpen van romeinseken oorsprong meer dan 1100 nummers, en aan voorwerpen van lateren tijd bijna 300 nummers bevat. Uit het verslag blijkt verder, dat gedurende het afge- lóopen jaar de verzameling zeer is uitgebreid, daar er, na de gedane uitnoodiging der kommissie, 375 voor werpen aan haar zijn afgestaan. Een dergenen, die der kommissie met eene zeer belangrijke gift ver keerde, schonk behalve vele romeinsche tegels met stempels, fragmenten van schotels, schalen, kommen van terra sigillata, van amphora's, kruikjes, lampjes, glazen kommetjes,romeinsche voorwerpen van metaal, enz., enz., nog eene gouden romeinsche munt, vijftig zilveren mun ten, honderd drie en negentig koperen munten en penningen, een koperen legpenning op het innemen van Nijmegen 1591, een dito op het verjagen van de Span jaarden uit de Betuwe 1591, een dubbele stuiver, een nijmeegsche duit en nog vele andere voorwerpen. Nader vernemen wij dat onder de schilderijen van het museum Boymans, welke nog gered zijn kunnen worden, zich, behalve de reeds in ons vorig nommer -vermelde, bevinden van Nicolaas Berchera, Jan Both, II. Cuyp (5 stuks, waaronder de nog onlangs door de gemeente aangekochte Mosseleter), J. D. de Heem, Ph. de Koning, Salomon Koninck, Ommcganck, Schelfhout (twee stuks), Schotel, Adriaan van de Velde en Adriaan de Vries. {Hotterd. courant Men schrijft uit Amsterdam aan de Rotterdamsche courant „Vóór eenigen tijd vormde zich hier (zoo als reeds vroe ger werd medegedeeld) eene voorloopige kommissie tot stichting van een Leeskabinet, dat, op aannemelijke voorwaarden, zijne leden gelegenheid geven zou kennis te nemen van de merkwaardigste voortbrengselen der letterkunde van den dag, maar tevens en voornamelijk al zoodanige werken van blijvende waarde zou opnemen welke geacht kunnen worden de belangstelling te ver dienen van den beschaafden stand. Zoo doende hoopte men de kern te vormen eener degelijke bibliotheek, die later in verhand met reeds bestaande verzamelingen eene instelling worden zou, gelijk aan die waarvan men in Engeland en Amerika zulke schoone uitkomsten heeft verkregen. „Met den meesten ijver poogde de voorloopige kom missie deelneming in deze aangelegenheid te wekken, maar wij amsterdaramers gaan nu eenmaal niet over ijs van eenen nacht tot lieden hebben hare pogingen nog niet de gevolgen gehad, die men er met reden van mogt verwachten. In eene voorloopige bijeenkomst van degenen, die zich door onderfceekening der cirkuïaires bereid hadden verklaard het plan te ondersteunen, werd heden avond (maandag 15 februarij) door de kommissie voorgesteld, óf van verdere pogingen af te zien, óf reeds nu de zaak op het touw te zetten, niettegenstaande nog niet het getal leden was verkregen, noodig om het ge- wenschte doel te bereiken, in welk geval natuurlijk eeni gen der aanwezigen zich tot dekking van een mogelijk te kort zouden moeten verbinden, óf nog eenige dagen te wachten, en intusschen ieder in den zijnen te beproeven, of men nog anderen kon bewegen de zaak te ondersteunen. „Het eerste lid van dit voorstel werd onmiddellijk hij akklamatie verworpen, en na eenige diskussie verder besloten de vergadering tot dingsdag 23 februarij te verdagen en intusschen het derde alternatief te be proeven. „Hoogst waarschijnlijk zal in deze tweede bijeenkomst de zaak haar beslag krijgen. Menigeen toch werd tot nu toe van de onderfceekening terug gehouden, omdat de zaak wij zijn hier erg solicde nog te onzeker was. Nu gebleken is, dat het ernst is, dat men niet enkel een betrekkelijk groote ondersteuning, maar ook een lokaal heeft gevonden, en dit wel op een geschikten stand, zal menigeen, die tot heden eene afwachtende houding aan nam, voor goed beslissen, en de hoofdstad zal zich dus weldra verheugen in het bezit eener instelling, die vooral hier, waar reeds zoo vele goede bouwstoffen aanwezig zijn, slechts eenige belangstelling behoeft, om met de beste inrigtingen van dien aard te kunnen wedijveren." Men schrijft ons uit 's Gravenhage van 19 februarij: „Gisteren avond had hier in de zaal Diligentia het aangekondigde koncert van Carlotta Patti plaats en de toeloop was zoo groot, in weerwil dat de entree -1 per persoon was, dat velen geene toegangkaarten hebben kunnen hekomen. Ten gevolge van dit sukces zal clan ook den 29 dezer een tweede koncert in de schouwburg zaal plaats hebben, en wel tot weinig hoogere dan de gewone scliouwburgprijzen. „Mijne vroeger over Patti geuitte opinie is bevestigd. De natuur beeft haar met eene stem van ongeëvenaarde schoonheid en vermogen bedeeldmen zou triviaal kun nen zeggen dat die stem zoo helder is als een klokje. Even als hare zuster Adeline echter, die thans aan de groote opera te Parijs verbonden is, is Carlotta's stem niet gevormd tot hetgeen zij wezen kon. In de aria uit Linda de Chamounix zong. zij tot de hooge fis en men zegt dat zij het tot de viermaal gestreken a kan bren gen. Dit is eene natuurgave, maar behoort niet op het gebied der kunst. Daarop presteert zij niet wat men zou kunuen verwachten. Hare staccatos zijn echter wonder schoon. Aan npplandissement ontbrak het natuurlijk niet, en na het laatste gaf zij nog de door Auber voor haar gekompoucerde Iach-aria ten beste, een zingend lagchen of lagcbend zingen, dat den verrassendsten indruk maakte, en zeker door geene andere zangeres in die volkomenheid kan nagevolgd worden. Hoe schoon echter, heeft hare stem een gebrek, dat ook aan de be roemde mad. Alboni werd ten laste gelegd: 'tis namelijk wonderschoon, maar het treft niet, het spreekt niet genoegzaam tot de innerlijkste snaren der menschelijke ziel. „Men zou eigenlijk kunnen beweren, dat de ware lau weren van den avond weggedragen zijn door den violist Ferdinand Laub, wiens zuivere, schoone, volle toon, ja wiens volmaakt spel veeleer den onverdeelclen bijval dor kenners inoogstto dan de kunstverrigtingen van Carlotta Patti. .Alfred Jaöll handhaafde zijn welgevestigden roem als een der eerste pianisten. Ieder hoorder bewonderde zijn fluweelachtigen aanslag en zijn geacheveerd spel, clat tot in de moeijelijkste passages duidelijk is. „De violoncellist Kellermann is eenige dagen geleden door eene beroerte getroffen. Hij werd vervangen door den heer Lainoury uit Parijs, wiens spel waarschijnlijk hij andere gelegenheden toegejuicht zou worden, maar op dezen avond wel eenigzins in de schaduw geraakte bij hetgeen zijne kollegas te liooren gaven." 1 Uit Harlingen schrijft men ons onder dagteekening van 16 dezer „Dezer dagen is hier uit de hand verkocht een heeren huizing en erf voor elf duizend gulden, welk pand, nu veertien jaar geleden, was gekocht voor twee duizend een honderd gulden. De verbeteringen, er aan toegebragt, zijn geenszins de oorzaak van dezen hoogeren prijs, ma ar 't is een blijk hoe met den bloei, ook de waarde der vaste ;oederen hier aanmerkelijk toeneemt. „Velen meencn dat het wensehelijk zou zijn, het mid den-havenhoofd, gelegen tusschen de buiteuhaven en het zoogenoemde dok of de Willemshaven, eenigzins in te korten: want meermalen stooten de schepen, en vooral de groote, er tegen of tegen de andere hoofden, zoo als gisteren en in de vorige week nog het geval was met de engelsche stoomboot Nora, misschien de laatste maal tevens veroorzaakt door de mist. .Ofschoon kort na den dooi nog veel ijs voor onze haven ronddreef en de vaart er door belemmerd werd, is de zee hier thans geheel open en de zeevaart wordt op onderscheiden wijzen hervat. De stoombooten Burge meester Zijlstra en Harlingen varen reeds sedert eenige dagen van hier op Amsterdam heen en weder, en daarbij is bovendien nog cle Leeuwarden in dienst gesteld. Vier der houtschepen, door het ijs overwinterd te Nieuwe-Diep en elders, zijn hier reeds binnen gekomen, zoo dat do bedrijvigheid in handel en zeevaart van dag tot dag weder begint te herleven." De minister van hinnenlandsche zaken heeft ter kennis van belanghebbenden gebragt dat tot opleiding en oefe ning van telegrafisten voor de dienst van den rijks tele graaf, na vergelijkend onderzoek, op den 18 julij a. s. te 's Gravenhage te houden, een aantal van hoogstens twintig leerlingen zal worden toegelaten, om op nader aan te wijzen plaatsen onderrigt te ontvangen, tegen eene bezoldiging van ƒ1 daags, om later, na voldoende blijken van geschiktheid te hebben gegeven, te kunnen dingen naar de betrekking van telegrafist 3e klasse, op eene jaarwedde van 800. De op zegel geschrevene verzoeken tot toelating moeten voor 3ö junij a. s. bij liet departement van binnenlandsche zaken worden inge zonden. De aspiranten moeten zijn nederlanders, geboren in een der jaren 1834 tot 1846 ingesloten. De overige vereischten zijn in de Staatscourant van woensdag mede gedeeld.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1