©ctaling pan coupons. Troonrede van den keizer van Oostenrijk. De keizer van Oostenrijk heeft maandag morgen ten 11 uur de zittingen van den Reichsrath met een toespraak gesloten, waarvan de korte inhoud gisteren aan de ge- abonneerden op het bulletin is medegedeeld. Wij ont- leenen er thans nog het volgende aau „Ik heb niets verzuimd om voor de natie het ge luk des vredes te bewaren, liet ligt in de bestemming van Oostenrijk om, terwijl' het zich gereed houdt eiken mogelijkeu aanval te wederstaaneene vredelievende taal te voeren in den raad der volken. „Het vredelievend karakter der betrekkingen mijner regering met de groote mogendheden van Europa be antwoordt op eene zeer voldoende wijze aan die bestem ming van Oostenrijk. „Eene krisis, welke sedert jaren tussclien Duitschland en Denemarkenheerscht is losgebarsten en heeft, ondanks de meest vredelievende pogingen mijner regering, oor logsgebeurtenissen ten gevolge gehad. In mijne hoeda nigheid van duitsch vorst heb ik deel genomen aan de militaire maatregelen welke voor de bondsexckutie in Holsteiu noodzakelijk waren, overeenkomstig de besluiten van den bond'; ik heb tevens in overeenstemming met Pi-uissen noodig geoordeeld om bezit te nemen van het her togdom Sleeswijk, als pand voor de vervulling der voortdu rend door Denemarken veronachtzaamde verpligtingen. „De heldenmoed en het bewonderenswaardig gedrag van het gealliëcrde leger in Sleeswij k-IIolstein heeft eene spoedige en schitterende voldoening ontvangen voor de regten en de eer van Oostenrijk, van Pruissen en van geheel Duitschland. „De roemvolle resultaten welke ik in vereeniging met mijn koninklijken bondgenoot van Pruissen heb verkre gen, hebben niet het bevredigen van eerzucht of ver overingszucht ten doel gehad, maar de zegepraal der regtvaardigheid, gelijk in geheel Europa erkend wordt; zij zullen, naar ik hoop, aan de sinds lang in hunne reg ten geschondene gewesten, waarvoor wij met Pruissen strijd voeren, eene gelukkige toekomst verzekeren, zonder daarbij den vrede der wereld of van ons geliefd vaderland te verstoren. „Omringd van de vertegenwoordiging mijns lands ver heug ik mij in dubbele mate over den uitslag, waarmede de Voorzienigheid de wapenen van Oostenrijk heeft gezegend en over de roemrijke overwinningen, welke Zij aan zijn standaard heeft doen deelachtig worden. Want ik ben overtuigd dat mijn getrouw volk zich met mij vereenigt in het gevoel van vreugde, hetwelk het gedrag der dapperen, die voor onze eer hun bloed hebben veil gehad, waardeert, zich met mij vereenigt waar hot de handhaving geldt van Oostenrijk's roem. „Door uwe taal hebt gij voor de wereld de getuigenis van deze onze overeenstemming afgelegd en wij zullen deze bewaren als een kostbaren schat, waarin eene onwrikbare magt ligt. „Oostenrijk heeft blijk gegeven dat het in zijn meer vernieuwden vorm, den goeden ouden geest heeft be waard en dat het op den nieuwen liberalen weg van zijn staatsleven de erfenis zijner kracht en glorie niet heeft achtergelaten." Ie toestand van het oogenblik. Berlijn, 13 februarij. „De oorzaken en het doel der groote oorlogsgebeurte nissen, welke sedert zestien jaren door de hedendaagsche geschiedenis zijn opgeteekend, waren van den beginne voor niemand een geheim. De fransche republiek zond in 1849 eene expeditie naar Rome om den paus aldaar- weder aan het bestuur te brengen. Het tweede keizerrijk zond zijne troepen, in vereeniging met engelsche en egyptïschc konti'ngenten, naar Varna, in de Dobrudscha en naar Sebastopol om aan de russische begeerlijkheid paal en perk te stellen. Het verbond zich metPiemontin 1859 om Italië te bevrijden. In China zijn de fransche, engelsche en spaansche soldaten het vermoorden hunner landgenootcn gaan wreken. In Mexiko tracht Frankrijk een volk te doen herleven, hetwelk langer dan eene halve eeuw aan de anarchie ten prooi verstrekte. „Wat gaan nu echter Pruissen en Oostenrijk in Slees- wijk verrigten? Het kanon buldert steeds in dit gewest, stroomen bloeds zijn reeds vergoten en men vraagt zich nog altijd af wat dan toch hunne bedoelingen zijn, wat zij willen! „In den vreemde is dit echter niet alleen het geval. Vraagt het aan een duitscher, van welken staat ook. Ook hij zal u geen antwoord weten te geven. „Als ware autokraten hebben de twee groote militaire mogendheden hunne beste troepen voorwaarts doen rukken, zonder aan iemand, noch aan hunne vertegen woordigende staatsligchamen, nog aan den bond eenige inlichtingen te geven omtrent hare raadselachtige hou ding. Deduitsche burgers hebben den lmisselijken haard vaarwel gezegd om hunne kleeding voor de uniform te verwisselen, do oostenrijksche regementon hebben hunne garnizoensplaatsen verlaten, allen zonderte weten waarin hot doel van den veldtogt bestond. Sleeswijk is naamve- lijks in allerijl binnengetrokken of de pruissisehe troepen werpen zich blindelings togen de verschansingen van Missunde. Hot schijnt dat onze geallieerde regeringen eene breede stroom duitsch bloed behoefden om door smart belang in te boezemen voor hare geheime bedoe lingen en met allo ketenen van een overprikkelde eerzucht de vaderlandsliefde dor natie aan die bedoelin gen te verbinden. „De aanval op Missunde bragt bij ons allen door het verrassende der tijding, eene onbeschrijfelijke verbazing te weeg. Naauwelijks was- deze eenigzins vordwenen of achtereenvolgens vernamen wijde ontruiming van het Danowirk, het- bezetten van Slees wijk tot Flensburg en het terugdrijven der denen tot aan Duppel. Ondanks het aller ongunstigst saisoen, ondanks het gebrek aan voldoend krijgsmateriëel, ondanks de afwezigheid van een gedeelte van het medisch personeel, hetgeen voor eene militaire natie iets ongehoords is, rukt men altijd onvermoeid voorwaarts. De marschroutc moge overal bloedige sporen wijzen, het aantal dooden en gekwetsten moge groot zijn, onze soldaten waren overwinnaars en het enthusiasme spiegelde zich allerlei droombeelden voor. „Er was thans niet meer sprake van de aan Denemar ken ontrukte hertogdommen onder het beheer van den bond terug te brengen. Als gelijk aan den zoon van Seniele, geboren onder het licht der bliksemschichten en het gerol van den donder, moest de duitscHe eenheid ontluiken onder het gebulder der getrokkene kanonnen van Pruissen en Oostenrijk. De magt der gebeurtenissen, zoo beweerde men, zou zelfs over den wil van een von Bismarck zegevieren „En thans nu de pruissisehe troepen met schending van het bondsgezag bezit nemen van de voornaamste steden in HölStein, en zelfs niet zijn teruggedeinsd voor de bedreiging des generaals von Hake om met geweld dit te beletten thans-mort het volk en mompelt het in een oogenblik van verontwaardiging van verraadHet pruis- sisch huis van afgevaardigden had dit woord in het laatste uur van den doodstrijd voor regt en vrijheid reeds dei- regering voor de voeten geworpen. „Welnu pruissen, zijt gij verraden, slaat u zeiven op de borst, stamelt uw mea culpa, werpt u ter aarde om uwe liefste droombeelden door den sinioun van militaire en feodale reaktie te zien vernietigd. Kromt uwe schou ders onder het juk, maar zwijgt en valt de wereld niét lastig, met uwe betuigingen van droefheid. „Waarom spraakt gij niet toen het nog tijd was? Waarom zweegt gij toen uwe vertegenwoordigers in zoo krachtige taal u wezen op de staatkunde, welke dé minis ters volgden? Was uwe stenj eene echo op de hunne Wel was ieder overtuigd van de juistheid hunner waar schuwingen, wel juichtet gij uwe mandatarissen toe, toen zij het voor den oorlog vereischte krediet weigerden maar hebt gij dan ook uwe zonen geweigerd voor dien oorlog „Nadenken heeft thans tot overwegen geleid en de opge wondenheid is alzeer verkoeld. Het eenige waarmede men troosten, waarin men zich verheugen kan is de dapper heid onzer soldaten, welke even als die der denen bewon derenswaardig is. Oostenrijksche officieren, mannen die bij Magenta en Solferino.tegenwoordig waren, verklaren nooit bloediger gevechten te hebben bijgewoond dan dat bij Owersee onder anderen. Onze manschappen rukten langs een weg, welke glad was van ij zei toen zij bij het vervolgen der denen op de vijandelijke achterhoede stootten. Deze hield stand en nestelde zich in een bosch waaruit zij een aller hevigst geweervuur op de geallieer den openden, terwijl de jagtsneeuw het gezigt aan deze laatsten belette. Zij konden bovendien liet vijandelijk geweervuur niet beantwoorden daar hunne geweren vochtig waren geworden. Nu rukte het regement „de koning van België" met gevelde bajonet in stormpas voorwaarts. Op vijf passen afstands ontving dit het vijandelijk vuur en nu volgde een gevecht van man tegen man, waarbij aller moorddadigst gestreden werd. De sneeuw weefde daarbij dadelijk een lijkkleed voor ieder gevallene, wiens plaats somtijds slechts aangewezen werd door bloedige vlakken op de sneeuw. „Na langen strijd werden eindelijk de denen weder verder noordwaarts teruggedreven. Op het kerkhof te Flensburg, in de nabijheid van den aldaar in 1848 opgc- rigten leeuw ter herinnering aan de overwinning bij Idstedt, heeft een groote kuil reeds eenige konderde deensche en duits,che g.esneuvelden opgenomen. «Steeds worden er bij de thans heerschende dooi nog overal ont dekt, welke door de sneeuw voor het oog werden ver borgen." "Wat het lot kan worden der kleine rijken. Dat1 hotgeen men thans in Denemarken gebeuren ziet andero natiën tot leering kan strekken en haar tot voor- zigtigheid leiden moet, zal niemand ontkennen. We zien uit hetgeen thans in het noorden van Europa plaatsgrijpt, op nieuw hoe kleine rijken ten speelbal van de grootere verstrekken. Zoo is het altijd geweest en zoo zal het lang nog blijven. Het regt van den sterkste geldt nog op bijna elk gebied. En vraagt men wat daar tegen te doen is, we aarzelon geen oogenblik bij het geven van een ant woord; al weten we dat het middel uiterst langzaam zyn werking verrigt, we weten tevens datheteenig en onfeil baar is. Zoo lang niet het niveau der volksbeschaving liooger klimt, zoo lang niet liefde voor de waarheid op grof eigenbelang meer en meer de overhand verkrijgt, zoo lang niet billijkheid in de publieke opinie hooger staat aangeschreven dan magt, tot zoo lang zullen de lagere volksklassen bliüde wex'ktuigen zijn in de hand der aanzienlijken, tot zoo lang zullen despoten tegen den zin van de kern der natie zich op den troon staande kunnen houden, tot-zoo lang zullen kleine rijken aan de eischen der grootere moeten toegeven en zal Europa in onrust blijven verkeeren. Dit mag wel nu en dau herin nerd worden aan allen die de menschheid opregt lief hebben, opdat- geen middel tot ware volksbeschaving, de eenig afdoende remedie, aan hunne aandacht ont* snappe. Deze gedachten, hoewel zij ons eenigzins van het onderwerp afvoeren, kwamen ons voor den geest bij het lezen van een artikel hetwelk wij in het Antwerpsch handelsblad onder het opschrift „Denemarken en België" aantroifen en hier overnemen, met de opmerking nog- tans dat oppositie tegen de antwerpsche fortitikatiën als hoofddenkbeeld in het stuk doorstraalt. „Denemarken is zonder hulp of onderstand, voor de veroenigde duitsche wapens gevallen. Het had gehoopt op don onderstand van Engeland; maer Engeland is aen zyn woord wy hebben hier nu niet te onderzoeken, waerom te kort gebleven, en men heeft de Denen weerloos laten veijagen en vermoorden. „De gebeurtenissen moeten in België tot nadenken stemmen, en wy twyfelen er niet aen, velo onzer lezers zullen zich reeds de vraeg gedaon hebben: „„Zou het> op een gegeven oogenblik, niet evenzoo gaen mot ons arm landeke? zullen wy niet even als de Denen beroofd bly- ven van onderstand en zal men ons, niettegenstaende alle beloftenniet evenzoo laten doodspartelen „Inderdaad het Dannewirk is ook eene der grootste versterkingen die er in Europa bestaen het was aenge- legcl op dien voet, dat dliizende en duizende hulptroepen uit Zweden en Engeland er moesten komen plaets nemen. Denemarken alleen met zyne 35 a 40,000 man kon de uitgestrekte linie fortitikatiën niet bezetton of verdedi gen. „Is België niet in de zelfde positie „Wy ook hebben versterkingen, welke niet naer ouzo grootte geëvenrecligd zyn; wy ook hebben voor hulp troepen gewerkt en wie zegt u, dat ons op het gege ven oogenblik ook die hulptroepen uiet zullen ontbreken en wy, na eene wanhopige en heldhaftige verdediging niet even ons Dannewerk zullen moeten verlaten, als de moedige Denen. „Wy hebben eenen mantel gemaekt, maer de mouwen hangen ons een el over de vingers; we trappen op de slippen en de kraeg steekt ons zoo ver over de oogen dat wy niet meer kunnen hooren, zien of gaen. Als er geen slipdragers en leiders komen, zyn wy zoo min in staet dien parade-mantel te dragen als de Denen den hunne. „Maer huLptroepen zullen komen! roepen de ligtge- loovige patriottendoch wy kunnen op een aental ge vallen wyzen, die ons integendeel aen die komst, en met regt, doen twyfelenDenemarken zal het laetste van die gevallen niet zyn. „Indien het in 't belang is van Engeland van zich dood stil te houden; indien men het door stoffelyke voordeelen, die grooter zyn dan die welke het van onzen kant genie ten kan, heeft weten neutracl te maken en dat zal natuerlyk beproefd worden dau zal John Buil voor ons zoo rustig met het geweer in den arm blyven staen, als hy het nu deed met de Denen." De coupons d/F5-^ctvRuasiscE^, eertifikatcn in zilver, 4de serie, administratie Hope Ketwich Voom- bergh en wed.l jVL Borski,'vpf'itrftenen 1/13 novembey 1863, worden betaald niet

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3