tfuilcnlanö.
Het wetsontwerp werd liierop met algemeene stemmen
goedgekeurd.
Bij de beraadslaging over het wetsontwerp tot wijzi
ging van het maximum der plaatselijke belasting op het
gedistilleerd, zeide de heer van Rhemen dat hij op 31
december gestemd had voor de motie van den heer de
Kempenaer om de beraadslaging over de wetsontwerpen
tot afschaffing van den alccijns op de brandstoffen en
verhooging van dien op het gedistilleerd te verdagen
omdat hij overtuigd was dat de gemeentebesturen toch
op 1 maart niet konden gereed zijn met de wijziging der
daartoe betrekkelijke verordeningen. De minister be
streed dit wel, maar zal nu wel moeten erkennen, dat
het niet mogelijk zal zijn. Spreker heeft niets tegen
deze wet, die een noodzakelijk gevolg is der aangeno
men wetten, maar hij wees op den zonderlingen toestand
dat gemeente-besturen hunne verordeningen hebben
moeten wijzigen op grond eener wet, die nog niet aange
nomen was, terwijl de verordeningen door deze wet
wederom zullen herzien moeten worden.
De minister van financiën antwoordde dat in de aan
schrijving aan de gemeentebesturen op dit wetsontwerp
gewezen is; dat voor 1 maart de noodzakelijke wijzigingen
konden gereed zijn; dat daaruit geen staat van verwar
ring zou ontstaan en dat vele gemeentebesturen reeds
den akcijns op f 14 en ƒ21 hadden gebragt.
Het wetsontwerp werd hierop met algemeene stemmen
aangenomen, en de vergadering tot nadere bijeenroeping
gescheiden.
Algemeen ovcrzlgt.
De voorposten der oostenrijksche en pruissische troe
pen schijnen zich reeds uit te strekken tot aan de oevers
van den Eider. Men mag dit ten minste opmaken uit het
berigt van eergisteren, uit Berlijn, dat de veldmaarschalk
Wrangel aan den bevelhebber van het deensche leger
heden eene sommatie zou rigten om binnen 24 uren het
hertogdom Sleeswijk te verlaten. Werd aan dezen eisch
niet voldaan, dan zou men zich onmiddellijk gereed ma
ken om den Eider over te trekken.
Is dit berigt juist, en er bestaat geen redelijken grond
om het te betwijfelen, dan is derhalve op het oogenblilc,
waarop wij dit „overzigt" schrijven, de termijn van 24
uren reeds verstreken en het laatste „woord" tussclien
den veldmaarschalk Wrangel en den bevelhebber der
deensche troepen gewisseld, waarop gewoonlijk het wis
selen van kanonskogels volgt.
Er zijn er, die toegevende dat bovenbedoelde som
matie aan den deenschen bevelhebber slechts eene for
maliteit is, waarop in dergelijke omstandigheden bijna
altijd eene weigering volgt toch nog op het behoud
van den vrede durven vertrouwen. Zij toch beweren dat
de deensche troepen de oevers van den Eider niet kun
nen verdedigen en derhalve tot achter de versterkte
liniëu tusschen de steden Sleeswijk en Frederikstadt,
het zoogenaamde Danewirk, zullen terugtrekken. De
oostenrijksche en pruissische troepen zouden alzoo zon
der wederstand te ontmoeten tot aan die verdedigings
werken kunnen voortrukken en aldaar blijven vertoeven
om vervolgens op de eene of andere wijze toch nog den
weg van onderhandeling te kunnen inslaan.
De waarde van deze bewering zullen wij hier niet be-
oordeelenmogt zij door de toekomst bevestigd worden,
het zou aan ons werelddeel zekerlijk tallooze rampen en
ellende, aan Oostenrijken Pruissen ernstige verwikke
lingen en moeij elijkheden van anderen aard besparen.
Teregt wordt dan ook door The morning post aan Oosten
rijk waarschuwend gewezen op Italië, op Hongarije, op
Gallicië en aan Pruissen in herinnering gebragt dat
Posen en de Rijnprovinciën tot eene andere gedragslijn
dan de tegenwoordige moesten nopen.
Intusschen is het steeds de vraag of de engelsche
regering, na al hare waarschuwingen, vermaningen,
diplomatieke nota's tot dusverre vruchteloos te hebben
zien blijven, lijdelijk zal aanzien dat het sleeswijkseh
grondgebied geheel of gedeeltelijk - tot aan het Dane
wirk door de beide groote duitsehe mogendheden
bezet wordt.
Wil zij echter gewapender hand hare meening in de
sleeswijk-holsteinsche aangelegenheden gaan verdedigen,
dan schijnt zij de medewerking van Frankrijk daarbij te
zullen moeten ontberen. Uit Parijs toch wordt gemeld
dat het verzoek van Engeland, stiekkende om ter verde
diging van Denemarken te zamen des noods met geweld
te werk te gaan, door de keizerlijke regeringopderaeest
bepaalde wijze is afgewezen. Ook Rusland schijnt tot der
gelijke interventie-expeditie weinig geneigdheid te be
zitten.
Men verzekert dat van den ministerraad, welke heden
te Londen zou worden gehouden, omtrent de door Enge.
land te volgen staatkunde eerst een bepaald besluit te
wachten was. De orders naar Woolwich afgezonden en
de berigten van andere maatregelen van wege het depar
tement van oorlog genomen schynen derhalve slechts te
strekken om des noods onmiddellijk troepen naar het
noorden te kunnen zenden.
Intusschen heeft de heer Bright voor zijne kiezers te
Birmingham weder zijne vredelievende theoriën gepre
dikt en beweerd datzoo in deze dagen eene regering
Engeland in een oorlog wikkelde, onder voorwendsel van
het evenwigt in Europa te bewaren en eenig koningrijk,
groot of klein, te ondersteunen, die regering het vertrou
wen der engelsche natie niet waardig zou zijn, maar
aller afkeuring en vloek zou verdienen.
De inlichtingen, welke men in de zitting van'het
fransch wetgevend ligchaam op eergisteren van wege de
regering verwacht had omtrent de mexikaansche aange
legenheden en de aanvaarding der keizerskroon door den
aartshertog Maximiliaan, zijn achtergebleven. Belangrijk
waren echter de redevoeringen van de heeren Thiers en
Berryer, die met kracht bij de regering wilden aandrin
gen om zoo spoedig mogelijk een einde te maken aan de
expeditie. De heer Rouher beantwoordde de sprekers
met de verklaring dat Frankrijk slechts wil onderhan
delen met het door eene algemeene stemming gekozen
hoofd van den staat. Het schijnt derhalve datdeiransche
regering den oostenrijkschen aartshertog in deze hoe
danigheid nog niet erkent.
Eene redevoering van den heer Jules Favrc, waarin
hij niet schroomde om de mexikaansche expeditie te
vergelijken met de expeditie naar Spanje onder het eer
ste keizerrijk, lokte aan de zijde der regerings-vertegen-
woordiging eene repliek uit, waarin do handelwijze van
Frankrijk ten opzigte van Mexiko op nieuw verdedigd
en het heilzame eener monarchie voor de mexikanen
werd betoogd. Ten slotte werd het amendement betrek
kelijk Mexiko met 201 tegen 47 stemmen verworpen.
Thans is de poolsche kwestie aan de orde-
In België duurt de ministeriële krisis steeds voort.
Het gerucht dat koning Leopold den prins de Eigne met
de zamenstelling van een kabinet heeft willen belasten,
wordt doorL'indépendance beige onwaarschijnlijk geacht.
Eene mededeeling in de Kölnische Zeitung bevat de ver
zekering dat de heer Nothomb, vertegenwoordiger van
België aan het pruissische hof, omtrent de zamenstelling
van een ministerie geraadpleegd is.
Slees wijk- fi&olsïeia
The morning post, het orgaan van lord Palmerston,
bevat het volgende artikel omtrent de kwestie van den dag
„Wij hebben weinig uitwerking verwacht van het ver
zoek der deensche regering aan Oostenrijk en Pruissen,
om een termijn van zes weken te erlangen ten einde den
eisch tot wijziging der november-konstitutie aan den
Rigsraad te onderwerpen. Zonder verwondering verne
men wij dan ook dat Oostenrijk en Pruissen geweigerd
hebben om aan dit verzoek te voldoen en in hunne plan
nen tot een inval in Sleeswijk blijven volharden.
„Zoo nadert dan het gevaar van een gewapend konllikt,
terwijl de Eider de belangrijkheid erlangt, welke de
Pruth en de Tessino in dergelijke omstandigheden heb
ben verkregen. Men zegt dat, volgens de bepalingen
der oostenrijksch-pruissische militaire konventie, de
geallieerde troepen zich op 6 februarij aan de slee-s wij k-
sclre grenzen zullen moeten bevinden. Waarschijnlijk
zullen zij daarop weinige dagen later de rivier trachten
over te trekken.
„Van dit oogenblik tot aan dezen bcslissenden maat
regel blijft er nog eenigen tijd tot onderhandelingen over
en wij kunnen niet gelooven dat de twee duitsehe
mogendheden de dwaasheid zullen begaan om de opinie
van geheel Europa te trotseren, terwijl zij bovendien de
gevolgen van dergelijk gedrag reeds vooraf kunnen
berekenen. Bij de aanstaande opening van het engelsch
parlement zal de publieke opinie zich vrij kunnen uiten
en wij loopen geen gevaar om valschc profeten te zijn,
als wij verzekeren dat het gevoel onzer natie geheel ten
voordeele van Denemarken zal spreken.
„Engeland's eerste minister heeft bij het einde der
laatste parlementszitting op ernstige wijze aan Duitsch-
land waarschuwend te kennen gegeven dat het niet met
Denemarken alleen zou te maken hebben, indien men het
doel, hetwelk scheen beoogd te worden, geheel trachtte
te bereiken.
„Men mag verwachten dat eene nieuwe verkkyang-om-
trent dit alles bij de opening der parlcmeufs^Tttiuge^
door onze regering zal worden gedaan. -Daarbij" zal Te*-
kennen worden gegeven dat Engeland niet onzijdig kan"
blijven, zoodra de vijandelijkheden beginnen.Wij zijn zeer
gehecht aan het traktaat van 1852. Ilct is evenwel on
zinnig om te beweren dat men dit traktaat eerbiedigt
als men bepalingen en zoogenaamde regelingen poogt
i te handhaven, welke men in dit traktaat niet aan
treft en waarop het zelfs geene zinspelingen bevat. Onder
de meest ij dele voorwendselen beijveren de duitsehe
mogendheden zich slechts om een aanval te bewerkstel
ligen, welke niet te kwalificeren is en eene schandelijke
annexic te bewerken. Het tegenwoordig gedrag dezer
mogendheden kan slechts beschouwd worden als te ge
lijker tijd beleedigend en bespottelijk te wezen.
„Immers, het is niet te onderstellen dat Europa de
hooge mate van zwakheid zal betoonen om lijdelijk der
gelijke schending der traktaten en dergelijke onbekend
heid met alle volkenregterlijke beginselen te dulden.
Wij zijn verzekerd dat er een verbond tot stand zal komen
tusschen Engeland, Frankrijk, Rusland en Zweden, om
de onschendbaarheid te verdedigen van het koningrijk
Denemarken.
„Wat kunnen bij dergelijk verbond de duitschers nog
met eenigen grond verwachten
„Kan Oostenrijk bovendien vergeten dat Polen onder
de wapenen is en dat Gallicië en Hongarije slechts het
sein der polen verwachten om op te staan Kan Oostenrijk
vergeten dat Italië, met de hand op het zwaard, gereed
is om Venetië te hulp te snellen Is het kabinet te Weenen
blind genoeg om niet te zien dat Oostenrijk, door zicli op
liet oorlogsveld te begeven, den ondergang zijner finan
ciën en de onvermijdelijke scheuring zijner provinciën te
gemoet gaat?
„Is dit in dergelijk geval de toekomst voor de groote
duitsehe mogendheid van het zuiden, de toekomst welke
voor Pruissen te vreezen zou zijn is niet minder rijk aan
rampen. Aan de eene zijde zou het hertogdom Posen zich
afscheiden, terwijlaan de andere zijde de Rijnprovinciën
zeer zeker tot waarborg en kompensatie voor de bemag-
tiging van Sleeswijk zouden bezetten.
„En wat de kleine staten van Duitschland betreft,
zijn deze minder door den oorlog bedreigd, zij loopen
toch zeer veel gevaar van revolutiën. Bij den storm,
welke boven centraal Europa giert, oorlog en revolutie
met zich voerende, zullen ouder hen die dezen storm
hebben uitgelokt, diegenen zich gelukkig mogen achten,
die slechts een verschrikkelijke straf ontvangen en aan
de vernietiging ontkomen.
„Zoolang het nog tijd is zullen er ernstige waarschu
wingen worden gerigt aan de duitsehe mogendheden. Zij
hebben den door Denemarken gevraagden termijn gewei
gerd, maar het blijft nog de vraag of men hen, zelfs in
deze omstandigheden, nog niet zal kunnen nopen om van
het geheele plan af te zien. De denen hebben van hunne
zijde koncessie op koncessie gedaan en bijna alles toege
geven, wat hunne vijanden konden verlangen en waartoe
zelfs de meest toenaderingsgezinde raadslieden keu kon
den doen overgaan. Thans zijn zij tot het uiterste gebragt
en het nationaal gevoel van eer niet minder dan de zucht
tot zelfverdediging verbieden hen een stap verder terug-
te wijken. De zelfde oorzaken moesten de duitschers
beletten om verder te gaan. Zijn zij doof voor al deze
redenen en voor de waarschuwingen van Europa, dan
zullen zij de straf moeten dragen, welke zeker hen zal
treffen, die den vrede verbreken en de zwakkeren zoeken
te onderdrukken en uit te plunderen.
„Indien Denemarken tot den oorlog genoopt wordt, dan
zal het wederom de kracht en den moed ten toon spreiden,
waarvan het in 1849 bewijzen heeft gegeven. Eer het kan
overwonnen worden zullen de zweedsche troepen boven
dien de denen te hulp snellen en eene engelsche vloot
zal zich naar de noordzee begeven, terwijl andere gealli
eerden krachtige maatregelen zullen nemen om hen te
beschermen en te bevrijden.
„Nog heeft het verstand drie weken tijd om bij de
mogendheden te zegevieren en wij mogen nog gedurende
die dagen de hoop koesteren dat de duitschers den Eider
niet zullen overtrekken en zich in een oorlog storten,
waarin alle kansen tegen hen zijn en waarin alle ram
pen en onheilen dieg-cnen zullen treffen, wier dwaas
heid den strijd uitlokte."
In een volgend nommer slaat lord Palmerston's orgaan
weder een minder kraclitigen toon aan en stelt eene
engelsch-fransch-russisch-zwcedsch-italiaansche alliantie
geenszins als zeker maar slechts als waarschijnlijk voor.
Daarbij ontveinst The morning post zich echter niet de
bezwaren, welke het tot stand komen eener dergelijke
alliantie zouden kunnen beletten wat Rusland en Frank-
rijk betreft. Onder deze omstandigheden zoo beweert
het engelsch dagblad meenen daarom Oostenrijk en
Pruissen hun doel te kunnen bereiken. Zij mogen zich
evenwel verzekerd houden dat bij het overtrckkën van den
"•Eider, Engeland zich met de wapenen tegen over hen
'4nl stellen, dat Frankrijk troepen naar den Rijn zal zen
den en dat Italië op de grenzen van Venetië zal ver
schijnen. Bovendien mag men Polen noch Hongarije
vergeten.