öuitcnlartö. ©ivje Cccstafcl. Algemeen ovcrzlgt. Het gerucht door The times medegedeeld waarvan we gisteren reeds met een enkel woorcl melding maak ten, doch hetwelk wij tevens als niet zeer waarschijnlijk voorstelden het gerucht namelijk dat Denemarken voorstellen zou hebben gedaan welke geacht worden tot eene vreedzame oplossing van het sleeswijk-holsteinsclie vraagstuk te kunnen strekken, schijnt in Londen niet ge heel als ongeloofelijk te worden beschouwd. De dagblad correspondenten .deelden het althans aan hunne geabon- neerden mede en toonden op die wijze er eenig gewigt aan te hechten. Heden wordt dit berigt wel eenigermate bevestigd en nader opgehelderd, want een telegram uit de zelfde bron afkomstig meldt ons niet alleen dat het cngelsche goevernement aan de deensclie regering had aangeraden de november-konstitutie in te trekken, maar ook dat er reeds berigt is ontvangen dat deze raad zal worden gevolgd. Het telegram zegt nadrukkelijk dat dit berigt bij het foreign-office ontvangen is, en de gevolg trekking die trouwens iedereen maken kan dat de bezetting van Slees wijk door de pruissische en oosten- rijksche troepen thans niet zal plaats hebben, wordt er bij gevoegd. De stellige toon waarin dit telegram gesteld is zet er wel eenige waarschijnlijkheid aan bij, maar toch is er veel wat ons nog bolet daaraan onbepaald vertrou wen te schenken. Woensdag toch hield het folksthing een instelling waarvan de werking nagenoeg gelijk is aan die onzer tweede kamer eene zitting, om over het adres te beraadslagen waarbij de handhaving der kon- stitutie verzocht wordt, en de regering gaf toen de meest stellige verklaring dat het binnenrukken van Sleeswijk met kracht zou worden te keer gegaan. Een van beide schijnt dus, oppervlakkig beschouwd, hier slechts het geval te kunnen zijn: óf het telegram uit Londen zou onjuist wezen, óf de verklaring, tegenover de deensche volksvertegenwoordiging door de regering af gelegd, ware niets dan een onwaardig komediespel te noemen. Wil men echter geen dezer uitleggingen als waarschijnlijk aannemen, dan rijst de vraag welke belang rijke gebeurtenis een zoo plotselijke omkeering in de opinie der deensche regering heeft te weeg gebragt. Zou men met deze wisselende houding ook in verband kunnen brengen het bekend worden van een geheim verdrag tus- schen Pruissen en Oostenrijk, waarvan L'indépendance heden melding maakt? De beide mogendheden zouden namelijk, volgens een door dat blad ontvangen brief uit Koppenhagen, overeengekomen zijn van de bezetting van Sleeswijk niet af te zien dan na de inlijving van het zuidelijke gedeelte van dit hertogdom bij Holstein, zonder eenige vereeniging met Denemarken, verkregen te heb ben. De inrigting van Rensburg alsbondsvesting en eene zeer aanzienlijke geldelijke vergoeding voor de laatste be zetting zouden mede ouder de te stellen voorwaarden in het verdrag begrepen zijn. Worden deze bcrigten beves tigd dan is het zeker niet onmogelijk dat Denemarken, met het bestaan van dit verdrag bekend geworden zijnde, ter elfder ure er toe is overgegaan aan den raad van Engeland gehoor te.geven, om, zij het dan ook tot een ontzettenden prijs, verwikkelingen te voorkomen van welker gevolgen het de verantwoording niet dragen wil. De eerstvolgende dagen zullen ons echter op dit punt vermoedelijk wel volledig inlichten. We mogen echter, terwijl wij van dit onderwerp voor heden afscheid nemen, niet nalaten te doen opmerken, dat het weinige vertrouwen hetwelk wij aan cle laatste berigten schenken, geenszins daaruit voorspruit dat wij eene vredelievende oplossing voor onmogelijk of zelfs voor onwaarschijnlijk houden, want wij blijven veeleer tot het gevoelen overhellen dat de pogingen der diplo matie tot een voor Denemarken tamelijk bevredigende uitkomst leiden zullen, maar alleen omdat zij op zich zelve beschouwd, weinig .schijn van zekerheid Hebben. Naar aanleiding van het amendement betrekkelijk de wet op de openbare veiligheid en liet dekreet van 8 december 1851, donderdag in het fransch wetgevend Iigchaam behandeld, werd de regering door den heer Picard aangevallen. Hij bestreed beide, omdat zij de persoonlijke vrijheid en het beginsel van scheiding der administrative van regterlijke magt geweld aandoen en eigendunkelijk delikten in het leven roepen, waarvoor men niet in de mogelijkheid is zich te vrijwaren. Dit amendement werd verworpen met 203 tegen 35 stemmen, nadat de heer Roulland de wet op de openbare veiligheid als noodzakelijk enregtvaardig had verdedigd en de hoop der regering had te kennen gegeven zonder daarom trent echter eenige belofte te doen dat de omstandig heden zullen veroorlooven, de wet van 8.. december 1851,die in de zelfde maand van het volgend jaar expireert niet te vernieuwen. Het manifest van Garibaldi, gisteren door ons mede gedeeld, is door de itaïiaansche regering niet onbeant woord gelaten. De minister van binnenlandsche zaken heeft namelijk in een brief aan al de prefekten dergelijke handelingen ten strengste veroordeeld. Zij werden voor gesteld als aanvallen op de regten van de kroon en het parlement en als leidende tot het doen herleven der gisting die in 18G2 het konflikt van Aspromontc heeft ten ge volge gehad. Dergelijke pogingen zullen dan ook met de meeste kracht onderdrukt worden. Het officiële orgaan der russische regering bevat in ziju nommer van 21 dezer de ukase waarbij de besturen der verschillende provinciën, met uitzondering van die aan de Oostzee gelegen en van Astrakan, Archangel en Bessarabie, op nieuw georganiseerd worden, en wel naar eene wijze die op het vertegenwoordigend stelsel gegrond vest is. In hoeverre daardoor aan de kern der natie gele genheid wordt verschaft meerderen invloed op den gang der zaken uit te oefenen, is.ons voor het tegenwoordige niet mogelijk te beoordeelen. In België duurt de ministeriële krisis nog voort. De pogingen om een ministerie van fusie te vormen, ziju afgestuit op de weigering der liberale leden der kamer van vertegenwoordigers welke daartoe waren aangezocht. Thans schijnt aan den heer Dechamp, een der hoofden van de klerikale partij, de zamenstelling van een nieuw mini sterie te zijn opgedragen. Onze buitenlandsehe dagbladen hebben wij, op eene enkele uitzondering na, heden niet ontvangen, waardoor wij omtrent de algemeene politiek in gecne uitvoerige beschouwingen treden kunnen. De voornaamste tijdin gen, gedeeltelijk per telegraaf overgebragt, hebben wij echter hierboven in 't kort geresumeerd. Verscheidenheden van W. M. Thackerayvertaald door dr. JC. van Deventer. Dordrecht. P. K. Braat, 1801 en 1802. Twee deelen 1 430 hlz II 427 bh. Onlangs verkondigden de engelsche nieuwsbladen ons eene treurmare, die gewis bij niet weinigen ook in Neder land smartelijken weerklank heeft gevonden. -William Macepeace Thackeray, de welbekende auteur van „Vanity fair", „Pendennis", „The adventures of Philip" enz., de geestige schrijver van „The book of snobs", welks inhoud, gedeeltelijk althans, in bovengenoemde „Ver scheidenheden" door dr. J. C'. van Deventer ook voor nederlandsche lezers werd genietbaar gemaakt, is plot seling, even voor kersmis, door den dood aan zijne famielje, en aan de letterkundige wereld, waarvan liij een wezenlijk sieraad uitmaakte, ontrukt. Zijn bediende, die als naar gewoonte des morgens een kop thee voor zijn bed had geplaatst, vond die terugkomende onaangeroerd. Hij hoorde ook geen geluid, trad nader en zag zijn heer roerloos, de handen op het dek uitgestrekt in een slaap verzonken waarop hier beneden geen ontwaken meer volgt. Als een koning sterft zoo schreef iemand een paar jaar geleden, ('t was, meenen we, ter gelegenheid van het afsterven van onzen onvergetelijken de Génestet) aan stonds staat zijn opvolger voor de deur. Niet alzoo in het rijk van letteren of kunst. Daar daalt met den vorst ook zijn zoon, zijn stamhouder ten grave. Al ziju schatten d. i. zijn talent, neemt hij met zich zijn plaats blijft ledig. Dat gevoel doortintelde, zonder twijfel, ook de mannen die den 30 december 11. 'op de begraafplaats van Kcnsal- Green, het stoffelijk overschot van hun medebroeder en kunstgenoot ter jongste rustplaats begeleidden; 'twas een eerbiedwekkende groep. Onder die tweeduizend personen was er geen, die niet eenigzins met regt mogt gerekend worden mede te behooren tot Engelands letter kundigen adel. Men zag er Lewcs, den biograaf van Goethe, Tom Taylor, den redaktcur van de Punch M.R.Doyle,den beroemden karikatuur teekenaar (Thacke ray, zoo als men welligt weet, hanteerde zelf uiet minder gelukkig de teekenstift dan de pen), Charles Dickens niet te vergeten, die van verre was komen toesnellen om aan ziju overleden vriend en mededinger deze laatste hulde te brengen, en een menigte anderen. Ook do beide dochters van den overledene hadden, in diepen rouw gehuld en in spijt van het heerschend gebruik, zich onder de treurende schare gemengd. De ter aarde bestel ling geschiedde, op verzoek der famielje, met de grootst mpgelijke eenvoudigheid. 't Was een schoone decemberdag, de lucht was zoel, de zon schitterde toen Thackeray's omhulsel in de groeve.zonk; maar menig oog stond somber en menig hart gevoelde welk een niet te vullen gaping hier de kille hand des doods had,doen ontstaan. Thackeray was te Calcutta in het jaar 1811 geboren. Hij had onderscheiden landen van Europa, ook het oosten en Amerika bezocht, Buonaparte te St. Helena in diens tuin zien op en neer wandelen, Goethe te Weimar zich hooren toespreken, en in de schilder-ateliers der „eeuwige stad" een deel zijner jongejings-jaren doorleefd. Hij zelf koesterde aanvankelijk geen vuriger begeerte dan mede op de schilderkunst zich toe te leggen. Later koos hij met beslistheid den letterkundigen loopbaan. Een zijner vroegere schetsen want gelijk alle mannen van talent had ook hij in zijn jeugd vrij wat leeds te doorworstelen, eer het hem gelukken mogt voor goed zijn naam te ves tigen getiteld (Verscheidenheden I. blz. 241) „De lot gevallen van. den heer Samuel Titmarsch of de groote familiespeld" kou hij aanvankelijk niet geplaatst krijgen. Ze werd later opgenomen in „Eraser's Magazine," maar liet het publiek koel en vond luttel sympathie. Dit was met meerderen zijner jeugdige opstellen het geval. Eerst langzamerhand heeft hij den tegenstand, dien zijn schijn baar bittere, hatelijke, uit een, zoo men meende, ijskoud gemoed voortvloeiende sarcasmen, en zijn heftige, aan vankelijk ook wel wat ruwe aanvallen op de gebreken en ondeugden der maatschappij, bij het meerendeei der natie ondervonden, kunnen overwinnen. Van lieverlede evenwel, ook naarmate hij in zelfbeschaving toenam en men hem zclv' meer persoonlijk leerde kennen, bleken de warmte, de goedheid, de edele neigingen en bedoe lingen van zijn hart. Een mensclienhater, zegt Koetsveldwordt gewoon lijk iemand, die vroeger de inensehen overdreven heeft lief gehad. Bij Thackeray nu hoewel bij lange geen meuschenhater groeide de toon tot gecsselende, bij tende, bittere satju'é, zoo als het „Ploertenboek" (Verschei denheden H 203 en verv.) in het engelsch „The book of snobs" er ons ettelijke staaltjes van ten beste geeft, uit volmaakt, den zelfden wortel. Aan eene bijzondere gave van opmerking, een ougemcene wereld- en mensclien- kennis de vrucht van zijn verkeer in alle, zoowel de hoogerc als lagere kringen der maatschappij, paarde zich bij hem eene zeldzame mate van warmte, onbaat zuchtigheid, teederheid en misschien overgevoeligheid van gemoed. Er schuilde iets vrouwelijks, iets schuch ters,iets maagdelijks diep inde plooijen van het hart van dien edelen brit. Hij kon, zoo verhaalt men, soms een kleur krijgen als een jong meisje. Maar daarom te meer dan ook ergerden, stuitten, walgden hem de slechtheid, inhaligheid, baatzucht, grootere en kleinere laagheden „the snobbishness" (een onvertaalbaar woord wie geeft een beter aan de hand voor ploertigheid?) die hij in deze, zoo als Hiklebrand zegt „huichelende en huiche larij onderstellende, aanmoedigende eu uitlokkende wereld," dagelijks rondom zich moest waarnemen. „Verleden zondag een week dus luidt de aanvang van een der hoofdstukken uit het ploertenboek hoorde ik uit de kerk komende twee ploerten over den domiuó spreken. De eene vroeg den ander wie de geestelijke was. „Hij is mijnheer Zoo en zoo," antwoordde ploert no. 2, „huiskappellaan vau graaf Dinges." „Och, kom, is hij?" zei ploert no. 1, kennelijk zeer tevreden. „Onmiddellijk had hij een juisten blik op des predikan ten regtzinnigheid en persoonlijk karakterhij wist niets meer van den graaf dan van den dorniné, maar de laatste was in zijn oog geregtvaardigd door den rang van den eerste. Eu regt tevreden met zijn wel eerwaarde, stapte hij, het klein kruipend ploertje, naar huis. Dit gesprek gaf mij meer stof tot nadenken dan de lioele preek gedaan had, en op nieuw verbaasde ik mij over de magt en algemeenheid van de grootelui's aanbidding ten onzent." „Onze geldploerten", luidt het op een andere plaats, zijn allen even tuk op aristokratische huwelijken. Het doet mijn hart goed dit op te merken. Ik ben eenigzins wreed en afgunstig van aard (gedurig speelt Thackeray, let wel, verstoppertje met zijn gevoel) en het is mij een genoegen die twee soorten van ploerten te zien, die de twee magten in onze maatschappij vertegenwoordigen, elkander haten en verachten, maar voor een korten tijd een wapenstilstand sluiten en zich verbroederen voor de bevordering van het vuig eigenbelang. „Het doet mij goed een ouden aristokraat te zien, opge blazen van trots op zijn afkomst, als hij genoodzaakt wordt zijn hoofd te buigen, zijn verwenschten trots te verkroppen en den kelk der vernedering te ledigen, hem ingeschonken door den rijk geworden kleinzoon van een metselaarsknecht:"---. Niet alfoW'echter v-èrkropt en verbergyTliackeray op die wijae zijn gevóél. Éi- zijn oogenblijcken, waarin als.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 3