MIDDELBURGSCHE
C O R A N T.
N°' G.
Zondag
10 Jan narij.
1864.
Editie van zaturdag avond 8 ure.
Middelburg O januari).
OVERZ1GT VAN HET JAAR 1863.
IV.
Wij mogen ons overzigt van liet afgeloopen jaar niet
sluiten voor dat we nog een vlugtigen blilc hebben gewor
pen op hetgeen het in het bijzonder voor onze provincie
en hare hoofdplaats heeft opgele verd. Vele verwachtingen
zijn ook dit jaar niet bevredigd. In den aanvang van 1863
was de hoop van velen gevestigd op het tot stand komen
of het aanmerkelijk vorderen van betere middelen van
gemeenschap, die aan het geheelc gewest eene meerdere
ontwikkeling zouden kunnen verschaftenop de af koop
baarstelling van de tienden, waardoor de landbouw van
een knellenden band zou ontslagen worden; op de rege
ling van het beheer der kalamiteuse polders, waardoor
een abnormale toestand, die reeds veel te lang heeft
voortgeduurd, eindelijk zou kunnen ophouden.
Van deze verwachtingen is niet eene enkele volkomen
vervuld.
Onze territoriale toestand is nog altijd die van isolement,
en de afscheiding en vervreemding van de verschillende
streken onderling, ziet men voortdurend toenemen.
Een wetsontwerp tot afkoopbaarstelling der tienden,
den 19 maart door de tweede kamer met 46 tegen 13
stemmen aangenomen, werd door de eerste kamer in hare
zitting van 30 april met 23 tegen 13 stemmen verworpen.
De voorgestelde regeling was zeker verre van volmaakt.
In de toepassing zou zij mogelijk tot moeijelijkheden van
onderscheiden aard hebben aanleiding gegeven, maar
daaraan had men zeer goed op eene andere wijze kunnen
te gemoet komen, en de gebrekkige wet zou in de
volkomen onzekerheid wanneer men eene betere ontvan
gen zal reeds als eene gelukkige uitkomst zijn aange
merkt. De verwerping veroorzaakte dan ook over het
algemeen groote teleurstelling. De zeeuwsclie leden der
eerste kamer dachten over de wet niet eenstemmig: de
heer Fransen van de Putte stemde er vóór, de heer van
der Lek de Clercq er tegen.
Wijzigingen van het reglement van administratie voor
de polders van Zeeland zijn, wel is waar, door de provin
ciale staten in een buitengewone zitting, na beraadslaging
van onderscheidene dagen, den 22 mei met 27 stemmen
tegen ééne aangenomen, maar de koninklijke goedkeu
ring laat zich nog steeds wachten. Of er reden is om
haar hartelijk te wensclien, willen wij thans niet beoor-
deelen: welligt ware het heilzaam dat de provinciale
staten in de gelegenheid werden gesteld deze belangrijke
aangelegenheid nogmaals ernstig te overwegen.
Na hetgeen we hebben opgesomd zal men ons wel
willen toestemmen dat men al zeer weinig eischend zou
moeten zijn, als men in Zeeland over het afgeloopen jaar
volkomen tevreden was. Maar toch mogen wij niet
voorbijzien dat, zoo er niets is verwezenlijkt, voor veel
echter de weg gebaand is. Dit is vooral waar ten opzigte
van de uitvoering van den staatsspoorweg, waaromtrent
de vooruitzigten thans gunstig kunnen genoemd worden
en waarvoor vele voorloopige werkzaamheden verrigt zijn.
Ook mogen wij niet verzwijgen dat de provinciale staten
voortgingen de uitbreiding van het lager onderwijs en
den aanleg of de verbetering van wegen krachtig te be
vorderen. De uitgaven, voor deze aangelegenheden ver
oorzaakt, zal men zich niet kunnen beklagen, al is
ook, om aan de aanvragen tot subsidie voor het onder
wijs te kunnen voldoen, eene verhooging der opcenten
van 6 en 5 tot 7 op de grond- en personele belasting
noodig geoordeeld, en de geldelijke offers voor de verbe
tering van wegen gebragt, zullen rijke vruchten dragen,
wanneer zij niet alleen meer strekken tot verbinding van
enkele gemeenten, maar met eene geregelde en voldoende
stoombootdienst in verband zullen zijn gebragt.
Een belangrijk deel van Zeeland was echter geluk
kiger dan het overige. In het voormalig vierde distrikt
mogt men zich verblijden dat eindelijk de kwestie
betrekkelijk den eigendom der gronden in het Zwin ge
legen beslist is. Na langwijlige en kostbare procedures
tusschen het domein van den staat en de erfgenamen
van den generaal van Damme, werd den 2^ september
tusschen beide partijen eene schikking getroffen welke
den 1 oktober door 's koniigs goedkeuring bekrach
tigd werd. Daardoor trad de staat in het volle bezit
van alle bedijkte en onbedijlc'te gronden in het Zwin op
nederlandsch grondgebied gelegen. Het behoeft niet te
worden aangetoond van welk groot voordeel deze schik
king is voor het westelijk gedeelte van Zeeuwsch-Vlaan-
deren, waar men nu de zekerheid heeft dat eene groote
uitgestrektheid schorren weldra in vruchtbare landerijen
zal herschapen zijn. Nog heeft deze streek zich kun
nen verheugen in de toekenning eener bijdrage van
wege het rijk van f 206,000 tot verbetering der uitwa
tering, waaraan de tweede kamer den 29 junij, de eerste
den 4julij hare goedkeuring hechtte. En de laatste dagen
van het jaar verschaften daar niet minder vreugde toen
de tweede kamer (12 december) met algemeene stemmen
het wetsontwerp aannam, waarbij, uit het fonds voort
spruitende uit koopprijzen van domeinen, f 50.000 voor
de indijking van schorren in het Zwin werd aangewezen.
Maar ook Middelburg bleef niet onbedeeld. In de
laatste dagen van het jaar kwam de zekere tijding dat de
aangeboden voorwaarden tot stichting van een hoogere
burgerschool met vijfjarigen kursus waren goedgekeurd.
"VVij mogen dus binnen kort het verrijzen dezer inrig-
ting op 's rijks kosten met eene waarlijk niet bezwarende
bijdrage van de gemeente te gemoet zien.
Laat ons hopen dat de inrigting, eenmaal tot stand
gekomen, door de ingezetenen zal worden gewaardeerd,
dat men er een ruim gebruik van maken zal en dat
zij alzoo zal kunnen bijdragen tot krachtige opleiding
van een geslacht hetwelk geroepen is de vruchten te pluk
ken van zaken die reeds sedert zoo lang worden voorbereid.
Van het jaar 1863 nemen wij thans voor goed afscheid.
Het kan de taak niet zijn van een dagblad lang bij het
verleden te verwijlen. Elke dag roept nieuwe gebeurte
nissen in het leven, die onze aandacht en belangstelling
tot zich trekken. Onze lezers hebben regt te vergen dat
wij niet het oude maar het nieuwe voor hen bespreken.
Aan dien eisch willen wij trachten ook in dit jaar te
voldoen.
Uit Goes schrijft men ons van 8 dezer:
„Gisteren nacht is de poonschuit van de weduwe de
Mul te Yerseke, varende op Rotterdam, met verscheidene
vaartuigen in de haven aan den Yersekendam liggende,
mét het hooge water, door het afspringen der touwen
losgeraakt en vermoedelijk met het ijs afgedreven. Aan
boord bevond zich een der knechts, eenjongeling van 18
jaren, die waarschijnlijk door den diepen slaap het onheil
te laat is gewaar geworden. Tot gisteren middag had men
nog niets van het vaartuig kunnen ontdekken, en was
men zeer beducht in het lot van den jeugdigen varens
gezel.
„Te Heinkenszand is bij herstemming tot lid van den
gemeenteraad verkozen in plaats van den heer B' Ver
mande, onlangs benoemd tot sekretarisen ontvanger dier
gemeente, de heer C. van Damme met 43 tegen 40 stem
men, die op den heer Job van den Dries waren uitgebragt."
De laatste opgaven, die we in de Staatscourant omtrent
den toestand der rivieren in Gelderland aantreffen, zijn
van 6 dezer. De rivieren waren toen vol drijfijs, maar
alleen voor Kampen en Deventer had het zich dien dag
vastgezet.
Het Nieuw dagblad van 's Gravenhage verkondigde
onlangs in de dagen die aan den 17 november vooraf
gingen dat deNederlandsche staatscourant het eenige
dagblad was hetwelk aan de hoofdkommissie voor het
monument van 1813 enz., de kosten barer advertentiën
had in rekening gebragt. De Staatscourant zou daardoor
reeds f 700 geprofiteerd hebben. Dit achtte het Nieuw
dagblad aller schandelijkst en het vond daarin eene uit
muntende gelegenheid om aan te toonen hoe huichelach
tig de minister van binnenlandsche zaken met wiens
voorkennis dit geschied was zich gedragen had, toen
hij in de tweede kamer verklaarde voor de scliooue
gedachte der nationale feestviering sympathie te hebben.
De aantijging van het Nieuw dagblad wordt nu echter
glansrijk wederlegd. In het officieel verslag van de ver
gadering dcrhoofdkommissic van 16 november leest men
toch dat op een vraag van den beerde Stoppelaar, omtrent
de waarde van genoemde geruchten, door den penning
meester het volgende is geantwoord:
„De bedoelde gelden zijn inderdaad in rekening ge
bragt en op de gebruikelijke wijze ingevorderd. Nu is
den penningmeester wel ter ooren gekomen, dat eene
aanvrage om restitutie dier gelden vermoedelijk wel het
gewenscht effekt zou hebben, doch hij voor zich heeft
geen vrijheid gevonden daartoe eenigen stap te doen."
De Staatscourant, die dit verslag in haar nommer van
5 dezer opneemt, voegt daarbij echter nog deze aanmer
king
„Aan het verlangen der hoofdkommissie, om de van
haar uitgaande stukken in de Nederlandsclie staatscou
rant geplaatst te zien, is steeds met bereidwilligheid
voldaan.
„Voor zoo ver die stukken uit hunnen aard als adver
tentiën geplaatst moesten worden, is van den aanvang af
van wege den minister van binnenlandsche zaken te
kennen gegeven, dat, mogt men vrijstelling verlangen
van de betaling van advertentiekosten, dit geen bezwaar
zou ontmoeten.
„Verzoek daartoe is intusschen van wege de hoofd
kommissie niet ingekomen, en volgens de bestaande
voorschriften kan de vrijstelling niet anders verleend
worden dan bij eene beschikking des ministers, te nemen
op formeel aanzoek van den belanghebbende.
„Bij gevolg moest aan de door den koning vastgestelde
instruktie van den boekhouder en kassier voldaan en het
verschuldigde wegens geplaatste advertentiën ingevor
derd worden."
Het blijkt dus duidelijk dat de hoofdkommissie deze
noodelooze uitgaven alleen aan zich zelve te wijten heeft
en tevens, voor de duizendste maal, hoe de feiten, waarop
het Nieuw dagblad zijne redeneringen grondt, soms óf
opzettelijk worden verdraaid óf geheel uit de lucht zijn
gegrepen. Een ministerie dat men voortdurend op zulk
eene wijze tracht te bestrijden, moet al zeer weinig kwets
bare punten aanbieden.
Marine en leger.
Z. M. de koning heeft goedgevonden, dat aan al de
officieren, in garnizoen te Amsterdam, f 100 toelage
worde toegekend.
Gemengde bcrlgten.
Jl. dingsdag heeft een omnibus-trein, van Calais
komende en op weg naar Parijs zijnde, wegens het breken
van een deel der machine een oponthoud gehad, zoo dat
hij aan het station Pierrefitte moest ophouden. Een
andere van Brussel komende trein kwam ongeveer een
half uur later aanstoomen en stootte, niettegenstaande
de gegeven signalen, zoo hevig tegen het achterste ge
deelte van eerstgenoemden trein dat vijf rijtuigen zijn
gebroken. Yijf reizigers zijn gedood en negentien min
of meer ernstig gewond. De reizigers uit laatstgemel-
den trein hebben slechts eenige weinig beteekenende
kneuzingen bekomen.
Een schotsch student, die geacht werd weinig oor
deel te bezitten, werd in den loop van het examen door
een der hoogleeraren gevraagd: „Waaraan kan men een
gek herkennen?" Tot aller verbazing antwoordde de
student „Aan de vragen die hij doet."
Men schrijft uit Avignon aan den Messager du
midi: Het verschrikkelijk natuurverschijnsel, bekend
onder den naam van aardbeving, schijnt zich in een ge
deelte van ons gewest bij voorkeur te vertoonen. Her
haalde schokken werden den 28 en 29 december jl. te
Lagnes, een dorp in de nabijheid van de bron van
Vaucluse, gevoeld. Huizen barstten en werden haastig
door hunne bewoners verlaten. De door schrik bevangen
bevolking denkt er zelfs ernstig aan de gemeente voor
goed te verlaten. Een onderaardsch geluid, gelijk aan
het rollen van een ver verwijderden donder, werd bij