MIDDELBüRGSGHE COURA NT N°- Zondag 3 Januai'ij. i ftdq3rflesbv2sk8s3bbsv7xmevs5c&s£33s2££?^ Editie van zalurdag avond' 8 ure. Middel burg 2 Januari). overzigt van 1jet jaar 1863. II. Juist op deu zelfden dag (29 december), nagenoeg op het zelfde uur waarop de eerste kamer ten vorigen jare de begrooting voor koloniën met de verpletterende meer derheid van 30 tegen 4 stemmen verwierp, trof ditmaal het veto den minister van buitenlandsclie zaken. De beteekenis der stemming is echter in ons oog thans eene geheel andere dan ten vorigen jare. Toen werd de politiek van het gelieele kabinet veroordeeld, thans alleen de han delwijze van den heer van der Maesen de Sombreff. Zekerheid omtrent de beteekenis van de eerste stemming hebben wij thans volkomen door de verslagen der diskus- siën en hetgeen voor en na de beraadslagingen is voor gevallen. We lezen toch in onderscheidene officiële stukken de meest stellige verklaringen der eerste kamer zelve dat haar votum eene afkeuring van de politiek van het gelieele kabinet inhield, en in het voorloopig verslag omtrent de kredietwet protesteert zij in de laatste dagen van janu ari} nadrukkelijk togen de beteekenis die er aan gege ven was, met de ondubbelzinnigste verklaring dat haar votum evenmin gerigt was tegen de cijfers der begroo ting als tegen den persoon des ministers van koloniën. Die houding was ook natuurlijk. Het stelselliberaal in Nederland, behoudend in Indië, was nog kort geleden door de tweede kamer veroordeeld. Een ministerie was opgetreden dat ook in Indië vooruitgang, en ontwikke ling voorstond. De liberale koloniale politiek maakte deel uit van het programma van het ministerie Tlior- becke en dit stelde zich daarvoor ook dapper in de bres. En welke waren nu de grieven tegen den heer van der Maesen in de zitting van 11. dingsdag ontwikkeld, waar uit men zou kunnen afleiden dat het gansche ministerie getroffen werd Men verweet hem gemis aan takt en on dervinding. Kan deze beschuldiging dan het geheele kabi net gelden Men kwam terug op de voorwaarden bij het sluiten van het Maastraktaat bedongen. Zouden die voor waarden dan met de politieke rigting van het kabinet in verband staan? Men maakte aanmerking op het bedrag der gelden voor de ontvangst van het japansche gezant schap besteed. Meende men dan dat al de ministers het bedrag der logementhoudersrekeningen hadden moeten beknibbelen Men sprak van de woorden waarin het antwoord van keizer Napoleon gekleed was. Zou men soms de keus dezer woorden willen gelijk stellen met de vraag: vrijen of gedwongen arbeid op Java? We laten de beantwoording dezer vragen aan anderen over, voor ons is het duidelijk dat al wilde men zelfs alles buiten rekening laten wat in en buiten de tweede kamer met de heer van der Maesen is voorgevallen slechts deze het offer moest zijn waarmede men ditmaal de goden verzoenen wilde. De eerste kamer verkeerde na deze heldendaad blijkbaar door zelfvoldoening in zoodanigen staat van geestvervoering, dat slechts 11. leden zich schenen te herinneren wat vroeger het gevoelen der meerderheid was dat de politiek, thans ten opzigte van Indië gevolgd, den ondergang van Nederland zou na zich sle pen. Met 31 toch tegen 11 stemmen nam zij ditmaal het budget voor koloniën aan, om daarna met bijzondere ge makkelijkheid ovei alle andere bezwaren heen te stappen en zelfs tot de afschaffing van de belasting op de brand stoffen hare toestemming te geven. Inderdaad, zelfs van een zoo eerwaardige vergadering als de eerste kamer schijnt de konsekwentie soms te falen. Het is daarom evenwel echter verre van ons te willen aannemen dat het tusschen de eerste kamer en het ministerie overigens zoo couleur de rose is als de stemmingen zouden doen vermoeden. Op beter voet is de regering met de tweede kamer. Wilde men. ook hier alleen op cijfers acht slaan, dan zou men er al ligt toe komen, te.meenen dat de verhouding sedert het vorig jaar weinig verandering had ondergaan. Eene volkomene gelijkheid werd daar waargenomen om trent de stemmingen over de hoofdstukken voor buiten landsclie zaken, binnenlandsche zaken, hervormde eere- dienst, terwijl we het grootste verschil opmerken bij de stemming over hoofdstuk VI (marine). Bij de stemming over de vorige begrooting van dat departement ver- klaardeu zich 45 leden vóór, 16 tegenthans 37 vóór,25 te- gen. Óver den meerderen tegenstand dien de minister ont moette kunnen wij ons niet verwonderen, zijne weife ling omtrent den aard der te bouwen schepen en zijne wankelbaarheid met betrekking tot het pantseren, waren hoofdzakelijk de punten waarop hij, niet zonder grond, werd aangevallen. Verklaarden door dat er minder leden afwezig waren dan ten vorigen jare zich drie meer ten gunste van de begrooting van oorlog, ook liet getal der tegen stemmers zien we met vier vermeerderd. De aard der diskussie was daarbij alles behalve zacht zinnig en had niet de minister, dib in dit kabinet geens zins op zijn regte plaats is, bij de behoudende partij steun gevonden, liet lot zijner begrooting zou een geheel ander geweest zijn. In de opinie van het liberale ge deelte der kamer heeft de minister in plaats van gewon nen aanmerkelijk verloren. Overigens hebben de diskussiën over de staatsbegroo- ting in de tweede kamer met uitzondering van die over buitenlandsclie zaken zich over het algemeen zoo wel door beknoptheid als gematigdheid gekenmerkt. De stoomboot van Rotterdam die heden middag, door gebrek aan water in de haven, hier niet kon aankomen, heeft de passagiers te Veere aan wal gezet en zal inden loop van den avond trachten herwaarts te komen. De Staatscourant van gisteren deelt het volgende voor loopig verslag mede van den oogst in" deze'provincie. „De iuoogsting der tarwe had dit jaar onder zeer gun stige omstandigheden plaats. Deze vrucht is zeer goed gegroeid. De hoedanigheid is uitmuntend, terwijl men zich in eene ruime opbrengst verheugen mag. „De rogge heeft eene ruim middelmatige opbrengst gegeven, terwijl de hoedanigheid mede bevredigend is. Het stroo is lang, doch niet bijzonder zwaar. „De oogst der gerst is, èn wat hoeveelheid én wat hoe danigheid betreft, gunstig te noemen. Op enkele plaatsen werd legering waargenomen, doordien het stroo wel lang doch niet zeer stevig was. „De haver lieeft dit jaar wederom een uitmuntend gewas opgeleverd. De opbrengst is zeer ruim en de hoe danigheid laat niets te wenschen. „De paardenboonen hebben vrij wel aan de verwach ting voldaan. Bij een tamelijk ruime opbrengst kan men zich in eene goede hoedanigheid verheugen. „De bruine en witte boonen, hoewel in het voorjaar door de koude geleden hebbende, zijn door het gunstige zomerweder goed geslaagd. Kwaliteit en kwantiteit kunnen bevredigend genoemd worden. „De erwten hebben zeer goede resultaten opgeleverd. De hoedanigheid is zeer goed, terwijl de hoeveelheid die van het vorige jaar ver te boven gaat. „Het koolzaad is uitmuntend uitgevallen, en overtreft over het algemeen de verwachting die op sommige plaat sen zeer hoog gespannen was. Bij de iuoogsting was het weder aller gunstigst. „Het vlas geeft tamelijk reden tot tevredenheid. Het lint zal vrij krachtig zijn, terwijl aan zaad nog al een goed middelmatige oogst zal verkregen worden. „De late nachtvorsten hebben veel kwaad gedaan aan de een- en tweejarige meekrap. Aangezien de driejarige reeds krachtiger was doorgegroeid, was zij beter bestand tegen koude en heeft dan ook geen letsel bekomen. Men verwacht daarvan eene goede opbrengst. „De aardappelen zijn zeer gegroeid. De ziekte heeft zich, hoewel laat, op sommige plaatsen vrij hevig ver toond en veel kwaad gedaan. Bij vele partijen neemt men na de rooijing eene sterke verrotting waar, die doet vree zen dat vele aardappelen niet tot gebruik geschikt zullen zijn. Waar de ziekte zich weinig of niet vertoond heeft, worden èn hoeveelheid èn hoedanigheid zeer geroemd. De langdurige droogte heeft aan de graslanden yeel kwaad gedaan. Bijna den gcbeelen zomer en in het begin van het najaar stonden de weiden schraal met voedsel bezet. De opbrengst van hooi is dien ten gevolge ook niet bijzonder gunstig geweest. Daar echter de inzameling onder begunstiging van droog weder heeft plaats kunnen hebben, is de hoedanigheid vrij goed te noemen. „Ook de klaver heeft veel door de droogte geleden. De tweede snede vooral is daardoor vrij ongunstig geweest. Er is weinig hooi gewonnen. De kwaliteit echter was vrij goed. „De wortelgewassen, die aanvankelijk vrij dun stonden, zijn door de in het laatst van julij gevallen regen veel bijgekomen. Mangelwortcls en paardenpeën zijn zoowel van hoeveelheid als van hoedanigheid gunstig geweest." Men schrijft uit 's Bosch aan de Amsterdamsclie courant „De van poging tot moord op den aartsbisschop van Zwijsen beschuldigde Jan van Veen is op vrije voeten gesteld." Men schrijft uit Rotterdam: Naar men verneemt, is er een projekt in behandeling om den holl. spoorweg door die stad langs de Botersloot over de Hoogstraat naar de Boompjes te verlengen, en door eene brug over de Maas met het eiland Fijenoord te verbinden; de uit breiding der stad en de aansluiting met den belgischen weg doen de uitvoering van dit grootsche plan zeer wenschelijk achten. AmstCt.) Bessoc Htlttgen eti best uiten. ridderorden. Vergunning verleend aan den minister van oorlog, generaahmajoor J. AV. Blanken, tot het aan nemen en dragen van de versierselen van grootkruis der orde van St. Mauritius en Lazarus, hem door zijne majes teit den koning van Italië geschonken. leger. Benoemd tot 2e luitenants: bij het wapen der infanterie: bij het te regement de sergeant-titulair F. A. Ct. Beelaerts van Blokland, van het korps, en de sergeant G. P. J. van Vlierden, van het 7e regement: bij het 2e regement, de sergeanten AV. C. Piepers en L. .1. P. Robbe, eerstgenoemde van het 6e regement en laatstge- mcldc van het regement grenadiers en jagers; bij het 3e regement, de sergeanten AV. S. Trouillart Hanssen, van het 7e regement, B. R. F. van Vlijmen, van het instruktie-bataljon, de sergeant-titulair J. M. Buffart, van liet 7e regement, de sergeanten L. Tissot van Patof, van het korps, J. Bikkers, van liet 5e regement, J. van AVijk, van het instruktie-bataljon, de sergeant-titulair O. II. ter Beck, van liet le, en de sergeant J. G. Portegies, van het 6e regementbij liet 4e regement, de sergeanten D. N.Dietz en T. J. AVynoldy, beiden van het regement grenadiers en jagers, en J. F. T. Major, van liet korps: bij het 5e regement, de sergeanten K. A. Pfeiffer, van het korps, D. Brake], van het le regement, J. Keiser, van het instruk tie-bataljon, A. A. C. AV. van AIoll, van liet 3e regement, E. A. Linnensclimidt van Loftelt, van bet instruktie- bataljon, en A. M. van Gameren, van liet le regement; bij het 6e regement, de sergeanten F. E. L. A. Abel, van het 2e, J. M. H. van der Koog, van het 5e regement, de sergeant-titulair J. J. Vriemoet Drabbe, van liet korps, mitsgaders de sergeanten E. A. van Romondt, van het instruktie-bataljon, en J. J. de Vos, van het 7e regement; bij het 7e regement, de sergeant J. H. Engelbregt, van het korps; bij het 8e regement, de sergeanten T. Romein, vau het 7e, J. 0. Schmidt, van het 3e, de fourrier J. van der Meer, van het 7e, de sergeant D. van Bruggem, van het 5e, en de sergeant-titulair T. AV. J. Buys, van het. 7e regement. Bij het wapen der kavallerie: bij het 8e regement dragonders de wachtmeester-titulair R. A. L. J. baron Gansneb genaamd Tengnagel, van het 5e regement dra gonders; bij bet 5e regement dragonders, de wacht meester-titulair J. C. P. Tlïirion, van het le regement dragonders. Bij het wapen der artilleriebij het2c regement vesti ng- artillerie de sergeanten J. G. Frankarop en A. A. vau Doesburgh, eerstgenoemde van het le en laatstgemelde van het 3e regement vesting-artillerie; bij het 3e roge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1864 | | pagina 1