mededeelen dat, volgens het jongste maandelijkse!] rapport van den gemeente-bouwmeester, gegrond op een berigt van den kommissaris van het loodswezen, de schepen thans zonder veel moeite in de haven kunnen komen, zoo dat hier uit blijkt dat dit jaar de werkzaamheden met den bagger molen goede resultaten hebben opgeleverd. Tegenover deze raedeeling staat echter de minder aangename dat eene belangrijke schade aan de bekramming der leid ijken van bet havenkanaal is veroorzaakt, waardoor de vernieuwing van eene groote uitgestrektheid krammat noodig wordt gemaakt.Beide mededeelingen zijn voor kennisgeving aangenomen. Daar de bestaande moeijelijkheden tot verbetering van den weg onder Arnemniden, loopende van een gedeelte van den Zaagmolen dijk bij den grindweg tol den straat weg van het Slue naar Middelburg, zijn uit den weg geruimd, stelt de voorzitter voor tot die voorgenomen verbetering alsnu over te gaan. Hiertoe zal aan gedeputeerde staten een renteloos voorschot van f45.000 uit de provinciale fondsen voor wegsverbetering moeten worden aange vraagd, overeenkomstig de voorwaarden genoemd in het Provinciaal blad no. 26 van 1863. af te lossen binnen 20 jaren. In de kosten vatf verbetering en onderhoud zal du helft door de gemeente Arnemuiden moeten worden ge dragen, zoo dat ook die gemeente jaarlijks vóór 1 april, te beginnen met J865, de helft van J/20 van het renteloos voorschot zal moeten teruggeven, behalve de helft dei- kosten van onderhoud. Het overeenkomstig dit voorstel opgemaakt koncept-beslnit is met algemeene stemmen goedgekeurd, terwijl burgemeester en wethouders zijn ge- magtigd tot het zenden van een adres aan gedeputeerde staten tot het verkrijgen van bedoeld renteloos voorschot, met afschrift van het ten deze door den raad genomen besluit. Is ingekomen een brief van het bestuur der godshuizen, waarbij wordt herinnerd aan de oprigting in 1825 en de ontbinding in 1828 van de kommissie voor het fonds tot likwidatie der artnenschuiden en de verder door genoemd bestuur gevoerde administratie over dat fonds; voorts wordt daarin verzocht om, aangezien de vorderingen ten laste van bedoeld fonds sedert geruimen tijd zijn verjaard, de walchersche obligatiën, die gediend hebben tot kapitaal van waarborg, te verdeelen tusschen het armweesbuis en het burgerweeshuis, op grond dat de schuldvorderingen, waarvoor dat kapitaal van waarborg in der tijd is afgezon derd, hoofdzakelijk ten laste van beide weeshuizen hebben geloopen. In overeenstemming met het advies der finan ciële kommissie, is dit verzoek toegestaan. Nog is ingekomen een brief van het burgerlijk armbe stuur dd. 31 oktober, ter begeleiding van een staat behel zende een financieel overzigt der gehouden administratie over 1863 met eene memorie van toelichting. Onder ver zoek tot af- en overschrijving van verschillende posten en beschikking uit den post van onvoorziene uigaven, wordt een overzigt gegeven van de meerdere uitgaven, ten gevolge van bedeeling, geneesmiddelen enz. noodzakelijk gewor den. tot bestrijding waarvan eene verhooging der subsidie uit de gemeentekas met f 800 wordt aangevraagd. Over eenkomstig bet ad vies der financiële kommissie is besloten de vereischte f800 uit de onvoorziene uitgaven van het loopende jaar toe te staan en de goedkeuring van gedepu teerde stalen hierop aan te vragen. Na eene korte pauze worden de werkzaamheden hervat en aan de orde gesteld de beraadslaging over de door de kommissie tot het ontwerpen van verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd, ontworpen en voorge dragen wijzigingen in of aanvulling van de Verordening van algemeene plaatselijke poiicie. De artikelen dezer verordening zijn gewijzigd of aange vuld als volgt: EERSTE HOOFDSTUK. Van boutoen en sloopen. Art. 2 2. De muren, schutsels of heiningen zullen de hoogte van ten minste drie ellen boven den grond moeten hebben. „Zij moeten in een goeden staat worden onder houden, bij gebreke waarvan zij binnen den door burge meester en wethouders te bepalen tijd, na vooraf gedane aanmaning, van gemeentewege ten koste van den eigenaar zullen worden hersteld.'' Het staat enz. Alt. 3. Bij dit art. js het verbod om zonder vergunning van burgemeester en wethouders te maken eenig uitstek, posthuis enz. [volgens de gewijzigde verordening van 15 aug. 1859] thans ook uitgestrekt tot „naar buiten uitslaande deuren." Art. 12. Het is verboden de huizen, schuren, stallen of andere gebouwen in de binnenwijken met riet-of strooda- ken te dekken, „of de pannendaken aan de binnenzijde met stroo of riet te beleggen." In de buitenwijken enz. Art. 13. Het is verboden eenige „gasleidingen", schoor- steenen, ovens, fornuizen, haardsteden of andere stook plaatsen, mitsgaders hunne rookleidingen, binnen of bene den de daken der huizen of andere gebouwen op te rigten, te vernieuwen, of van aard of zameustel te veranderen, zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wet houders. en met in achtneming van de door hen, in het belang der openbare veiligheid, te stellen voorwaarden. „Er zal daarvan" geen gebruik mogen worden gemaakt, enz. Art. 23 lis der gewijzigde verordening wordt art. 22 bis. De genoemde wijziging van art. 2 is gegrond op de ondervinding dat vooral schutsels, heiningen en rasterwer ken dikwijls in zeer slechten staat onderhouden worden, hetgeen de straat ontsiert en ongelukken aan de voorbij gangers kan veroorzaken. Het openslaan van deuren bij koetshuizen, pakhuizen enz. naar buiten, bij art. 3 bedoeld, veroorzaakt volgens de gegeven toelichting dikwerf groote hindernis. De wijziging in de artt 12 en 13 strekken ter voorzie ning tegen gevaren van brand. TWEEDE HOOFDSTUK. Van gemeentegrond en gemeente-eigendommen. Art. 30 „Het is verboden de boomen, het plantsoen of het hakhout, staande op gemeentegrond of langs der ge meente toebehoorende wegen, van takken, knoppen of bladeren te berooven, die te schenden, te ontschorsen, te kerven, te ontgronden, te schudden of op eenige andere wijze te beschadigen, tegen de boomen op te klimmen, of tusschen het plantsoen of hakhout zich te begeveu." Art. 35. Het is verboden, buiten volstrekte noodzake lijkheid. te paard of inet eenig rij- en voertuig te rijden over de klinker- of „zijpadeu." „Art. 35 bis. Het is verboden te paard of met eenig rij en voertuig te rijden over de wandelwegen en paden, als ook daarover paarden, runderen, schapen of eenig ander vee te drijven of te leiden." Art. 39. Het is verboden „aan de kraan of aan de sassen te winden of te draai)en." Art. 40. Het is verboden over, „tegen" of langs de poor ten of barrières te klimmen, „ofop gemeente-eigendommen, die daarvoor niet besterad zijn." „Art 41 bis. Alles wat in strijd met de bepalingen van dit hoofdstuk nedergelegd, geplaatst of opgehangen raogt zijn, zal worden weggenomen en geborgen ter plaatse, door den burgemeester aan te wijzen. Wanneer het aan bederf onderhevig is, zal het worden verkocht en de op brengst daarvan in de gemeentekas worden gestort. Indien de eigenaar het geborgene niet binnen 8 dagen op vordert, brengen burgemeester en wethouders de berging, onder opgaaf van den aard van het voorwerp ter algemeene kennis, door middel van afkondiging." „Art. 44 ter. Wanneer 14 dagen na die bekendmaking het geborgen goed niet. door den eigenaar is opgevorderd, wordt het op last van burgemeester en wethouders in bet openbaar aan den meestbiedende om gereed geld ver kocht. De daartoe bepaalde dagen het uur zullen vooraf bij gelijke bekendmaking ter openbare kennis worden gebragt. De kooppenningen worden in de gemeentekas gestort, na aftrek van de kosten, op de bekendmakingen en den verkoop gevallen, onverminderd de boete, bij de ovei treding bedreigd." Bij 3 van art. 45, behelzende de strafbepalingen, zijn opgenomen de art. 35 en 35 bis. Op de vraag van den heer Snouck Hurgronje, of bij het gewijzigd art. 30 ook begrepen is het houtgewas van den Vlissingscben en Veerschen weg, is toestemmend geant woord. Een voorstel der kommissie, om de verbodsbepaling van art. 33 tegen het drijven van vee langs de leidijken van de haven ofop de kruinen daarvan, nader te omschrijven door de woorden: „mitsgaders over de zijkanten, bermen of paden voor voetgangers bestemd", is met J1 tegen 2 stem men afgestemd. Vóór stemden de heeren van Visvliet en Rekker. Bij art. 39 deed de heer Lambrechtsen van Ritthem de vraag of het winden en draaijen aan de ijzeren kraan, even als bij de boomen der sassen, niet kan worden voorko men door vastzetten. De voorzitter en de heer Verbrugge antwoordden hierop dat de kraan is vastgezet, maar dat dit niet voldoende is om het draaijen tegen te gaan, zoo dat een verbod noodzakelijk is. De artt. 44bis en ter. zijn gewijzigd overgenomen uit de verordening op het losloopen en schutten van vee, en strek ken ter bepaling wat er met de voorwerpen geschieden moet die. wanneer de eigenaar onbekend is, in strijd met de verordening, blijven liggen en geweerd moeten worden. DERDE HOOFDSTUK. Belemmeringen, straatschenderijen en onreinheden. Art. 46. Het is verboden na tien ure des avonds tot zons-opgang eenig huisraad te vervoeren ten zij met toestemming van den burgemeester." Art. 50 bis. Het js verboden zich op de openbare straat in kennelijken staat van dronkenschap te bevinden, of zich als zoodanig te gedragen." Art. 51. Het is verboden in het openbaar met dobbel- steenen,"met muntspeciën of „om" geld te spelen. Elk spel" dat hinderlijk zou kunnen zijn of de straten en gebou wen zou kunnen beschadigen, is verhoden. „Art. 5l&'s. Alle spelen in het openbaar, die door de poiicie verboden worden, moeten dadelijk worden gestaakt." Art. 5Iter. Het is verboden gedurende de exercitiën der schutterij of van het garnizoen binnen de afpalingen van het exercitieplein op liet Molenwater te komen." Art. 57. Het is verboden met sneeuw „of met eenig ander ligchaara hoegenaamd" te werpen. Art. 6 5. Het is verboden „op de stoepen," op de straat of op den openbaren weg, in de goten en riolen, vesten, huiten- en binnenhavens. of op gemeentegrond," afval van beesten of van visch, bloed, stinkend vocht, vuilnis of andere voorwerpen te werpen of te laten loopen." Art. 63 bis. Het is verboden in de binnenwijken in kel ders mestspeciën op te slaan." Art. 63 ter. Het is verboden in de binnenwijken varkens te houden, zonder vooraf daartoe de vergunning van bur gemeester en wethouders te hebben verkregen, en met inachtneming der voorwaarden waarop die vergunning wordt verleend." Art. 65 Het is verboden op de stoepen," op de straat of op den openbaren weg runderen, schapen of varkens te slagten of paarden te villen. Art. 66 is in verband gebragt met de verordening om trent het begraven van afgestorven dieren. Dit begraven zal onder toezigt der poiicie moeten geschieden, op de wijze bij de verordening op dat stuk voorgeschreven." Art. 67. Het is verboden op de stoepen." op de open bare straat of op de openbare wandelplaatsen binnen het bebouwde gedeelte der gemeente te wateren, anders dan in de daartoe bestemde bakken, enz. Art. 69. Het is verboden „de straat te schuren". Het nieuw aangelegd straatwerk „zal van het zand niet mogen worden ontdaan" alvorens twee maanden na het leggen zullen verloopen zijn. Art. 71. Het is verboden water uit de huizen of kelders op „de straat te laten loopen," te werpen of te pompen. Art. 72. Het is verhoden sneeuw of ijs van de binnen plaatsen of van de daken der huizen of andere gebouwen „op de stoepen of' op straat te werpen. Art. 74, behelzende de strafbepalingen tegen de overtre ding van dit hoofdstuk, voorziet alsnu in de le alinea tegen de overtreding der artt. 50 bis, 51 bis en 51 ter-, in de 2e alinea tegen die van art. 63 bisin de 3e alinea tegen die vau art. 63 ter. Volgens het antwoord op eene vraag van den heer Lam brechtsen van Ritthem heeft art. 46 alleen betrekking op het vervoeren van „huisraad." De bepaling van art. 50 bis is in het belang der goede orde en eene navolging der verordeningen van Leiden, van Haarlem, van het Weekblad van burgerlijke administratie an 28 febr. 1861 enz. De wijziging van art. 51 is noodig geoordeeld om bet steeds toenemen van het spelen met dobbelsteenen tegen te gaan. vermits bij den hoogen raad is aangenomen dat het onderling spelen roet dobbelsteenen niet is eene overtreding, strafbaar gesteld bij art. 475 van het wetboek van strafregt. Eene uitbreiding van art. 57 heeft men vooral noodig geacht nu zoo vele plaatsen en pleinen met grind belegd zijn. De artt. 63 bis en ter zijn tor voorziening in den gezond heidstoestand vastgesteld. Bij eerstgenoemd art., waarbij primitief slechts van „onverwulfde" kelders werd gespro ken, meende de beer Lantsheer dat men wat al te veel wilde verbieden en zou hij het opslaan van mestspeciën in kelders aan het goedvinden der huurders of eigenaars van gebou wen willen overlaten. Op zijn amendement is besloten het woord „onverwulfde" weg te laten, daar dit weinig of geen verschil in stank voor de buren zal opleveren. Dit art. is aangenomen met 10 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren Lantsheer, Fokker en de Jonge. Bij art. 63 Ier had de beer Lantsheer bezwaar tegen de bepaling dat voor het houden van varkens de vergunning van burgemeester en wethouders wordt vereischt. De voor zitter echter antwoordde dat er voor buren geen grooter last bestaat dan het houden van varkens, wegens het aan houdend geknor, den stank en het aankweeken van ratten en muizen. Hij acht dit artikel noodig en merkt op dat bij eene vergelijking van andere policiereglementen de vrij heid der ingezetenen elders veel meer wordt belemmerd dan hier, terwijl het niet is aan te nemen dat de gemeenteraden, welke die strengere verordeningen vaststellen, daarbij napo leontisch zullen te werk gaan. De heer van Diggelen deelde zijne ervaring mede van den last en de schade, door varkens van buren veroorzaakt. Bij de stemming ver klaarde de heer Lantsheer zich tegen het artikel, terwijl de heer van Deinse tijdelijk afwezig was. Het verbod om de straat te schuren, art 69, strekt ter verbetering van den slechten toestand der straten, welke voornamelijk aan het onbehoorlijk schuren wordt toege schreven. Bovendien ondervinden de voetgangers op som mige dagen der week van het schuren veel overlast, terwijl er, bij voldoening aan het voorschrift van art. 68 om de straat te vegen en schoon te houden, geen noodzaak bestaat om de straat of klinkerpaden te schuren. Op de vraag van den heer Sifilé, waar het zand der straat moet blijven twee maanden nadat zij is gemaakt, zoo er niet geschuurd mag worden, is door den voorzitter geantwoord dat d"t zand, hetwelk alsdan in slechts kleinen voorraad meer aan wezig is, kan worden weggeveegd. Het verbod bij art. 71 om water op de straat „te laten loopen" is het gevolg van een amendement van den heer N. J.C. Snouck Hurgronje, hetwelk is aangenomen met 10 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren van Deinse, Fokker en Sifflé, terwijl de beide eersten hunne stem ook tegen het geamendeerde artikel uitbragten. Het amende ment heeft voornamelijk de strekking om te voorkomen dat men bij het leegpompen van kelders slechts een emmer zou behoeven te gebruiken en het water daarover laten loopen om zich voor straf tegen het werpen van water op straat te vrijwaren. De bedoeling van het artikel in het algemeen is te verhieden dat vuil en schoon water noch op de klinker paden, noch op de straat gegooid of gepompt worden. Dingsdag morgen ten 11 ure zal de behandeling worden voortgezet. SNEUFERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 6