MIDDELBURGSCIIE COURANT
BIJVOEGSEL
van de
van zaturdag 12 december 1863. No. 150.
Staten generaal.
TWEEDE KAMER.
Dingsdag is de algemeene beraadslaging over hoofdstuk
VIII der siaatsbegrooting voor 1861' (Departement van
oorlog) voortgezet en ten eind.e.gebVagt. De heer,de Bie-
berstetn drong aan op herziening der reglementen op, de
krijgstucht en de militaire administratie. Hij wenschte ins
gelijks uitbreiding der remonte, maar duitsche generaals
hadden na eene inspektie te Maastricht toch verklaard dat
infanterie en kavallerie uitmuntend waren. Hij verlangde
maatregelen tegen de toenemende dronkenschap bij de sol
daten en gaf als zijne meening te kennen, dat Maastricht en
Venlo voor de defensie onbruikbaar waren. De lieer Duin-
bar betoogde dat een groot leger vele handen onttrok aan
nuttigen arbeid. Hij verklaarde zich tegen de begrooting.
die of te hoog. of te laag was en omdat tie millioenen, sints
jaren besteed, tot geen gunstig resultaat hadden geleid en
slechts onvruchtbare uitgaven waren geweest. De heer
Hoekwater zou voor de begrooting stemmen, bijaldien (ie
minister hem verzekerde, dat hij niet toegaf aan pressie
zijner ambtgenooten, om noodzakelijke werken uit testel
len en nuttige uitgaven in te krimpen. De heer van Voort-
huysen beweerde dat deze begrooting niet lager was dan
de vorige, omdat aan te leggen werken slechts uitgesteld
werden. Hij betreurde dit omdat de toestand van Europa
geen langdurigen vrede voorspelt en vroeg of, na de wisse
ling der stukken, de minister versterkt was in zijne meening,
dat uitstel van voltooijing der defensiewerken nog wen-
schel ij k bleef. De heer Cool wees op de slechte verhouding
der kaders in verhouding tot het staande leger en verlangde
daartegen voorzieningen. Hij trad ook in beschouwingen
over het verschil in prijzen tusschen de rations brood in
deze begrooting en die vun 1S62. De heer Groen van Prin-
sterer was geheel buiten de orde. Hij betoogde dat de toe
stand van Europa geene vermindering van het eindcijfer
toeliet. De vraag van vrede of oorlog hing af van het kon-
gres te Parijs. Reeds lang had de kamer het antwoord moe
ten kennen door onze regering aan het hof van Frankrijk
gegeven op de uitnoodigmg om aan het kongres deel te
nemen. De minister van buitenlandscbe zaken scheen als
stelregel te hebben, dat de kamer slechts de officiële waar
heid moest kennen, maar er konden omstandigheden ont
staan, waarin de officiële waarheid met de wezenlijke in
strijd was. De voorzitter herinnerde den spreker, dat hij
van de orde afweek, waarop deze antwoordde, dat dit
punt in verband stond met het budget van oorlog, omdat
de kamer onze verhouding met Frankrijk moest kennen.
Werden inlichtingen geweigerd, dan zou te regt kunnen
beweerd worden dat men een zeer vrijzinning, maar ook
een zeer geheimzinnig kabinet had.
De heev van Goltstein verdedigde het hooge eindcijfer,
dat in overeenstemming was met onze financiële krachten
en omdat 's lands defensie het eischie. Hij drong echter
aan op een meer gekoncentreerd verdedigingsstelsel en be
weerde dat vele vestingen slechts tot verspilling van krach
ten aanleiding gaven. Hij wenschte ook de kern des legers
voltallig te maken, zoo als die volgens de formatie geëiseht
werd en die de steun der nnltcie behoort te zijn. Hij
besprak de cirk ul ai re des ministers over het schrijven door
officieren en verklaarde de meening des ministers te deelen,
dat de officier de bijzondere betrekking waarin bij tot den
staat geplaatst is. moet in het oog houden, en dat de krijgs
tucht het aanslaan van een oneerbiedigen toon, jegens
meerderen in rang. niet kan gedoogen.
De heer de Meester drong aan op de spoedige indiening der
wet op de inkwartiering en op eene goede kontióleopde
voedingsmiddelen, aan den soldaat v et strekt.
De minister van oorlog betoogde, dat liet aangenomen
vestingstelsel gegrond was op de nitspiaak van het komitee
van defensie van 1859. hetgeen hij goedkeurde, en dat de
uitvinding van het getrokken geschut daarin weinig verande
ring zou brengen. Vóór dat de defensiewerken in behoor
lijken staat vvaten. kon men aan het slooj en \an vestingen
niet denken. Plet klimmen van het eindcijfer was aan ver-
schillende omstandigheden te wijten hij volgde het stelsel
van den heer de Casenibroot ten opzigte van de voltooijing
der defensiewetken, maar niet de kostbare wijze, omdat
stelsel in praktijk te btengen. Daaiom had hij den aankoop
van meetdere paarden voor alsnog bepeikt. Wilde de kamer
echter f 80.000 geren, dan zou hij gaatne 200 jaarden
meer doen aankoojien. Zijne ambtgenooten hadden geene
pressie op hem uitgeoefend om nuttige weiken uit te stel
len of noodige uitgaven in te krimj en op deaanmetkingen
van den minister van financiën over het hooge eindcijfer
bad hij integendeel vetklnaid, dat hij het niet met mndet-
doen kon. De veitiaging bij de weiken te Pannetden lag in
bezwaren, door den wateistnat gfoj'j etd. n aar de minister
hoopte, dat daatmede spoedig zoude worden vooitgegaan.
Hij kon het kader en de viijwilltgeis met vetmeerdeien of
de miliciens langer dan 5 maanden onder de unjenen
houden. Die tijd was ook voldoende, om ze te oefenen en
tot bruikbate soldaten ïevoimen. Wilde de kamer echter
7 Ion geren, dan zou hij ze 12 maanden onder de wapenen
houden. Hij kvram op tegen vetmindering van het getal
hoofdcfficieren of ren het personeel bij de administratie,
en hield rol, dat de aanleg van een stoommnchine tot brood
bereiding kon plaats hebben zonder tusschenkomst der
kamer, omdat het eene huishoudelijke zaak gold. Over
het schrijven door officieren kon de minister niets meer
zeggen dan in de memorie van antwoord reeds stond. Hij
gebood of verbood niets, wel de wet. De cirkulaire daar
over was geen verbod, maar eeue waarschuwing van de
chefs, om zich te gedragen overeenkomstig het regle
ment van krijgstucht. Van het verlangen des konings
was in die cirkulaire melding gemaakt, omdat Z. M. het
oppergezag over het leger heeft. Op de vraag van den heer
van Voorthuysen antwoordde de minister, dat in de tegen
woordige omstandigheden geene reilen was om het budget
te verhoogen dat het defensiestel.-el wel is waar nog niet
voltooid was, maar dat men in geval van nood, zich met de
bestaande middelen kon verdedigen, doch dat het belang
der verdediging eischte, zich niet te hejialeu tot de defensie
der utrechtsche en amstenlamsche liniën.
De heeren van Bosse, van Muiken en Storm van 's Gra-
vesande kwamen ojj hunne beschouwingen terug. De heer
van Eek beweerde dat de heer Groen van Prinsterer bij
zijne rede geheel buiten de orde was en dat die spreker
slechts eentge jij 1 en op den minister van buitenlandscbe
zaken wilde afschieten. Overigens betoogde bij, wat het
schrijven door officieren aanging, dat een ongejiaste toon
af te keuren was, maar dat betamelijke ojijiositie eerbiedi
ging vorderde. De cirkulaire hield een bepaald bevel in en
had niet alleen de jdigten maar ook de regten der officieren
moeten behelzen. Ook hij had bezwaar om den naam des
konings daarin te mengen.
Na dat de minister vun oorlog nog kortelijk op verschil
lende bedenkingen had geantwoord is de algemeene beraad
slaging gesloten en de vergadering tot den volgenden mor
gen verdaagd.
Vooraf zijn in deze zitting nog aangenomen de navol
gende wetsontwerpen, als 1. tot goedkeuring van sommige
artikelen van het door de centrale kommissie voor de Rijn
vaart, wegens de sjioorvveghrug te Kuilenburg opgemaakte
protokol2. tot vaststelling der begrooting van uitgaven
voor de algemeene landsdrukkerij, dienst 1S64; 3. tot
vaststelling der begrooting wegens den arbeid der gevange
nen, dienst 1804; 4. tot verhooging van hoofdstuk IV der
staatsbegrooting voor 1S62 (Onderhoud van gevangenen),
en 5. tot vaststelling der begrooting van het pensioenfonds
voor burgerlijke ambtenaren, dienst 1864.
Voorts is ingekomen 1. van den minister van koloniën
eene missive, houdende inlichtingen op het adres van den
heer T. J. Stieltjes benevens de daartoe betrekkelijke rap
porten en bijlagen; 2. eene missive van den minister van
binnenlandsche zaken, waarbij het wetsontwerj) tot be
krachtiging van provinciale belastingen in Zeeland wordt
ingetrokken.
Woensdag is de beraadslaging over dit hoofdstuk ten
einde gebragt. De heer van Bosse wees op de hooge
traktementen van de chefs der bureaux bij het departement,
die geheel onevenredig waren niet die der referendarissen aan
andere departementen. De heer Storm van'sGravensande
betoogde dat de invloed van die ambtenaren te groot werd
en dat hunne traktementen in vergelijking met anderen te
groot waren. De hoofdofficieren, aldaar sindsjaren werk
zaam, moesten als gewone ambtenaren beschouwd worden.
De minister erkende dat het personeel te talrijk was en had
daarop bij vakatures acht gegeven aan de bezoldiging dei-
hoofdofficieren durfde hij echter niet raken, omdat zonder
bijzondere toelagen geene hoofdofficieren zouden gevon
den worden, die als chefs van de bureaux zouden willen
werkzaam zijn.
Bij art. 9 stelde de heer Cool voor het cijfer der fourrage-
gelden met f25000 te verminderen, om zoodoende den
prijs van het ration brood van 9 centen Op 8.J te brengen en
daardoor in harmonie te zijn met de jirijzen der granen.
De heeren van Bosse en van Diggelen ondersteunden dit
amendement, omdat het een jirotest was tegen de handel
wijze des ministers, die de gelden, voor het brood aange
wezen, zonder verantwoording hoegenaamd tot andere
doeleinden had aangewend. De minister antwoordde dat
de aanbestedingen, die vroeger hadden plaats gehad, het
bewijs hadden geleverd dat de raming van het ration te laag
was gesteld eii dat daardoor een tekort was ontstaan. Hij
had er echter een middeltje op gevonden, zonder de kamer
meer geld te vragen, door zeer eenvoudig de miliciens wat
vroeger naar huis te sturen. Dit moest echter niet meer
gebeuren en daarom was de prijs hooger gesteld. Aan de
kontióle der rekenkamer werd niets tekort gedaan en de
zaak van het ojirigten eener machine tot broodberetding
was eene zuivere zaak.
Het amendement werd verworpen met 38 tegen 26 stem
men.
Bij de afdeeling geneeskundige dienst betoogden de liee-
ree Noliher.ius, Idserda en van Hek, liet onbillijke om
officieren van gezondheid, die aan eene hoogesehool willen
piomoveren, te noodzaken zich te veibinden om gedurende
10 jaren nog het rijk te dienen. De minister nntwoordde
dat zonder deze bejmling de beste officieren het leger zouden
verlaten. Bij de afdeeling „wachten" betoogden de heeren
Cool en Gtoen van Prinsterer het nut. vooral uit het vraag-
jnint van moialiteit, om bibliotheken voor den soldaat oji te
ïigten. De minister en de lieer de Bieberstein geloofden
dat dit eene onmogelijkheid was. Onderscheidene punten
werden daarna nog ter sprake gebragt. o. a. de noodzake
lijkheid om kruidniagazijnen buiten de vestingen te plaat
sen, en hoofdzakelijk had eene uitvoerige diskussie plaats
over liet vestingstelsel. De heer van Diggelen drong aan
om met sjioed voorzieningen te nemen voor de land defen
sie der zeegalen.
De minister antwoordde dat het voornaamste voorde
kustdefensie reeds verrigt was en dat het noodzakelijkste
van hetgeen nog overig bleef roet spoed zou w orden voltooid.
Bij artikel 22 (Onderhoud van vestingen) stelde de heer van
Heukelotn voor het cijfer van het artikel met f20.300 te
verminderen tot onderhoud der vestingen Bergen op Zoom,
Maastricht en Venlo. De heer de Poorter stelde voor Bergen
oji Zoom alleen te supprimeren. De heeren Wintgens, Heij-
denrijck, Storm van 's Gravensande en van Beijma. bene
vens de minister verklaarden zich daartegen. De voorsteller
van het amendement betoogde dac de vesting Maastricht
onze neutraliteit zoude kunnen kompromiüteren en dat voor
de defensie daarvan een aanzienlijk deel onzer stri jdkrachten
zou geëiseht worden. De heeren Wintgens en Beyma be
weerden dat art. 1 der grondwet, gewag makende van
Maastricht als vesting, belette dat die vesting werd opge
heven. Dit werd door den heer Dullert bestreden, die
betoogde dat de grondwet nooit had bedoeld Maastricht
altijd een vesting te doen zijn. De heer Storm van 's Gra-
vesatide geloofde dat hetamendementgeen doel zou treffen,
want dat inen dan gelden moest aanvragen om vestingen
te sloopen. De minister van oorlog maakt van de aanne
ming van het amendement eene portefeuille-kwestie, ten
minste hij verklaarde dat, zoo het amendement werd aange
nomen, hij weten zou wat hem te doen stond.
Het amendement werd hierop verworjien met 37 tegen
29 stemmen en dat van den heer de Poorter met 35 tegen 31
stemmen. Vervolgens had nogeenige beraadslaging plaats
over de verdediging van de Üver-Betuwe in verband met
die van den IJssel, waartoe volgens den minister het werk
bij den Rijn band dijk te Elden, onmisbaar was. hetwelk dooi
de heeren Dullert en Storm van 's Gravesande werd bestre
den. Bij de afdeeling kasernen verlangden de heeren
Idserda. Dirks en van Beyma, kavallerie te Leeuwarden en
dat alle kosten voor de kasernen zouden komen ten laste
van het rijk.
Hoofdstuk VIII werd daarop aangenomen met 40 tegen
26 stemmen.
Tegen de heeren van Bosse, Wybenga, Zylker, Jespers,
Mensonides, van Heukelom, Hugenholtz, Guljé, Westerhoff,
Idserda, Begram, van Foreest, Beens, Poortman, Iloynck
van Pajiendrecht, Vtruly Verbrugge, Kerstens, Dumbar,
van Asch van Wtjck, van Eek, Dullert, Kappeijne van de
Copjjello, van Lijnden, Groen van Prinsterer, van der
Linden en Heemskerk Bz.
In deze zitting is ingekomen eene missive van den
minister van marine, ten geleide van het rapport der kom
missie, benoemd tot onderzoek der fransche en engelsche
pantserplaten, en zijn door den heer Wintgens twee schets-
teekeningen betrekkelijk die jiantserplaten overgelegd. Dit
rapport, benevens de teekeningen, zijn gesteld in handen
der heeren van Muiken, Hulgenholtz, Storm van 's Grave-
sande, Taets van Amerongen en ue Bieberstein.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van 9 december.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig «1e heeren van Uije en Caland, uitlandig,
Damme en A. W. Snonck Hurgronje, wegens ambtsbezig
heden. Later komen de heeren van Diggelen en Rekker.
De notulen der vorige zitting gelezen en gearresteerd
zijnde, deelt de voorzitter mede dat bovengenoemde leden
om de vermelde redenen afwezig zijn, alsmede dat gedepu
teerde statenblijkens drie ingekomen missives, hebben
goedgekeurd: 1. de begrooting der kosten van de dienst
doende schutterij voor 1864, 2. de gemeenterekening over
1862, en 3. het supjjletoir kohier van den hoofdelijken om
slag over 1863. Deze mededeelingen worden voor ken
nisgeving aangenomen.
De voorzitter geeft kennis dat, volgens eene mededeeling
van den heer J. Snijders, waag- en kraanmeester, de
adjunkt waag- en kraanmeester A. J. Snijders is overleden
alsmede dat een rekest is ingekomen vnn den heer C. Snij
ders, om in de plaats van wijlen zijn broeder tot adjunkt
waag- en kraanmeester te worden benoemd. Bij de motie
ven van zijn rekest voert de adressant onder meerder aan
dat hij sedert eenige jaren de betrekking van onbezoldigd
assistent-marktmeester beeft waargenomen.Is besloten
de beslissing op dit verzoek tot de volgende zitting aan te
houden, in afwachting of zich meerdere sollicitanten voor
die betrekking zullen aanmelden.
Is ingekomen een adres van den heer J. Snijders, die
daarbij verzoekt een aarden graf voor vier kisten oji de
burgerlijke begraafjdauts in eigendom te mogen hebben.
In o\ereenstemming met liet advies van den gemeente
bouwmeester is bij koncept-besluit tot inwilliging an het
verzoek besloten, onder de gebruikelijke voorwaarden, vol
gens de bij liet tarief bejiaalde som van f 20.
Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling
des voorzitters -. a. dat de vérkoop van boomen f 968,50
heeft ojigebragtb. dat burgemeester en wethouders ge
meend hebben de verzameling van voovwerjien betrekke
lijk de geschiedenis en oudheidkunde van Middelburg op
de oudheidskamer op het raadhuis zoo veel mogelijk te
moeten uitbreiden en daaraan te verhinden eene verzame
ling van boekwerken, handschriften, kaarten, jilaten of
portretten tot deze stad betrekking hebbende, en dat tot
dat einde de ingezetenen door middel van het Gemeente
blad zijn uitgenoodigd daartoe te willen medewerken.
Yenier deelt de voorzitter mede datdekosten voorde
toestellen tot het kontroleien der gas f 319.25 bedragen dat
de wethouder-ambtenaar van den burgerlijken stand beeft
voorgesteld om aan de ambtenaren, die belast zijn geweest
met het ojnnaken der tienjarige tafels van den burgerlijken
stand, f50 toe te kennen en dat burgemeester en wethou
ders voorstellen om aan den kommies, belast uiet het bijhou
den der bevolkingsregisters, eene gralifikatie van f 50 te
vetleenen.De beslissing op deze punten isaangchouden.
De heeren Rekker en van Diggelen zijn inmiddels ter
vergadering gekomen.
De voorzitter zegt tot zijn groot genoegen te kunnen