r
if
jfi
gevangenisstraf van achttien maanden en vier geldboeten
ieder van f 50, alsmede in de kosten van het geding, boeten
en kosten des noods te verhalen bij lijfsdwang.
Gemengde berigten.
Het Sluisch weekblad wenscht zijne lezers volledige ver
slagen te geven van «Ie feestvieringen ter herinnering aan
1813 en weet dien wensch niet beter te verwezenlijken dan
door al de verslagen die wij omtrent de feestvieringen te
Amsterdam, 's Gravenhage en Middelburg hebhen gele
verd, ten bedrage van acht kolommen, letterlijk uit de
Middelburgsche courant over te nemen. Dat het Sluisch
weekblad volstrekt niet opgeeft waaraan het die verslagen
ontleent, daartegen hebben wij geen bezwaar, al moge dit
een taktiek verraden die in Zeeland niet te huis behoort,
en die onze gewestgenooten aan de Nieuwe rotterdarasche
courant alleen moesten overlaten.Wij gevoelen ons zelfs bij
zonder vereerd door de onderscheiding die onzen arbeid en
dien onzer korresponden ten te beurt valt. want zoo als het
Sluisch weekblad in zijne voorafspraak heel eenvoudig,
zonder eenige pedanterie te kennen geeft zullen zij, in
hetSlu'Sch weekblad opgenomen, ook een blijvende waarde
krijgen en voor de nakomelingschap van nut zijn. Geluk
kige korrespondenten, die met ons eene zoo groote zei 1-
voldoeningsmaken moogt!
Naar men verneemt zullen in het voorjaar o. a. de
te veld staande bolgewassen, hyacinthen, tulpen, crocussen,
enz., behoorende tot de nalatenschap van der. onlangs op
het huis Ter Leede, te Sassenbeim, overleden baron van
Pallandt, openbaar verkocht worden. Deskundigen schat
ten deze aanzienlijke verzameling op minstens f 100,000.
Eene te Torquay overledene dame heeft in haren
uitersten wil een legaat van 40,000 p. st. vermaakt aan den
heer Disraeli en hem bovendien benoemd tot uitvoerder van
haar testament. Zij kende den beroemden redenaar der
konservatieven niet en bewonderde hem alleen w egens zijne
schoone rede*oeringen in hetengelsche parlement.
Bij de viering van het gouden feest onzer onafhanke
lijkheid in de gemeente Hoek, prijkte in de met guirlandes
versierde school het opschrift„De Hoeksche schooljeugd
aan koning en vaderland.'' Eene politieke bedoeling kan
men hierbij zeker niet onderstellen.
De keizer van Frankrijk heeft voor 500 franks inge
schreven voor de oprigting van een standbeeld voor den
heer Billault.
Het heeft Z. M. den koning behaagd de doodstraf,
waartoe J. Welker, van Veendam. als medepligtige aan den
moord op een noordschen matroos, was veroordeeld, te
veranderen in 5 jaren korrektionnele gevangenisstraf.
Dezer dagen zijn te Shoeburyness proeven genomen
met een door den heer Armstrong vervaardigd gegroefd
kanon, waarmede kogels van 600 pond afgeschoten kunnen
worden. Deze proeven, welke in 't bijzonder de sterkte en
de draagkracht van het stuk betroffen, zijn zeer voldoende
geweest. Bij eene elevatie van 10 graden en met eene lading
van 70 pond buskruid werden de kogels en bommen meer
den 4000 yards ver geworpen, zonder dat het kanon iets
leed. Ofschoon liet stuk meer dan 22 ton zwaar is, werd het
door 20 man met geraak bediend.
Uit Pesth verneemt men, dat daar ter stede niet
alleen, maar allervvege in Hongarije de grootste geestdrift
zich voor de keizerin heefi geopenbaard sedert het bekend
is, dat zij eene ernstige studie van de hongaarsche taal maakt,
zoo dat zij reeds in staat is zich met eenig gemak in hethon-
gaarsch uit te drukken.
Burgerlijke stand,
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging den 22 dezer
H. L. Petit, jin. 20 j. met C. M. Ribbe, wed. 37 j. D.
Alberge. jm. 23 j. met J. Braassem, jd. 29 j. J. P. Bosdijk,
jin. 32 j met S. W. Wisse, jd. 28 j C. Bobart, jm. 26 j. met
L. Meulblok, jd. 39 j.
(Van 14 tot 21 november.)
Vlissingbn, Gehuwd: F. Heineman, jm. 37 j. met
M. H. Theewis.jd. 36 j
Bevallen: G. Bakker, geb. Kool, d. M. Jacobze, geb.
Simmons, z C. W. Prinsse, geb. de Wijn, d. P. J. Lauwe
reins, geb. Klijberg, d. M. S. de Boer, geb. de Raven, d.
M.Jansen, geb van der Gijp, d.
Overleden W. Roelofs, z. 7 ra. P. P. Chaffart, z. 6 m.
A. J Leenhouts. z. 7 w. A. R. Roest, d. 11 w. L. C. Mey-
boom, d.8j. P. Bom, jm. 31 j.
Goes. Gehuwd: K.Wessels, jm. 23j. met M. Mulder,
jd. 21 j. D. Dirkse. jm. 34 j. met M. Sanderse, jd. 25 j.
Bevallen A. M. van Waarde, geb. Burgs, z. W. E.
de Bruijne, geb. Nederhand, z. P. A. Goossen, geb. Dek
ker, d. E. de Jonge, geb. Brouwer, d. E. Pasveer, geb.
Overdiep, d.
Overleden: M. C. van Paassen, d. 7 m. R. Borgs, z. 4 w.
N. Biersteker, wed. van W. van der Straate, 62 j. D. Mei-
jers, z. 16 m. A, Hubregtse, z. 4j.
Zierikzee. Gehuwd: J. Okkerse, jm. 24 j. met A.
Phernambucq. jd. 23j. E. Jongsma, weduwn. 36jmet
J. E. F. Egter, jd. 35 j.
Bevallen: J. J. de Vos, geb. Fran^oise, z. J. Findsom,
geb. Vereijke, d. J. de Graaf, geb. Berrevoets, d. C. J.le
Clercq. geb. Brandt, d. W. van Nieuwland, geb. Hendrikse,
d. M. W. Bolle, geb. van der B.iars, d. A. van Woerkens,
geb. Rikman, z. P. van Lier, geb. van Schendel, z. J. Cats,
geb. Vermeurs, z.
Overleden: J. Rerapa, wed. van J. Lerason, 84 j. C.
Louwerse, wed. van M. van der Sluis, 75 j.
Tliermometerstand.
25 nov. 's av. 11 u. 50 gr.
26 's morg. 7u. 50 's midd. 150 'sav.ll u. 48 gr.
27 *8 morg. 7 u. 42 's midd. 1 u. 47 gr.
Meteorologische waarnemingen,
gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure.
November 1863.
j Wiud.
p
p
-f
S ti
S .5
cö 1 -g,
p 1 J3
1
Kracht.
Baromete
bij Oo.
a
|J
cn
.9
Cl
tij
P3
15' West.
2
768.7
10.6
0.93
9.36
0.0
ibIw.zw.
5
768.0
9.8
0.90
8.60
0.1
171 W.t N.
12
767.5
10.6
0.90
9.06
1.6
18;Zw.t.Z.
8
771.7
9.8
0.85
8.20
0.1
19 Z. ZW.
6
769 6
8.6
0.85
7.60
00
20 Zw.t.Z.
10
768.4
8.0
0.86
7.50
0.0
2l|Z, ZW.
12
761.1
9.1
0.89
7.49
0.0
Aanmerkingen
betr. heij. regen,
bew. heij. regen,
dik bew. heij. reg.
bew. betr. heijig.
ligt bewolkt heij.
helder heijig.
ligt bew. heijig.
Staten generaal.
tweede kamer.
Dat de algeineene beraadslaging over de begrootings-
wetten voor 1864 ten einde zijn gebragt. hebben wij reeds
in ons vorig nommer gemeld, maar op de diskussiën moeten
we nog met een enkel woord terugkomen.
De heer Guljé verklaarde het kabinet op politiek terrein
te kunnen steunen, maar zou zijne stem over de begrooting
van financiën afhankelijk maken van de verklaring van den
minister of hij bij zijne primitieve bedoelingen omtrent het
belastingstelsel volhardde. Hij verklaarde zich tegen de
begrooting van marine, omdat de minister geen vast stelsel
had en tegen die van oorlog wegens het eindcijfer.
De heer Hoffman, als voorstander van het behoud op
koloniaal terrein, zag de toekomst donker in en verlangde
van den minister van financiën eene wet van beginselen ten
opzigte van de hervorming van het belastingstelsel.
De heer de Brauw trad op financiëel en politiek terrein.
Hij betoogde dat de begrooting hooger was dan het jaar te
voren en hoezeer hij erkende, dat de voorgedragen uitgaven
nuttig waren, wilde hij waarheid in de voorstellingen. Spre
ker vreesde voor aanranding van de grondslagen van het
koloniaal bestuur. Hij achtte dit kabinet in sommige op-
zigten eer konservatief of reaktionnair dan liberaal en putte
het bewijs, dat men, liberaal als opposant, konservatief werd
aan de groene tafel uit de teleurstelling, die de liberalen
omtrent de plannen van den minister van financiën onder
vonden. Het goevernement pleegde voorts handelingen
niet overeenkomstig met de grondwet, waarbij spreker
wees op het contrasing en het noemen van's konings naam
in de eerste kamer, bij intrekking van de missie van
Stokholin. Men kon op de verzekeringen van de ministers
geen staat maken, waarbij spreker wees op het gemis aan
mededinging voor de exploitatie der staatsspoorwegen, de
wet op de doorgraving en den Indischen spoorweg. Aan
den heer Groen van Prinsterer verzekerde spreker dat een
konservatief kabinet de grondwet, de wetten en het alge
meen belang zou bevorderen.
De heer van Lijnden hield eene rede, die in scherpte van
toon geheel overeenkomstig was roet vroegere betoogen
tegen dit kabinet. De toon van den minister van binnen-
landsche zaken noemde hij hooghartig; het antwoord ge
tuigde van eigenwaan of zelfverblinding. Alle oude grieven,
de nota van Polen, de Maaskwestie enz. werden opgerakeld
om tot de konklusie te komen, dat het kabinet anti-nationaal
en inpopulair was.
De heer Ter Bruggen Hugenholtz verdedigde het minis
terie. Hij kwam op tegen de wyze van bestrijdng van het
kabinet. Men kon het bewijs niet leveren, dat de liberalen
de heidensche school en de demokratie willen, maar zoo
sprak men tot het volk achter de kiezers. De rede van den
heer van Goltstein getuigde van overdrijving. Zij schijnt
ieder onpartijdige het uitvloeisel eener personele vete toe.
Eindelijk bestreed spreker de financiële beschouwingen van
den heer de Brauw.
De heer Groen van Prinsterer beantwoordde dien spreker.
Van den heer de Brauw en zijne vrienden verlangde hij dat
zij zich over de toepassing van de wet op het onderwijs ver
klaarden. Hij kwam voorts op zijne rede tegen den minister
van binnenlandsche zaken terug en vroeg of zij, die een
kabinet bestrijden, altijd gereed moeten staan het op te
volgen
De minister var. binnenlandsche zaken antwoordde op die
rede. Hij betoogde dat de heer Groen van Prinsterer de
grondwet ter zijde schoof en daagde hem en zijne vrienden
uit het bewijs te leveren dat hij ooit een woord gesproken
had, hetwelk, zoo als hem toegedicht werd, de neiging zou
doen doorstralen om een overgang naar een anderen rege
ringsvorm dan de konstitutionele monarchie wenschelijk
te achten.
Den heer van Lijnden weigerde de minister te antwoorden,
want het was in strijd inet zijn karakter iemand iets per
soonlijk onaangenaams te zeggenhetgeen den heer van
Lijnden eigen was.
De minister van financiën kwam op de financiële be
schouwingen terug en betoogde dat zijne becijferingen juist
waren, terwijl hij, wat de hervorming van het belasting
stelsel betrof, op de reeks aangekondigde wetten wees.
De algemeene beraadslaging werd daarna gesloten.
Hoofdstuk I, (Huis des konings) werd met algemeene
steramen aangenomen even als hoofdstuk II (Hooge kolle*
giën van staat en kabinet des konings). Bij de hehandeling
van het laatste besprak de heer de Bieberstein het wensche-
lijke eener voorziening in het lot der soldaten, die in Indië
met de militaire Willemsorde zijn gedekoreerd en geene
riddersoldij ontvingen.
De heeren de Meester, van Bosse, Heemskerk Az. ea van
Eek bespraken het wenschelijke eener regeling van de toe
kenning van wachtgeld aan ontslagen ambtenaren, naar
aanleiding ran petitiën van een eervol ontslagen ambtenaar
bij het kabinet des konings. De minister antwoordde dat
die ambtenaar geen eervol ontslag verdienden dus zeker
geen aanspraak had op wachtgeld.
In deze zitting is nog besloten de zittingen vooreerst ten
10 ure aan te vangen, om eenige wetten van ondergeschikt
belang af te doen.
Woensdag zijn de algemeene beraadslagingen over de
begrooting van buitenlandsche zaken gevoerd. Heftiger
dan ooit is de minister door de oppositie aangevallen, en
het schijnt dat de heer Groen van Prinsterer dmgsdag ten
onregte profeteerde, toen hij beweerde dat de oppositie in
deze zitting geene pogingen zou aanwenden om het kabinet
omver te werpen. De heeren Groen van Prinsterer, Storm
van 's Gravesande, van Goltstein, van Lijnden. Heems
kerk Az., van Heiden Reinestein en Wintgens verklaarden
geen vertrouwen te stellen in de leiding van onze buiten
landsche aangelegenheden, wegens de weinige ervaring van
den minister. Zij wezen op de nota van Polen, het gebeurde
bij het Maastraktaat en dat met Zwitserland, terwijl som
mige sprekers gemis aan energie aan den minister verweten.
Zoo betoogde de heer van Goltstein, dat onze houding
krachtiger had moeten zijn bij het vorsten-kongres te Frank
fort omtrent Limburg. Ook de heer Heydenrijck, die
anders gunstig voor den minister gestemd was, meende dat
men meer scheiding in de zaken van Luxemburg en Lira
burg had behooren te brengen. De heer van Lijnden ver
dedigde den minister echter op dit punt.
De heer Groen van Prinsterer behandelde woensdag
uitvoerig de politiek van Fiankrijk in de poolsche kwestie.
Omtrent het koagres te Parijs wenschte hij opheldering,
althans wat de algemeene politiek van de regering betrof.
De minister antwoordde, dat deze was neutraliteit en het
onderhouden eener goede verstandhouding met alle mogend
heden. De heer Groen van Prinsterer baseerde op de hande
lingen van den minister omtrent Polen en in andere opzigten
den raad, dat de liberalen eene dienst aan het kabinet zou
den doen, wanneer zijden minister lieten vallen. De heer
van Eek verdedigde met klem de handelwijze van het kabi
net ten opzigte van Polen. De heer van Lijnden nam uit
die rede aanleiding den minister te zeggen, dat hij nietopen-
hartig was geweest en de waarheid niet getrouw was geble
ven, toen hij verklaard had nog geen antwoord van Rusland
te hebben ontvangen. De minister verdedigde het zenden
der nota op zich zelf en deed uitkomen, dat men nu vooral
den vorm afkeurt, omdat die zou zijn eene aansluiting aan
Frankrijk, hetgeen de minister ontkende, terwijl de heer
Groen van Prinsterer de zaak zelve had afgekeurd, alvorens
de nota te kennen. Hij voegde den heer van Lijnden toe,
dat deze onwaarheden sprak omtrent het antwoord van
Rusland en het beneden zich achtte daarop te antwoor
den. Daarop stonden de heeren Storm van's Gravesande
en Schimmelpenninck van der Oije op om mede te deelen
i dat diplomaten in tegenwoordigheid van leden der kamer
hebben verklaard, dat de minister het antwoord van Rus
land op zaturdag 23 mei kende. De heeren van Eek en
van der Linden meenden dat tafelpraatjes niet voldoende
waren tegenover verklaringen van den ministèren sommeer
den den heer van Lijnden bepaalde bewijzen aan te voe
ren. De minister bleef bij zijne verklaring, waarop de heer
Wintgens aan het slot der zitting op een positief antwoord
aandrong omtrent de vraag, of de minister officieel of offi
cieus een antwoord had ontvangen. De heer van Lijnden
reserveerde zich het van hem gevraagde bewijs later te
geven.
De heer Dullert verdedigde de handelingen van den mi
nister in het algemeen. Hij vroeg of vroegere ministers zoo
veel meer ervaring hadden en of het betamelijk was ministers
van de kroon in het algemeen van onervarenheid te beschul
digen. zonder het bewijs uit de daden te leveren, terwijl de
handelingen van den minister door de meerderheid waren
goedgekeurd. De minderheid kwam telkens op het zelfde
thema terug, al was de zaak afgedaan, en dit noemde spre
ker „zeuren."
Een tal speciale punten werden daarenboven behandeld
De heer Heydenrijck vroeg inlichtingen omtrent de onder
handelingen overeen handelstraktaat met Frankrijk. De
minister antwoordde, dat zoolang de regten op den wijn
niet verminderd werden, Frankrijk ons geen traktaat wilde
toekennen. De zelfde spreker vroeg ophelderingen over
de vertoogen bij België ingediend omtrent de wet op de
studiebeurzen. De minister antwoordde, dat uitzigtbestond
op eene voordeelige uitkomst.
De heer van Lijnden wenschte opheldering omtrent de
aansluiting onzer spoorwegen bij Pruissen. De minister ant
woordde. dat de onderhandelingen tot een gewenscht einde
zouden komen, De zelfde spreker besprak den toestand
in Japan en vroeg of Nederland bij het nemen van dwang
maatregelen zich zou aansluiten bij andere mogendheden
of zelfstandig zou handelen. De minister antwoordde dat
Nederland zijne oude vriendschappelijke politiek tegenover
Japan volgde, maar dat dwangmaatregelen zoo noodig in
overleg met andere mogendheden zouden worden genomen.
De heer van Diggelen vroeg of niet het geheele kabinet,
maar enkel de minister verantwoordelijk was omtrent het
besluit ten opzigte van het parijzer kongres te nemen De
minister achtte liet eene zaak van het kabinet, maar hij was
verantwoordelijk voor de uitvoering. Voorts werden nog
besproken het traktaat over den smokkelhandel met Pruis
sen, de noodzakelijkheid tot regeling der konsulnire regts-
magt, die om te waken voor de belangen van ons land bij
de doorgraving van een kanaal in centraal Amerika, de
wenschelijkheid der afschaffing van de Rijntollen en het
traktaat met de Hawaii-eilanden,
In deze zitting zijn nog aangenomen de wetsontwerpen
tot wijziging der hoofdstukken II, III. IX A en B, der
staatsbegrooting voor 1862; tot verlenging van den termijn
tot verwisseling van muntbiljetten, uitgegeven krachtens de