MIDDELBURGSCHE C 0 IRA i\ T. N- 144. Zaturdag 1863. 28 November. ■vawkaska?; Editie van vrijdag avond 8 ure. AANBESTEDING. Op vrijdag den 4 december 1863, des voormiddags ten 10 ure, zal. onder nadere goedkeuring, door den commissaris des konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezig heid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den waterstaat, in het lie district, aan het lokaal van het provinciaal bestuur, te Middelburg, worden aanbesteed: Het herstellen van de haven aan den Zuid- kraaijertpolder, gemeente 's Heer Arends- kerke. Deze aanbesteding zal geschieden bij inschrijving en opbod. Het bestek ligt ter lezing aan het lokaal van het ministe rie van binnenlandsche zaken, aan dat van het provinciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, en op alle zoodanige plaatsen alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaats werken in gemelde provincie ter lezing gelegd worden. Zullende den 7en en 4en dag vóór de besteding de noo- dige aanwijzing in loco worden gedaan, en voorts nadere inlichtingen te bekomen zijn aan het bureau van den hoofd ingenieur van den waterstaat jhr. Ortt, te Middelburg, en bij den ingenieur Bleckmann, te Goes. 's Gravenhage, 11 november 1863. Van wege den minister, De secretaris-generaal J. SCHRÖDER. BINNENLAND. middelburg, 27 november. Maandag a. s. zal op het raadhuis alhier de verkiezing plaats hebben van een lid voor de kamer van koophandel en fabrieken, ter voorziening in de vakature ontstaan door het bedanken van den heer Dirk Dronkers. De inlevering der stembiljetten moet geschieden des voormiddags tusschen 10 en lure, waarna de opening der biljetten onmiddellijk zal aanvangen. De behandeling der staatsbegrooting door de tweede kamer vordert dit jaar met ongewone snelheid. De hoofd stukken III A (buitenlandsche zaken), III B (roomsch- katholieke eeredienst), IV A (justitie) zijn in «le zitting van gisteren aangenomen, en heden wordt over de begroo ting voor binnenlandsche zaken beraadslaagd. De verslagen der zittingen van dingsdag, woensdag en donderdag deelen wij op de volgende bladzijden van dit Dommer mede. H. M. de koningin neemt in beterschap toe. *Men schrijft ons heden uit Vlissingen: „Aan den heer C. Goeree, zeepzieder alhier, is dezer dagen eene aangename verrassing te beurt gevallen. „Deel uitgemaakt hebbende van de in 1813 en 1814 door de vrije steden Lubeck, Breinen en Hamburg opgerigte korpsen vrijwilligers tot bevrijding van het gemeenschap pelijk vaderland, werd hij van wege laatstgenoemde stad door den senaat na bet eindigen van zijnen diensttijd op eervolle wijze ontslagen, en aan hem deswegens een pas poort uitgereikt. Iq Holland terugkomende is dit paspoort door de militaire overheid ingetrokken en in de plaats daarvan aan hem een hollandsch paspoort gegeven terwijl hij echter van het origineel stuk kopie had genomen „In de dagen die de feestviering zijn vooraf gegaan en de herinneringen aan de jaren 1813 en 1814 meer dan ooit verlevendigd werden, kon ook de heer Goeree den wensch niet onderdrukken om nogmaals een origineel stuk van de door hem bewezen diensten te mogen bezitten, en schreef daarom aan den senaat der stad Hamburg met overlegging van het door hem genomen afschrift van liet paspoort. „Vergeefs hierop sedert eenigen tijd antwoord verwach tende. werd bera dezer dagen door den heer A. Benier, vice-konsul voor Hamburg alhier, namens den senaat dier stad medegedeeld dat het door hein begeerde stuk niet meer kon gegeven worden omdat de registers, bevattende de namen der vrijwilligers die de legioenen hebben uitge maakt, niet meer voorhanden zijndoch daar gebleken is, dat hij daartoe waarlijk geregtigd was, besloten was. aan hem alsnog te doen ter hand stellen de zilveren medalje die in der tijd tot aandenken aan die dagen aan de vrijwil ligers is uitgereikt geworden, maar door den heer Goeree tot hiertoe niet gereklameerd was." Men deelt ons nopens de zaak van den predikant van Rijn mede: De heer P. en de advokaat W. te Zwolle, die zich dezer dagen naar Zwitserland hebben begeven, om het kind in kwestie aldaar op te eischefc, zijn van daaronver- rigter zake naar Zwolle teruggefc«j£rd. Bij het vernemen van deze reis, had de moeder varf*het kind, mevr. P., een telegram derwaarts gezonden, met last om het kind niet aan haren schoonvader af te geven, dat dan ook is geweigerd door den predikant aldaar, zijnde de vader van de voorraa- lige goevernante van het kind, ten wiens huize het verpleegd en opgevoed wordt. De oude heer P. heeft het kind. waar naar hij zoo vurig verlangde, zelfs niet eens mogen zien. Het klassikaal bestuur van Zwol!»heeft de zaak van den predikant v. R. naar het provinciaal kerkbestuur van Over ijssel verwezen. TJtrechtsch dagbl.) Naar men verneemt, is er sprake van, dat eenige geabon- neerden en bezoekers van den schouwburg te 's Hage zich tot den gemeenteraad zullen wenden, met verzoek dat ge bouw weder in zijne vorigen staat te herstellen, daar de tegenwoordige inrigting. hoe keurig en smaakvol ook het aspekt der zaal zij, voor de toeschouwers zoo ondoelmatig mogelijk is. J Uit 's Hage schrijft men ons, 21 dezer: „Meer nog dan de algemeene beraadslaging over de be grooting, houdt het sleeswijk-holsteinsche vraagstuk hier de onverdeelde aandacht bezig. Men vraagt zich angstig af, welke gevolgen daaruit voor ons vaderland zullen kunnen voortspruiten en verdiept zich in beschouwingen over de houding die ons kabinet thans in deze kwestie zal aan nemen. „Het zal u niet verwonderen dat hier algemeene sympa thie voor Deneraarken bestaat. Hoe kan het anders? Voor eerst toch is het goed regt van koning Christiaan zóó zeer boven allen twijfel verheten, dat niemand, behalve een duitscher, ter goeder trouw de partij van den pretendent kiezen kan. De vader van dezen heeft immers, openlijk en tegen betaling van ettelijke millioenen, afstand van zijn erfregt gedaanals hij dus thans die 2elfde regten aan zijn zoon afstaat, dan is die afstand nietig, omdat gelijk een kind weet niemand op een ander meer regt kan over dragen dan hij zelfheeft. Of zijn zoon in 1852 meerderjarig was of niet, doet niets ter zake. En evenmin kan men tegen werpen, dat over eene toekomstige erfenis geene verbin dende overeenkomst kan worden gesloten. Zelfs al gold dit burgerregtelijk beginsel in het staats- en volkenregt ('tgeen ik ten sterkste ontken), dan nog zou het den zoon thans niet kunnen baten, daar dan immers evenzeer nietig zijn zou de afstand, nog bij het leven van declaatsten deenschen koning, door den vader aan den zoon gedaan. Zoo men zich eindelijk daarop beroepen mogt, dat de sleeswijk- holsteiners over het protokol van Londen niet zijn geraad pleegd, dan kan die redenering dadelijk worden omgekeerd. Immers, zonder de toestemming zijner vermeende onder danen af te wachten, nam ook thans hertog Frederik genoegen in den afstand door zijn vader te zijnen behoeve gedaan. Maar ten tweede is het duidelijk voor ieder, die 2ieh niet door fraaije woorden laat paaijen, dat de sleeswijk- holsteinsche zaak, onder het masker van liberalisme en nationaliteit, inderdaad niet anders is dan eene „machine de guerre" in handen van de feodale en konservatieve partij in Duitschland. Denemarken bezit eene der meest vrijzin nige konstitutiën van Europa; van daar dat allen die het licht der vrijheid vreezen, Denemarken verafschuwen. Holstein, en ook (schoon niet zoo zeer) Sleeswijk. wemelt van ontevreden landjonkertjes, die maar niet kunnen vergeten dat de deensche konstitutie hun hunne raiddel- eeuwsche regten of ontnomen heeft óf ze met vernietiging bedreigt, en daarom hun land van Denemarken willen afscheuren, ten einde de arme boeren te kunnen uitmer gelen naar welbehagen. De reaktionairen in Duitschland, inzonderheid de feodale partij in Pruissen, wenscht den oorlog, niet alleen om in het Noorden den fakkel der vrij heid uit te dooven, maar ook om, even als in Frankrijk, de aandacht van binnenlandsche toestanden af te wenden en door den roem het gemis aan vrijheid te doen vergeten. En wanneer de liberalen in Duitschland blind voor dit alles zijn, dan is dit een gevolg van hun dweepachtig verlangen naar de haven van Kiel, een verlangen dat bij hen alle ge zond verstand heeft uitgedoofd. Duitschland, het„groote" Duitschland, moet eene „Groszmacht" wordendaarvoor moet het eene vloot bezitten, die duitsche vloot moet een haven hebben, en Kiel is de eenigste goede oorlogshaven aan de Oostzee. En daarom is het bezit van Kiel het groote doelvoor welks bereiking ieder middel, goed is. Daarom ook vergeet men de les die men vroeger aan Italië predikte„organiseer eerst wat gij hebt en streef eerst daarna naar vergrooting." Daarom ook ziet men voorbij het gevaar, 't welk eigen vrijheid door den oorlog loopen zouhet „groote" Duitschland, sterk door centrali satie, zal immer gemakkelijk die vrijheid kunnen heroveren die het tijdens den rooftogt naar het Noorden verliezen zal Ja, duitschers, gij rijt scherpzinnig, maar nooit is iemand zoo onnoozel geweest in zijne scherpzinnigheid. Ja, Duitschland, gij zijt groot, maar nooit was iemand zoo klein in zijne grootheid „Moet alzoo reeds ieder eerlijk man, en ieder liberaal in 't bijzonder sympathiseren met Denemarken, diesyrapha- thie verdubbelt zoodra wij de kwestie uit een nederlandsch oogpunt beschouwen. Er bestaat identiteit van belangen tusschen ons en de denen. Inderdaad, indien Duitschland Sleeswijk bemagtigt Sleeswijk, waarop het juist evenveel regt heeft, als de straatroover op de beurs van den voorbij ganger dan staat het te vreezen dat men ons Limburg ontfutselen zal. Reeds in 1818 wist men in Duitschland heel aardig te bewijzen dat Limburg n. b. een duitsch land wezen zou. Welligt heeft men sinds dien tijd vorderingen gemaakt en heeft de gedachte aan de havens van Vlissingen en Hellevoet en Nieuwediep de duitsche scherpzinnigheid thans zoozeeropgescherpt.dat men bewijzen kan datgansch Nederland een deel van het groote duitsche vaderland uit maakt. In elk geval is het in ons belang dat de begeerlijk heid niet door eenig sukces uitbreiding erlange; de ervaring leert dat men op den slechten weg niet geraakkelijk tot stil staan komt, en dat veroveringen perziken zijn die naar meer smaken. De beschouwingen, u tot dus verre medegedeeld, druk ken vrij naauwkeurig de overtuiging uit, die hier in de meeste politieke kringen leeft. Niet zoo volkomen is de eenstemmigheid aangaande de houding die onze regering in de sleeswijk-holsteinsche kwestie behoort aan te nemen. Wat mij betreft, ik vereenig mij met hen, die de striktste neutraliteit en eene standvastige weigering om, zelfs voor Limburg, aan een eventuëlen oorlog deel te nemen, als het meest wenschelijke beschouwen. Wat de bond ook eischen moge, Nederland mag geen man, geen paard leveren voor het vrijheid moordende werk dat in het Noorden wordt voor bereid. Zoo wij de laagheid hadden en de lafhartigheid om onze liinburgscne broeders als werktuigen van heerschzucht en despotisme ten beste te geven, wat zouden wij antwoor den als Duitschland ons later Limburg afeischte? Ook tnogen wij nietvergeten.dat Denemarken eene vloot bezit, veel sterker dan de onze, en dat die vloot zonder slag of stoot «1e Zuiderzee zou kunnen inzeilen en Amsterdam in een puinhoop doen verkeeren. In 1848 heeft Denemarken ons (indien ik mij niet bedrieg) hiermede gedreigd, en ik heb dik werf gehoord, dat die bedreiging ook in den Haag veel effekt maakte. „Maar zouden wij het regt hebben ons limburgsch kon- tingent te weigeren, als de bond dit opeischte? Zeer zeker. In het le artikel van het aanhangsel, in 1820 aan de bonds- akte toegevoegd, wordt met zooveel woorden verklaard, dat de bond alleen strekt „zur Bewahrung der Unabhangig- keit und Unverletzbarkeit der ira Bunde begriffenen Staa- ten, und zu Erhaltung der innern und auszem Sicherheit Deutschlands." Alleen verdediging is dus het doel van den bond alleen waar het territoir van een bondslid wordt aan gevallen, kunnen alle andere leden tot ondersteuning ver- pligt worden. Wil de bond een aanvallenden oorlog voeren, dan gaat hij zijne strekking en bevoegdheid te buiten, en kan ieder bondslid gehoorzaamheid aan zijne besluiten weigeren. „In elk geval, indien wij toch oorlog moeten voeren, dan liever, in Gods naain, tegen Duitschland, dan tegen het libe rale Denemarken." Benoemingen en besluiten. ridderorden. Geagreeërd de eerste kapittel-ridder der duitsche orde Balye van Utrecht, G. A. A. C. baron von Knobelsdorff, als jongste kommandeur der orde; en de opklimming van den coadjutor F. L. W. baron van Brakell, tot landkoinmandeur der duitsche orde Balye van Utrecht. marine. Benoemd tot 2en luitenant-kwartiermeester bij het korps mariniers de sergeant aspirant-kwartiermees ter bij dat k orps J. Allot. Marine en leger. Zr. Ms. stoomschip Ardjoeno, onder bevel van den kapi tein-luitenant ter zee E. M. C. Baak, is den 10 oktober jl. aan de Kaap de Goede Hoop aangekomen en heeft den 19 daaraanvolgende zijne reis naar Batavia voortgezet. Regtszaken. Heden heeft het provinciaal geregtshof in Zeeland be handeld de zaak van Finantius Jacques, wagenmaker te Oostburg, thans gedetineerd alhier, beschuldigd van twee valsehheden in onderhandsche geschriften, verbnultenissen inhoudende, door het stellen en namaken van handteeke- ningen en het des bewust gebruik maken van die valsche stukken. Het hof heeft den beschuldigde aan de hem ten laste ge legde feiten schuldig verklaard en hem, onder verzachtende omstandigheden zijn vroeger onbesproken gedrag, het ge heel herstel der toegebragte schade, de volledige bekentenis en het betoond berouw, veroordeeld tot eene korrektionele,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 1