van Willem I te Scheveningen en aan de andere zijde de
afbeeldingen van Willem I, II en III voorgesteld zijn.
„De paleizen van den koning, den prins van Oranje en
prins Hendrik zijn prachtig met lampions tot aan de boven-
lijst geïllumineerd. Van het koninklijk paleis wapperen drie
nederlandsche vlaggen met het rijkswapen in het midden.
„Vele dekoratiën dragen het opschrift: „Nederlanden
Oranje," „Koning en Vaderland," „1813 1863," „1568
1863," enz.
„Voor de gebouwen van de eerste en tweede kamer zijn
ook eerepoorten opgerigt, de eerste met lampions en het
rlevies „1813 -1863" en de andere in gas inet het devies
„17 november 1813." De heer Groen van Prinsterer heeft
op zijn eereboog enkel het jaartal 1813, de heer van Hall
op den zijnen „1813 1863, Nederland en Oranje."
„De Veenestraat, Hoogstraat, Voorhout en andere wegen
zijn versierd met slingers lampions die dwars over de straat
zijn opgehangen, zoo dat men onder een dak van vuur door
gaat.
„Twee rariteiten moet ik u nog melden: vooreerst dat
eene mij onbekende hand een krans van groen met bloemen
en oranjelinten om den hoed van het ruiterstandbeeld van
Willem den Zwijger in het Noordeinde heeft geworpen, en
ten andere dat de vlag op den toren oranje-onder ver
toont, want boven de oranjevlag waait een wimpel van
rood, wit en blaauw, eene niet snuggere kombinatie.
„Indien ik alles wilde beschrijven wat er te zien is, zou
ik niet spoedig eindigen, en het zou ook uwe aandacht ver-
moeijen. Ik wil dus nog alleeu zeggen, dat de stad, onder
begunstiging van goed en stil weder op het oogenblik als
in eene vuurzee gehuld, een schouwspel oplevert, dat vele
hagenaars uog nooit hebben bijgew oond en dat hun on-
uitwischbaar in het geheugen zal blijven. Ook voor den
koning zal het heden een dag zijn, die epoque maakt in
de geschiedenis zijus levens."
Een ander korrespondent schrijft ons het volgende:
„Geen pen is in staat u de geestdrift af te malen, die hier
heden heerscht. Al wat gij daaromtrent in onze bladen zult
lezen, zal nog ver beneden de werkelijkheid zijn. Ik twijfel
of ooit een zoo vrolijke ernst, eene zoo verrukkende eens
gezindheid of een zoo onbeschrijfelijk enthousiasme aan
schouwd is, als heden middag, bij de plegtjgheid in het
Willemspark, werd waargenomen. Honderde toeschouwers,
en in de eerste plaats de Koning en de Kouingin, als ook
Prins Fredenk, waren tot schreijens toe bewogen. Zelf de
vreemde diplomaten waren verrukt, en een van hen ver
klaarde dat hij nooit zoo vele en zoo treffende blijken van
liefde tusschen Vorsten Volk gezien had. Mogten alle
Vorsten, die de vrijheid schuwen, heden in Nederland 's
residentie geweest zijn! Zij zouden zich proefondervinde
lijk hebben kunnen overtuigen van de reeds zoo dikwerf
doch niet zelden vruchteloos, verkondigde waarheid dat
vrije volken hunne vorsten eene liefde toedragen, waarvan
geheele of halve of schijn-despoten zich geen begrip kun
nen vormen.
„Het kan mijn voornemen niet zijn u een volledig ver
slag van onze feesten te geven het programma, dat getrouw
gevolgd wordt, is u bekend. Ik bepaal mij in 't algemeen
tot de opmerking dat alles tot dus verre voortreffelijk is
afgeloopen en dat bepaaldelijk de orde en het gedrag van
de zoogenaamde lagere klassen tot nog toe niets, hoege
naamd niets te wenschen overlaten. Zelfs van dronkenschap
hebben zich nog bijna geene voorbeelden vertoond. Intus-
schen zijn, vooral voor den avond, de noodige maatregelen
genomen, om de ongeregeldheden te voorkomen, waarvan
men zoo veel gesproken heeft, doch die zoo als alles
voorspelt tot de hersenschimmige grootheden zullen
behooren.
„Nu ik van voorspellingen gesproken heb, kan ik niet
nalaten u eene voorspelling mede te deelen die ik heden
morgen uit de monden van een half dozijn mannen uit
het volk hoorde en die reeds bewaarheid is. Terwijl nl.
het weêr zich somber en dreigend vertoonde, klonken
mij op de bekende wijs waaraan u het „hoezeezal
herinneren, de woorden tegen
"De heele Haag heeft o zoo'n schik
Hoezee
En elk draagt een or an jest rik,
Hoezee
Van daag zal elk gelukkig zijn,
Al drinkt hij hier, al drinkt hij wijn,
Hoezee Hoezee Hoezee
«Het weêr is wel belabbcrt slecht,
Ach ja
Doch dat komt alles wel te regt
O ja
d'Oranjc-zon zal schijnen dra
Als Willem in het Park komt, ja,
Ja! ja! jaja! jaja!
En inderdaad het wêer verbeterde, en (de waarheid is
soms ongelooflijker dan de verdichting)juist op hetzelfde
oogenblik,waarop het koor den regel uit het koraal aanhief
«Hoe de dag des heils verrees"
werd het wolkengordijn teruggeschoven en schoot de zon
hare stralen uit over het plein, waarop het verleden gevierd,
het heden genoten en eene gezegende toekomst afgesmeekt
werd Ik meen niet bijgeloovig te zijn, doch moet bekennen
dat dit schouwspel bij mij (en, zoo als ik later hoorde, ook
bij vele anderen) de levendigste aandoening verwekte. Ja,
ja Wij nemen dit voorteeken aan Laat ons den kommer-
vollen tijd, dien Europa wacht, te gemoet gaan in het vaste
geloof dat de nederlandsche vrijheid en onafhankelijkheid
onsterfelijk is. Dit geloof de gedraging van ons volk in
deze dagen bewijst het zal niet worden beschaamd
„Na u in 't voorbijgaan (de illuminatie lokt mij buiten)
te hebben gemeld dat de koning, prof. van Oosterzee en
nog eenige anderen aandoenlijk en treffend hebben gespro
ken en dat de zangeressen en zangers zich uitnemend van
hunne taak hebben gekweten, vestig ik in 't bijzonder uwe
aandacht op het gewigtig feit, dat de fransche gezant vlagt
en illumineert gelijk ieder ander, en dat hij dit doet op
uitdrukkelijken last van keizer Napoleon. Minder belang
rijk, maar grappig is't geen men vertelt van een kleinen
jongen die den koning, toen Z. M. incognito en natuurlijk
zonder oranje-cocarde jl. zaturdag in 't Willemspark wan
delde, uiet den naamvan „kees" zou hebben begroet."
Zondag voormiddag heeft de burgemeester van Amster
dam aan Z. M. den koning een telegram gezonden, hou
dende gelukwensching van de hoofdstad des rijks met den
feestdag welke dien dag gevierd werd.
Uit Groningen schrijft men ons van 15 dezer
„Ofschoon men hier in 't Noorden de novemberfeesten
niet met die eenigzins overdrevene opgewondenheid te
gemoet ging, als dit in de meer zuidelijke streken liet geval
schijnt te zijn geweest, zag of hoorde men hier bijna niets
van toebereidselen voor die feestviering, toch was het duide
lijk zigtbaar, dat men hier niet minder prijs stelt op de
onafhankelijkheid van Nederland en de noordelijke harten
niet minder warm kloppen voor het vorstenhuis van Oranje.
Eene korte schets van de wijze, waarop de groningers de
gebeurtenissen van 1813 hebbm herdacht zal u doen blijken
welke geest dit feest heeft gekenmerkt.
„De dag van gisteren was hiervoor gekozen omdat het
toen juist 50 jaren was geleden dat de franschen, op het
gerucht dat de kozakken in aantogt waren, deze vesting
verlaten hebben. Reeds vroeg wapperde de driekleurige- en
oranjevlag uit de woningen van de meeste ingezetenen, en
zag men bijna niemand op straat, die niet van een oranje
kokarde of strik was voorzien.
„Te 12^ uur was er op de groote markt parade van garni
zoen en schutterij en nu volgde de eigenlijke feestviering.
Een getal van 134 mannen, overgebleven uit die genen
welke in 1813 bij Delfzijl de franschen hebben bestreden
had zich vereenigd om hunnen intogt binnen deze muren
van voor 50 jaren te herdenken door eene herhaling daar
van. Die oude strijders kwamen te 1 uur bijeen buiten de
Steentilpoort (die naar Delfzijl leidt), en werden toen door
de hoofdofficieren van het garnizoen, de dienstdoende schut
terij, de mobiele van 1830 en nog twee vereenigingen van
vroegere schutterijen met muziek ingehaald. lu de nabij
heid der poort was door eenige burgers een eereboog opge-
rigt prijkende met het opschrift: „Hulde aan de oude
strijders van IS 13." Het was een indrukwekkend gezigt die
menigte grijsaards, opgetogen van het voorregt dat hen ten
deel viel, bijeen te zien; de meesien waren in rijtuigen
gezeten, doch de oudste onder hen, die den leeftijd van 98
jaren heeft bereikt, bevond zich onder de wandelaars en
liep zonder eenige vermoeidheid te toonen geregeld met
den trein mede, die na eenige straten te zijn doorgetrokken
op de groote markt werd ontbonden.
„leder van die onderscheidene korpsen vereenigde zich
daarna aan een gemeenschappelijken maaltijd. Aan de
oude strijders werd gisteren avond door de verschillende
schuttersvereenigingen eene serenadegebragt bij fakkellicht
en weiden zij tevens door heeren burgemeester en wethou
ders bezocht, die hun hulde bragten.
Voor 't overige moet ik nog doen opmerken, dat gisteren
morgen de kinderen op de openbare school eene plaat, be
trekking hebbende op de gebeurtenissen van 1813, ten
geschenke ontvingen en onthaald werden op koek. Ook
in sommige wees- en gasthuizen werden de verpleegden
feestelijk onthaald. Op de Vischmarkt hadden des namid
dags akrobatische voorstellingen plaats door van wege het
gemeentebestuur daarvoor geëngageerde kunstenaars, het
geen veel vrolijkheid aan <le jeugd verschafte. Gisteren
avond was ons schoone raadhuis schitterend geïllumineerd,
hetgeen door de voornaamste winkeliers is nagevolgd. Het
feest duurde tot laat in den nacht voort, en is in de grootste
vrolijkheid en orde afgeloopen."
Z. M. de koning heeft maandag te voet eene wandeling
door de residentie gemaakt om de toebereidselen, dóor^-S
ingezetenen voor de feestviering gemaakt, in oogenschquw
te nemen.
Ter gedachtenis in deze feestelijke dagen aan hetgeen
Joan Melchior Keraper gedaan heeft voor Nederland en
voor Oranje, is door eenige ingezetenen te Leiden als blijk
van hulde een krans van immortellen gehecht aan het monu
ment, dat voor Keraper door zijne dankbare leerlingen in
het koor der Pieterskerk aldaar werd opgerigt.
Uit Alkmaar wordt gemeld, dat namens Z M. den koning
aan den wakkeren Douwes, die, even als voor vijftig jaar,
gisteren aldaar de vlag van den toren heeft gestoken, eene
gratifikatie van f 50 zal worden uitgereikt. Het portret van
dien man, met eene inteekenlijst, was te voren aan Z. M.
toegezonden.
Te Rilland is ook de kinderziekte in twee huisgezinnen
ontstaan, doch bepaalt zij zich nog tot een paar ongevakci-
neerde kinderen.
Naar men verneemt zijn voor de stichting van het
Museum koning Willem I te Arasterdam belangrijke in
schrijvingen en toezeggingen ontvangen van Z. M. den
koning, van HH. KK. HH. den prins van Oranje, prins Fre-
derik en prins Headerik der Nederlanden, van H. K. H.
de groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach en van
mevrouw douairière van Nassau.
Burgerlijke stand.
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging den 13 dezer:
L. J. Volkers, jm. 23 j. met W. M. Buijs, jd. 22 j.
(Van 7 tot 14 november.)
Vlissingen. Gehuwd: H. J. But, jon. 25 j. met J. Stof-
koper,jd. 20 j.
Bevallen M. Bakker, geb. van der Kuyl, d. C. Fagel,
geb. de Waard, z. P. Wahher, geb. Korsthof, z P. M. Steig-
stra, geb. Cornelissen, d. M. Bakker, geb. Barentsen, z. H.
Adarase, geb. Visser, z.
Overleden: W. Mackensie, wouw van H. F. L. Koej),
45 j. L Brand, d.5w. J. Stiphout, man van G. Roelse, 64 j*
C. Persenaire, z. 16 d. J. A van Hardenberg, z. 3 w.
Goes. Bevallen: J. A. Goossen, geb. van Riet, d. D.
Nonnekes. geh. Reijnhout, z.
OverledenF. K. de Fouw, 76j. A. Zweedijk d. ruim 7 W.
J. J. Pauwelse, weduwn. van J.Luijkx, 65 j. A. Groote-
maat, d. 11 j. M. Hoogesteger, d. bijna 7 m. E. Mets.d.
bijna 4 m. E C. van de Velde. 64 j.
Zierikzee. Gehuwd: p. f. a. Dikkenberg. jm. 30j. met
W. de Clerk, jd. 31 j. A. van Woerkens, jm. 4i j, met A. F.
van Acker, jd. 34 j.
Bevallen; D. C. Kijn, geb. Geerlink, z. (doodgeb,) J.
Missel, geb. Metselaar, z. M. Botbijl, geb. Paret, z. J.Cou-
mou. geb. Elenbaas.d. J. van Weidermesch.geb. Kinnie, d.
P, C. Lnycx, geb. Mosselman, z. M. Paria. geb. Nestelaar, z.
N. van der Linde, geb. Vos. z. E. Jonkman, geh. Kok, d.
Overleden D. C. Geerlink, vrouw van C. J. Kijn, 41 j,
C. den Boer, z. circa lij. N, Machielse, man van A. M.
Arendsen, 66 j. D. de Jonge, d. 7 w.
Thcrmonieterstand.
17 nov. 's av. 11 n. 50 gr.
18 'sraorg. 7 u. 48 'a midd. 1 u. 50 gr.
Staten generaal.
tweede kamer.
In de zitting van maandag, heeft de minister van finan
ciën bij de voortgezette behandeling van het wetsontwerp
omtrent de nederlandsche bank in eene doorwrochte en
kernachtige rede de voordragt verdedigd. Hij weesin den
aanvang op het groot verschil ran gevoelen, dat in bank
zaken tusschen de deskundigen bestaat, en deed uitkomen
dat bij onbeperkte vrijheid, door eenigeu verlangd, deze
grondslag van het kredietstelsel wankelend zou gesteld
worden, maar daardoor tevens het geheele gebouw ineen
storten. De regering hinkt hier niet op twee gedachten
zoo als beweerd wordt. Zij verlangt slechts een voorwaar
delijk monopolie, eenheid van cirkulatie. maar zoo, dat de
wetgever daarop telkens kan terugkomen als hij dit noodig
oordeelt. De minister ging vervolgens het bankwezen in
Oostenrijk, Frankrijk, Pruissen, Italië, Engeland en België
na, ten betooge dat ook daar geene onbeperkte vrijheid is
toegelaten en dat men ook daar naar eenheid van cirkulatie
streeft, want raadpleegt men de ondervinding in andere
landen, dan ontwaart men dat in bankzaken andere regelen
geldende zijn, dan in de overige handelszaken. De voor
standers van vrijheid deinzen dan ook terug om hunne
theorie in praktijk te brengen. De theorie beschouwt de
zaak te afgetrokken, en let niet op bestaande toestanden.
Eerst langzamerhand is het vertrouwen in het nederlandsche
bankbiljet algemeen geworden, en de regering zou het thans
onverantwoordelijk achten dien toestand plotseling op te
heften. Het oktrooi aan de nederlandsche bank is dan ook
verleend uit het oogpunt van het algemeen belang en omdat
het niet wenschelijk is de uitgifte van bankpapier aan
meerderen op te dragen. Mogt de bank niet voldoen aan de
eischen die men haar stelt, dan kunnen volgens dit ontwerp
andere banken naast haar verrijzen.
De minister behandelde daarna de vragen, 1. waarom de
uitgifte van bankbiljetten niet aan de algemeene konkur-
rentie kan worden prijs gegeven2, waarom slechts ééne
instelling wenschelijk is. Het is eene regeringszorg vooi'
goede geldcirkulatie te zorgen, en het bankhiljet neemt voor
een deel de plaatsin van de cirkulatie van het metaal. En nu
gaat het niet aan ieder vrijheid te verleenen, munt, ter ver
vanging van het metaal, in omloop te brengen. Zekerheid
<fêfc4),ankbiljetten moet priori vast staan, want het publiek
kgri nïet telkens de soliditeit daarvan onderzoeken. Het
ip.ütit" is niet de inwisselbaarheidmaar of de biljetten werke
lijk^ingewisseld zullen worden. De regering wil dus hand
having v.an het monopolie, zoo dat dit telkens kan ophouden.