„Eenige schoone plaatsen echter, op oude grafschrif
ten, sarkofagen enz., welke men met groote moeite heeft
weten te ontcijferen en die de spreker mededeelde, wijzen
ook hier op eene zekere mate van voortgang en ontwikke
ling van godsdienstige denkbeelden, waarin de gedachte
aan een toekomend leven mede eene plaats besloeg.
Zeer duidelijk eindelijk is die ontwikkeling merkbaar in
de godsdienst der grieken. Eene vergelijking tusschen de
oudste mythologiën, de voorstelling der godenschaar met
Zeus aan het hoofd bij Homerus en de verhevene denkwijze
van een Socrates, een Plato en meer anderen leveren te
dezen aanzien de verrassendste en verblijdendste resul
taten op.
„Over het algemeen gelooven wij, dat de heer Maronier,
vrien wij niettemin met deze eerste, gelukkig geslaagde
proeve in een niet zeer gemakkelijk genre van harte geluk
wenschen, zijn veld een weinig te ruim heeftgenomen. Voor
de toehoorders ware het misschien wenschelijk geweest
indien hij zich alleen bij de indiërs had bepaald. Vaneen
zoo rijk en veelvuldig leven toch als b. v. van het grieksche
volk is het onmogelijk in een kwartier uur tijdseen voldoend
overzigt te geven.
„'t Spreekt daarbij van zelf dat, waar het een zoodanig
onderwerp gold, bij den niet onkundigen hoorder in stilte
menige bedenking oprees. Zoo heeft hij bij voorbeeld o. i.
over 't geheel de oude godsdiensten, en inzonderheid den
Buddha zei ven wat te idealisch afgeschilderd, door bij voor
keur wat trouwens ook zijn onderwerp meêbragt de
schoone, humane zijde er van te doen uitkomen en daaren
tegen, de zonnige, lagchende, zinnelijke levensopvatting der
grieken binnen te enge grenzen beperkt. Zoo zou men bijv.
ook kunnen vragen of het wel geheel juist is in de gods
dienst van al de genoemde volken, ook in die der indiërs,
van een praktische rigting te gewagen Maar wij willen
liever dankbaar Zijn voor het vele goede en schoone dat hij
gaf. Wij gelooven dat hij, vooral ook met het oog op de
behoeften van velen, een goed werk heeft verrigt en dat
voorlezingen als deze veel zullen toebrengen, om ruimer en
helderder begrippen te kweeken, een eng partikularisme te
doen verdwijnen, een gezonder en milder levensbeschou
wing in het leven te roepen waaraan nog steeds groote
behoefte is.
„Elk der genoemde heeren heeft zich belast met het hou
den van twee leesbeurten. In de beide volgende, die zeker
met groote belangstelling worden te gemoet gezien, zal prof.
A. Kuenen een overzigt geven van de godsdienst der
israëlieten."
Koloniën.
Volgens berigten uit Paramaribo zijn den 1 oktober de
schepen der nederlandsche marine op de rivieren verdeeld
geworden, waarbij zij voor de plantages die zij voorbij trok
ken, een los schot deden, om de negers die nog geene
kontrakten hadden willen sluiten, te toouen dat het goe-
vernement geziiul was tot krachtige maatregelen. Dit bad
ten gevolge dat bijna al de negers die nog niet gekontvak-
teeril hadden zich naar den distrikts-kommissaris begaven
om nog overeenkomsten te sluiten, hetwelk hen werd toe
gestaan. In het geheel zijn slechts een tiental personen, die
onwil bleven aan den dag leggen, aangehouden. Men
kan dus thans zeggen dat de emancipatie zonder moeije-
lijkheden is tot stand gekomen.
ficmengtle berigten.
De gemeenteraad van Elbing (Pruissen) heeft beslo
ten de minvermogende veteranen van 18131S15 van het
volgende jaar af vrij testellen van alle gemeente-belastingen.
Verleden week is te Wilna de eerste steen gelogd voor
de kapel, welke generaal Murawieff aldaar laat oprigten
„tot een eeuwig aandenken aan de roemvolle daden der
russische armee"; de noodige gelden tothet bouwen dier
kapel waren door eene hall vrijwillige, half gedwongen kol-
lektc bijeengebragt. Eene dergelijke kollekie heeft Mura
wieff verordend tot schadeloosstelling der russische famieljes
die door den opstand nadeel hebben geleden deze kollekte
heeft reeds 10,000 roebels opgebragt. Voorts heeft hij aan
zijne ondergeschikte autoriteiten bevolen eene lijst op te
maken van de personen, die a! of niet van den opstand zijn
teruggekeerd, vat) huune betrekkingen, alsmede van alle
poolsche hofbeambten, pachters, administrateuren van ren-
tegevende goederen en van alle roomsch katholieke geeste
lijken in de onder zijn beheer gestelde gewesten.
Ten bewijze dat de Orunjefeesten een diepen indruk
maken op allen, meldt men uit Zaandam dat de schooljeugd
vau twee scholen voor uitgebreid lager onderwijs donderdag
morgen, tot gvoote teleurstelling hunner onderwijzers, in
plaats van ter school te komen zich vereenigd hebben, voor
zien van de noodige oranjekokardes, trom en andere leven
makende instrumenten en in optogt naar het heerenhuis,
bijna een uur buiten de stad zijn getrokken.
Naar men verneemt wordt het onderzoek in de zaak
van den geschorsten predikaat van R.jn door de justitie
ijverig voortgezeten houden zich een een paar letterkundi
gen sedert eenigen lijd bezig met het ontcijferen van brie
ven die niet in de gewone taal geschreven zijn, maar een
eigenaardig karakter of cijferschrift bevatten.
De Moniieur meldt dat het standbeeld van prins
Eugène Napoleon, tot oprigting waarvan de gemeenteiaad
te Parijs had besloten, woensdag op de Place Eugène is
opgerigt. liet kolossale standbeeld staat op een voetstuk
vau graniet; het steil den prins voor in den oogenblik, toen
hij het voorstel der geallieerden, oen de zaak van Napoleon
te verlaten, met verachting van de hand wees.
Te Vulence (departement Dröme), zijn proeven geno
men met vuurkogels, welke dienen, om de werkzaamheden
des vijands in den nacht te verijdelen. Deze kogelsgeven
van den oogenblik van hel afschieten tot op 200 el afstand
een fel licht en springen dan even als houtwitsers uit
elkander.
Twee haringschuiten, de Arnoldiue Marie en de
Louise, van den heer A. E. Maas. die dingsdag avond van
Scheveningen waren afgevaren, zijn zaturdag morgen elk
met ongeveer honderd duizend stuks haring weder aangezet,
eene vangst als in zoo korten tijd nooit beleefd is. Eerst-
gemelde schuit heeft nu reeds vijf, de tweede genoemde nu
vier reizen volbragt-, de eerste zal met inbegrip vau hare
laatste vangst 321.000 stuks, de tweede 371.000 stuks gele
verd hebben. De heer Maas en de heer A. Pronk, waarvan
4 schuiten ook bijzonder voordeelig gevischt hebben, bezi
gen voorde visscherij machinale netten, welke in Schotland
vervaardigd worden.
Staten generaal.
TWEEDE KAMER.
In de zitting van vrijdag is in de eerste plaats behandeld
de vraag, door den heer van Eek in de zitting van woensdag
gesteld, naar aanleiding der geloofsbrieven van de heeren
van Heiden Reinestein en van BeijmaThoe Kingma, of een
nieuw benoemd lid onder de bewijsstukken moet overleggen,
dat, waardoor gekonstaieerd wordt, dat zijne ouders gedu
rende 3 jaren vóór zijne geboorte hunne woonplaats in
Nederland hadden gehad. De heeren de Meester en Heems
kerk Az. betoogden, dat de overlegging niet noodig was,
met het oog op de wet, en dat alleen wanneer twijfel bestond
dergelijk stuk noodig was, terwijl de gemoedelijke overtui
ging iu dezen de rigtsnoer moest zijn der kommissie, die de
geloofsbrieven onderzocht en die daarbij alleen hei oog
moest houden op de stukken, die de wet vorderde. De heer
van Eek betoogde, dat men om tot lid der kamer te worden
benoemd, in de eerste plaats nederlander moest zijn èn dat
de wet op het nederlanderschap het door hem verlangde
bewijs vorderde.
De katner besliste met 46 tegen 1 stem, die van den heer
van Eek, dat de heer van Heiden Reinestein, zonder over-
legging van meerdere bewijsstukken kon worden toegelaten.
De konklusie omtrent het rapport over de geloofsbrieven
van den heer Beijma Thoe Kingma, strekkende om van
hem het bedoelde stuk te vorderen, werd verworpen met 44
tegen 6 stemmen terwijl die heer daarna, op voorstel van
den heer de Meester, werd toegelaten en na beëediging
zitting nam.
Vervolgens is de algemeene beraadslaging geopend over
het wetsontwerp, „houdende voorzieningen omtrent de
Nederlandsche bank". De heeren Blom, Viruly en van
Goltstem bestreden het wetsontwerp, op grond van deu
monopoliegeest, die daarin doorstraalde. Voor hen betee-
kende de bepaling, dat andere cirkulatie-banken bij de wet
konden worden toegelaten, weinig. Tusschen de regels kan
men de begeerten van de regering lezen, het monopolie van
de bank te bestendigen. De regering mengde zich ook te
veel in de zaken der bank. De vrees, dat door het oprigten
van meerdere cirkulatie-banken het niet-waardig papier iti
omloop zou komen, was ongegrondhet publiek kan dit
1 het best beoordeelen. De regering had eindelijk in de wet
geene voldoende waarborgen voor de onafhankelijkheid
der bank gelegd, zoo dat de heer Viruly haar een gede-
guiseerde staatsbank noemde zij had ook geene voldoende
waarborgen verschaft, dat de cu kulatie-bank afgescheiden
bleef van de afdeeling beleeningen en disconto. De heer
van Goltstein betoogde dat de engelsche wetgeving veel
betere waarborgen gaf voor de verzekering vau het kapitaal
tot inwisseling der bankbiljetten bestemd.
De heer Cool verdedigde daarentegen het wetsontwerp.
Men stond hiertegen over eene liberale regering, die dit niet
was, waar het gold h -t bankwezen. Hij betoogde intus-
chen dat het oogenblik nog niet daar was om op dit ter
rein algcheele vrijheid te laten. De vraag was niet of de
regering het monopolie der bank wilde behouden, maar of
zij eene goede papier cirkulatie wilde bevorderen.
Dit achtte spreker ln het algemeen belang en daarom
bestreed hij de argumenten, door den heer Blom bijgebragt.
De algemeene beraadslaging is daarop tot den volgenden
dag verdaagd.
In de zitting van zaturdag is de beraadslaging over het
wetsontwerp omtrent de nederlandsche bank voortgezet.
De heer van Bosse heeft met degelijkheid en veel talent het
beginselder voordragt verdedigd en trad daarbij in uitvoerige
1 beschouwingen over den aard van het bankwezen en de posi-
tie van de nederlandsche bank tegenover de regering, zoo als
die in dit wetsontwerp was geregeid, Hij deed uitkomen,
dat de theorie der vrije mededinging juist kon zijn, maar
dat het hier een vraagstuk van louter praktischen aard
gold. Onraadzaam zou het zijns inziens zijn uit den bestaan-
den toestand plotseling tot een geheel nieuwen over te gaan,
want liet publiek kou slechts langzamerhand leeren uit
eigene oogeii te zien. De inwisselbaarheid der biljetten zou
I ook niet genoegzaam verzekerd zijn, terwijl men ook bij
1 vrije mededinging, over de soliditeit der banken geen oor-
I deel zou kunnen vellen. Hij verlangt dus geene onbeperkte
vrijheid of regelloosheid bij de oprigting van cirkulatie-
banken, want daartoe is de ti\d niet gekomen. Eerst moest
I men afzien hoe de krediet-instellingen zich hier te lande
zouden ontwikkelen, alvorens in de cirkulatiebankcn ver-
1 anderingie brengen.
I In Schotland, waarop men zich beroept, heeft men eene
dure ondervinding gehad. Spreker was evenwel van tnee-
J ning dat de bank hare soliditeit eenigzins te ver dreef en dat
zij meer biljetten kon uitgeven, zonder de regelen der voor-
zigtigheid tekort te doen. Maar dan bestond er ook geene
I behoefte aan uitbreiding van de cirkulatie-banken. Men
j had gewezen op de voordeelen van die inrigting; maar
spreker schetste in krachtige trekken de gevolgen van een
j handelskrisis en betoogde dat de cirkulatie-banken niet
daarvan de oorzaak waren, maar door vermeerdering van
het krediet aanleiding gaven tot overdrijving van de speku*
latie-zucht. Wat de tweede vraag betreft, of du betrekking
tusschen de bank en de regering goed geregeld was, ver
klaarde de spreker dat de voordragt hem ontzettend
tegenviel, want de bank had met de vervulling van onder
scheidene werkzaamheden in het belang van het rijk moeten
belast zijn. Spreker zou door amendementen aan zijne
bezwaren trachten tegemoet te komen.
De heeren Duinbar en Poortman spraken geheel in den
zelfden geest.
De heer Geertaema bestreed den vorm der voordragt en
het beginsel nedergelegd in art. 1. Hij vreesde dat de rege
ling van de zaken der bank te zamen met de daarmede niet
in direkt verband staande bepalingen omtrent het bank
wezen in het algemeen tot moeijelijkheden zou leiden
en in het buitenland een slechten indruk maken.
De heer Blussé verlangde meerdere vrijheid van het bank--
wezen. Het ging hier als hij elke toepassing van het stelsel
van vrijen handel; iedereen was voor het stelsel in hefc
algemeen gestemd, maar verlangde steeds eene uitzondering
voor zijn artikel. In de tweede plaats betoogde hij dat geene
voldoende waarborgen voorde inwisselbaarheid der bil
jetten en veiligheid der cirkulatie waren gegeven.
De heer van Voorthuysen viel den minister bard, omdat
hij een privilegie handhaafde en verklaarde, dat de regering
niets anders wilde slopen, wat de koloniën betreft, dan
privilegie. Meende de regering dat op dat terrein geene
liberaliteit te pas kwam, dan had zij geen schijn van vrijge
vigheid aan deze wet moeten geven.
Heden morgen ten II ure was de minister van financiën
aan het woord.
Hoofdstak V der begrootin? voor 1864. (Binnenlandsche zaken.)
VOORD. VERSBAG EN MEMORIE VAN BEANTWOORDING.
Behalve hetgeen wij uit dat verslag reeds betrekkelijk de
speciaal Zeeuwsche belangen hebben medegedeeld ontlee-
nen wij er nog het volgende aan
Vele leden drukten de overtuiging uit dat het departe
ment van binnenlandsche zaken, vooral sedert den aanleg
der staatsspoorwegen, een veel te grooten omvang heeft,
waarom zij op de oprigting van een departement van open
bare werken aandrongen.
In drie afdeelingen werd geklaagd overeen toeneraenden
geest van centralisatie bij het departement van binnenland
sche zaken, ten bewijze waarvan eenige in dit jaar genomen
besluiten werden aangevoerd. Die besluiten werden door
andere leden verdedigd, doch zij erkenden dat zich leemten
in de gemeentewet hebben vertoond en zouden dus gaarne
zien dat deze uit den weg geruimd wierden door den minis
ter, die in der tijd zulk een grooten invloed op de zamen-
stelling der organieke wetten heeft gehad. De gelegenheid
daartoe zou gunstig zijn bij de aanstaande herziening der
tabel houdende verdeeling van het rijk in kiesdistrikten.
Verscheidene leden meenden, dat er grond bestaat om de
traktementen van de griffiers der staten, leden van gedepu
teerde staten en ambtenaren op de provinciale gnffiën te
verhoogen. Vooral is dit waar voor de kollegiën van gede
puteerde staten, die uit zeer kundige mannen, uit alle oorden
der provincie, moeten zamengesteld zijn. Het tegenwoor
dige lage bedrag der jaarwedden en liet wettelijk verbod
om andere ambtsbetrekkingen met het lidmaatschap te ver
eenigen, maakt het bij vakaturen bijna onmogelijk om
geschikte personen te vinden.
De indiening der medische wetten werd door sommigen
ontijdig geacht, zoo lang de zaak van het hooger onderwijs
niet wettelijk geregeid is. Daarentegen drong men aan op
het indienen van eene algemeene wet op den waterstaat, en
van wetten op de koncessiën, de vervoermiddelen, de over
zetveren, den letterkundigen eigendom, den ijk enz.
Door vele leden wierd de wensch uitgedrukt, oin iets
naders wegens de inzigten van den minister omtrent de wet
op het hooger onderwijs te vernemen, te meer daar het, met
het oog op de grond wet, twijfelachtig was, of de maat
regelen, in de latere jaren met betrekking tot dit onderwerp
genomen, wel wettig waren. De gymnasiën, die nu be
schouwd worden tot het hooger onderwijs te behooren,
blijven ook voortdurend in een ongeregelden toestand ver-
keeren. Eenige leden achtten het geschikte oogenblik voor
de wettelijke regeling van het hooger ouderwijs nog niet
gekomen, zoo lang het vraagstuk der scheiding van kerk en
staat niet geheel was opgelost.
Zeer enkele leden betoogden, dat de wet op heilager
onderwijs niet in allen deeïe wordt nageleefd. Een aantal
anderen verklaarden, dat zulk eene zware beschuldiging op
afdoende wijze door feiten moest worden gestaafd, want
aan hetgeen van de andere zijde als zoodanig werd voorge
dragen, konden zij dat karakter niet toekennen. Ook op
het bezwaar dat hier en daar kosteloos onderwijs wordt
gegeven, werd geantwoord dat de vrijheid der gemeenten
om al dan niet schoolgeld te heffen, niet kon worden
betwist.
Vrij algemeen werd weder over de werking der armenwet
geklaagd. Men drong aan op wijziging, althans wat het
domicilie van onderstand en het restitntiestelsel betreft,
Men zou gaarne de gedachten van den minister omtrent
den arbeid van kinderen in fabrieken vernemen. Andere
landen hebben ons reeds het voorbeeld van eene wetgeving
op dit stuk geleverd.
Bij voortduring wordt de wensch geuit naar verlaging
van het tarief voor het overbrengen van telegrammen. Men
wenschte vooral de binnenlandsche goedkooper te zien
worden, en zoo daardoor meer vertier 'ontstond en dus
meerdere beambten noodig werden, zouden zeker, gelijk
in andere landen, vrouwen zeer goed voor de telegrafische
dienst kunnen opgeleid worden.
Deze bedenkingen en vragen worden hoofdzakelijk op
de volgende wijze wederlegd en beantwoord:
Betrekkelijk de wenschelijkiu-id der oprigting van een
ministerie van openbare werken, laat de minister zich met