MÏDDELBURGSCHE
COURANT.
N 139.
Dingsdag
1863.
17 November.
Editie van maandag avond 8
ure.
Middelburg 16 november.
Een enkele blik op tie europesehe staten rondom ons
is meer dan voldoende om de overtuiging te doen wortel
vatten dat de toestand van ons vaderland een waarlijk
gelukkige is.
Terwijl Frankrijk op nieuw zich gekromd beeft onder
het juk van het despotisme, terwijl Pruissen het tooneel is
van openlijken strijd tusschen vorsten volk, wordt Neder
land geregeerd door een stamhuis waaraan het zich sedert
drie eeuwen innig verknocht gevoelt en naar een grond
wet, die de vrucht is van overeenstemmende wenschen. Aan
die overeenstemmende wenschen, aan den nationalen wil
heeft Nederland zijn tegenwoordigen toestand te danken.
Waar elders de overheerschende kracht van enkele partijen
regeringen omver wierp, waar het volk ongerijpte denk
beelden met geweld verwezenlijken wilde, of waar vorsten,
hunne magt te buitengaande, ophielden de wetten door hen
bezworen te eerbiedigen, zijn teleurstellingen op teleurstel-
lingen,rampen op rampen gevolgd.
In ons vaderland daarentegen, waar vorst en volk eens
van zin zich betoonden, heeft men voortdurend schier
onverstoorde rust, welvaart en vrijheid genoten en zijn
goede dingen tot stand gebragt.
'tls waar, met geen enkelen (luim gronds is ons gebied
vermeerderd, onze wapens hebben niet geschitterd bij het
doen van veroveringen, maar we hebben onzen handel en
nijverheid uitgebreid; we hebben onze staatsschuld inge
krompen, omdat we de verpligtingen jegens het nageslacht
beseffen; we hebben scholen gesticht voor allen, ook voor
hen die van alle onderwijs vroeger verstoken bleven, en,
boven al, we hebben de magt van enkelen te niet gedaan in
het belang van vrijheid en veiligheid voor allen.
Wie dit niet waardeert, wie ongevoelig is voor het goede
dat ons deel is, hij vergete de dagen waarop de grondslagen
tot dien toestand gelegd zijn, hij viere met ons geen feest,
want zijne vreugdebetuigingen zouden slechts wanklanken
zijn die zich in de algemeene harmonie niet oplossen.
Maar wie met opregten zin dankbaarheid gevoelt voor
het verleden, wie een vertrouwenden en hoopvollen blik
kan werpen in de toekomst, bewust dat ook zijn streven het
algemeen welzijn ten doel heeft, die juiclie met ons op den
feestdag welke morgen aanbreekt, die stemme in met de
leuze: „Nederland en Oranje!"
Wij vernemen dat, even als ook elders in ons vaderland
geschiedt, op den gedenkdag van heden, door het bestuur
der alhier gevestigde afdeeling van de Maatschappij van
weldadigheid eene cirkuiaire aan de ingezetenen der ge
meente wordt gezonden, ten doel hebbende om de deel
neming te bevorderen aan die instelling welke bijna van
gelijken tijd dagteekent als onze herborene onafhankelijk
heid, immers als eene der eerste vruchten van den toen
herleefden nationalen geest kan worden beschouwd.
Men schrijft ons heden uit Vlissingen
„Als eene bijzonderheid kan ik u mededeelen dat de
zeilmakersbaas der marine alhier, N. Groen, die den 6
december 1813 in het gezigt van het fransch eskader, het
welk den vorigen dag de haven had verlaten, voor het eerst
de nederlandsche vlag heesch op het magazijn der marine
te Hellevoetsluis, ook nu op den feestdag tot herinnering
daaraan, de vlag hijschen zal op het groot magazijn der
uitrustingswerf alhier."
f Uit 's Gravenhage schrijft men ons van 14 dezer
„Ik heb u in lange niets over de stemming der haagsche
bevolking geschreven, omdat de beweging, die daaronder
eenige weken geleden scheen te bestaan, langzamerhand
verminderd was zeer waarschijnlijk doordien het al spoe
dig bekend werd, dat de autoriteiten naauwkeurig op hunne
hoede waren. De lust om demonstratien te doen bekoelde
aanmerkelijk, zoodra men van wege den officier van justitie
verwittigd werd dat alle deelnemers een kenbaar nommer
moesten dragen en hunne namen op eene lijst zouden ge
schreven worden, terwijl de burgemeester van zijn kant ver
klaarde dat hij aan de optogteu gaarne den meesten luister
wilde bijzetten en 2e dus door eskadrons dragonders mei de
muziek zou laten voorafgaan en volgen. Het heette toen
dat men van de optogten af zag, omdat er zooveel laster
over verspreid was. Ten slotte is men, naar beweerd wordt
op den wensch van prins Frederik, weder teruggekeerd tot
het oorspronkelijk plan om de werklieden in opiogt naar de
plaats, waar de eerste steen voor het monument gelegd
wordt, te voeren; doch het zal u uit het feestprogramma
gebleken zijn, dat zij onmiddellijk op deu voet gevolgd wor
den door het geheele garnizoen en rie schutterij, zoo dat zij
wel niet veel kromme sprongen zullen maken,
„De vroegere onrustbarend* gehuchten uit de residentie
schijnen zich thans langzamerhand, als of het nog nieuwtjes
waren, door de provinciën te verspreiden, want ik draag
kennis van brieven, in de laatste dagen uit ver afgelegen
plaatsen herwaarts geschreven, waarin men groote vrees uit
drukt over hetgeen er in den Haag staat te gebeuren. Wij
hagenaars ziju op hetoogenbhk vrij gerust en koesteren
hoop dat alles vreedzaam zal ufloopen, want in het algemeen
bestaat er eene opgeruimde stemming en men verneemt ook
veel minder onzinnige praatjes dan in de vorige weken. En
kele molestatiën zijn echter reeds voorgekomen jegens per-
souen die nog geen oranje droegen. Men heeft een paar
personen met een verfkwast een oranjestreep op hun jas
gegeven. Doch dit zijn zeldzame gevallentalrijke personen
liepen gisteren en heden nog zotuier oranje, tnaar ik heb
niemand eenigen oyerlast zien aandoen. Ik moet echter
zeggen, dat de groote meerderheid oranje draagt, de dames
niet net minst.
„De engelscbe gezant heeft gisteren zijne dochter met
oranje op hare borst te paard de stad door laten rijden. De
fransche gezant verlaat daarentegen gedurende deze dagen
de stad, 't geen jammer is, anders kon hij aan zijn goever-
nement rapporteren hoe blij wij nog na vijftig jaren zijn
over onze verlossing van de franschen, qui portent partout
le drapeau civilisaieur de la France, tot zelfs in Mexiko.
„Het uitsteken der vlaggen geschiedde gisteren morgen
als bij tooverslag. In den geest van het groote publiek is het
jaar 13 za men gesmolten met november 13, en nu eenmaal
die impulsie op den verkeerden dag begon, was er geen
tegenhouden aan. Van den toren en de stadsgebouwen
wordt morgen de vlag pas gehescben, en op het koninklijk
paleis staau ook drie vlaggestokken. Maar overal elders, m
de drukke straten huis aan huis, wapperde binnen weinige
uren de vlag. In de Wagenstraten, Vlamingstraat, School
straat, Spuistraat, Poten enz. gaat men onder eene zoo
enulclooze en digte reeks van vlaggen heen, dat zij op den
dag het invallen van het licht stremmen. Honderden per
sonen. die nooit gewoon waren te vlaggen, hebben nn
vlaggen gekocht of gehuurdinde armste en afgelegeuste
straatjes ziet men ten minste eenige oranjevanen uit de
bovenvensters wapperen. De overgroote meerderheid be
staat uit rood-wit-blaauw met een oranje-wimpel; dan
volgen in aantal de oranjevlaggen, en eindelijk slechts ruim
een doziju vlaggen waarin de roode baan door eene oranje
baan vervangen is, zoo dat de talrijke aangewende pogingen
om onze nationale vlag, in strijd met de historie, te ver-
knoeijen, mislukt zijn. Uit een aesthetisch oogpunt zon
het ook al geen verbetering zijn. want het oranje, dat op
zich zelf eene fraaije kleur is, ziet er, m kombmaüe mei
wit en blaauw, niet mooi uit en levert een fleisch geheel op.
„Er worden talrijke toebereidselen tot eene algemeene en
prachtige illuminatie gemaakt. Eerepoorten of toestellen
zijn opgerigt voor de paleizen van den koning, prins van
Oranje, de prinsen Frederik en Hendrik. De stadsgebouwen
worden verlicht, en daaronder het stadhuis en de schouw
burg met gas."
Aanstaanden woensdag, des morgens, zal, naar men ver
neemt, de tweede kamer der staten generaal bij den koning
worden ontvangen, om Z. M.uit naam der natie hulde te
brengen, bij gelegenheid van de herdenking der groote
gebeurtenissen, die vóór vijftig jaren hebben plaats gehad
de herinnering van ons onafhankelijk volksbestaan en de
hereeniging met het huis van Oranje, en om om tevens den
koning de verzekering te geven van de trouw en verknocht
heid dier kamer.
De inzameling van gelden ten behoeve van het nationaal
gedenkteeken voor november 1813 enz, heeft te 's Herto
genbosch, met 23236 zielen, f 1306.50 ofgemiddeld 5£ cent
per hoofd opgebragt; te Wijk bij Duurstede, met 27-12 zie
len, f 138,70 ofgemiddeld 5 cent per hoofdte Ammerstol,
met 565 zielen, f 11,51 of gemiddeld 2 cent per hoofdte
Berg-Ambacht (Zuid-Holland), met 2073 zielen, f 101 of
gemiddeld bijna 5cent per hoofd; te Groot-Ammers (Zuid-
llolland), met 1128 zielen, f 11,53 of gemiddeld 1 cent per
hoofd; te Jaarsveld (Utrecht), met 1258 zielen, f28 of
gemiddeld ruim 2 cent per hoofd; te Langerak (Zuid-Hol
land), met 779 zielen, f9,18 of gemiddeld ruim 1 cent per
hoofd: te Nieuwpoort (Zuid-Holland), met 578 zielen,
f 7,20 of gemiddeld ruim 1 cent per hoofdte Schoonhoven,
met 2784 zielen, f212,13 of gemiddeld 8 J cent per hoofd;
te Streefkerk (Zuid-Holland), met 1556 zielen, f 58 of
gemiddeld ruim 3£ cent per hoofdte Lopik (Utrecht), met
1365 zielen, f59 of gemiddeld ruim 4 cent per hoofd te
Willige Laugerak (Utrecht), met 733 zielen, f 28,26 of
gemiddeld ruim 3£ cent per hoofd te Draten (Gelderland),
met 3969 zielen, f80 of gemiddeld 2 cent per hoofdte
Stompwijk (Zuid-Holland, met 2535 zielen, f76.324- of
gemiddeld 3 cent per hoofd; te Veur (Zuid-holland), met
981 zielen, f 30.37^ of gemiddeld 3 cent per hoofd te Moer-
capelle (Zuid-Holland), met 561 zielen, f 2S.57 of gemid
deld 5 cent per hoofd te Muiden. met 1.584 zielen, f36,44
of gemiddeld ruim 2 cent per hoofd te Mijnsheerenland
(Znid-IIolland), met 1094 zielen, f 228 of gemiddeld 20^-
cent per hoofd; te Westmaas, met 769 zielen, f93.10of
gemiddeld 12 cent per hoofd.
Wij herinneren hierbij dat wij bij de meciedeeling der
bevolking steeds van de lijsten der volkstelling van 31
december 1859 hebben gebruik gemaakt, daar latere
opgaven ons slechts van weinige gemeenten bekend waren.
II. M. de koningin is vrijdag avond ten 11 ure vau hare
buitenlaudsche reis in de residentie teruggei- crd
Tot kandidaat voor het lidmaatschap der tweede kamer
te Tilburg, in plaats van mr. C. A. A. Beens, is gekozen de
heer J. 11. Diepen.
De gemeenteraad te Rotterdam beeft in de donderdag
gehouden zitting in beginsel beslist, dat Rotterdam aan
gene zijde der rivier (Feijenoord en daarbij gelegengronden)
zal worden uitgebreid. Burgemeester en wethouders zijn
gemagtigd, bij de regering de noodige stappen te doen, op
dat de bedoelde gronden met de gemeente Rotterdam wor
den vereenigd.
t Uit Leiden schrijft men ons, 13 dezer
„De predikanten Maronier, Schefter, van Gorkom en
Hagen, in vereeniging met de beide hoogleeraren Kuenen
en Rauwenhoff, hebben het loffelijke voornemen opgevat
oin gedurende dezen winter, des donderdags om de veertien
dagen in het reinonstrantsche kerkgebouw een aantal a oor
lezingen tc houden over „de geschiedenis der godsdienst".
„Gisteren werd voor een talrijk publiek de rij dier
lezingen geopend met een zeer belangrijke en boeijende
rede van den heer Maronier. Spreker begon met het doel
der te houden bijeenkomsten in het licht testellen. Ilij wees
op het hoofdbeginsel der moderne rigting, krachtens 't welk
men in tegenstelling met eene verouderde supranaturalis-
tische wereldbeschouwing, de menschheid als een organisch
geheel beschouwt, wier ontwikkelingsgang naar vaste, on
veranderlijke wetten voortschrijdt. Evenmin dusals vooreen
willekeurig ingrijpen van God in de gestelde wereldorde, is
er in hare beschouwingswijze plaats voor de meening, als
zou God e'én bepaald volk hoog boven de anderen bevoor-
regl, en andere daarentegen in dikke duisternis hebben ge
laten. Zulke scheidsmuren bestaan in de werkelijkheid niet,
maar zij zijn opgetrokken door kerkelijk en dogmatisch
vooroordeel. Bij het licht van het onpartijdig geschiedkun
dig onderzoek en van de wetenschap der ervaring vallen zij
weg. De scherpe grenslijn die men weleer tusschen de
heidenwereld en Israël als het volk der openbaring meende
te moeten trekken, is feitelijk uitgewischt. Het verschil
tusschen beide is alleen een verschil van graad. Ten bewijze
hoe weldadig het licht der godskennis ook onder de zooge
naamde „heidensche" volken heeft geschenen, en hoe ge
heel ten onregte men zich hen voorstelt als in stikduisteren
nacht te hebben verkeerd, vestigde spreker de aandacht der
toehoorders achtereenvolgens op drie volken der oudheid:
de indiërs, egyptenaren en grieken, wier godsdienstige
denkwijze, hoewel zeer onderscheiden en in den loop der
tijden aanmerkelijk gewijzigd, toch naar zijne opvatting dit
gemeenschappelijk karakter vertoont, dat er bij allen een
streven zigtbaar is om van veelgodendom te komen tot
monotheïsme en tevens om aan de godsdienst een praktische
rigting te geven.
„Eerst vestigde hij daartoe het oog op Indië, voor ons
van te meer belang, omdat uit het oud-azische ras de dus-
genoemde indo-europesche of indo-germaansche volken
groep, die mede Europa heeft bevolkt, zich heeft ontwikkeld.
Drie tijdperken wees hij in de godsdienst der indiers aan,
dat der veda's,'twelk tot 40 eeuwen voor onze jaartelling
opklimt, dat van het daaropvolgend brahmanisme, en ein
delijk dat van het buddhismc.'twelk, hoewel in gcwijzigden
vorm, tot op den huidigen dag, nog millioenen belijders
telt. De herinnering aan de grootsche figuur van den
Buddha, en het mededeelen van_ menige schoone hijinne
uit de veda's maakte dit overzj&t zear belangrijk. Korter
was uit den aard der zaak zijne beschouwing over de gods
dienst der egyptenareu, van welke pok- bij het licht dat de
nieuwere wetenschap daarover heeft ilpeii fipgaan, nog zeer
weinig positiefs te zeggeh valt.