stemmen goedgekeurd. (De heeren Lantsheer en Fokker
hebben zich, volgens art. 46 der gemeentewet, van de stem
ming onthouden.)
De rekening van het burgerlijk armbestuur over 1862,
welke mede is ingekomen, wordt gesteld in handen der
kommissie van financiën.
De voorzitter deelt mede dat een brief van de kommissie
van beheer over den rijweg tusschen Middelburg en Veere
is ingekomen, houdende de koneept-voorwaarden voor de
verpachting der tollen op dien weg. met verzoek om ze na
goedkeuring op te zenden aan burgemeester en wethouders
van Veere. Is besloten deze voorwaarden voor de leden
ter inzage te leggen.
Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling der onder
werpen welke met de gemeentebegrooting in verband staan,
in de eerste plaats het verzoek van den heer J. M. Abëe, om
vergrooting van het door hem bewoonde gebouw in de
manége. Zoo als uit het verslag der vorige raadszitting is
gebleken strekte het advies der financiële kommissie tot
afwijzing van het verzoek.
De heer N. J. C. Snouck Hurgronje merkt op dat het huis,
waarvan hier sprake is, voor niet een huisgezin bewoonbaar
en slechts voor een eenloopend persoon geschikt is. Hij kan
zich met het advies der kommissie dan ook alleen vereeni
gen wanneer bij de afwijzing de woorden „voor alsnog"
worden gevoegd.
(De heer van de Graft komt ter vergadering).
De heer Lantsheer zegt dat hij in gevoelen met den heer
Snouck Hurgronje verschilt. Hij heeft de woning bezocht en
haar onvoldoende bevonden,maar uit de voorwaarden is hem
gebleken dat den heer Abéede vrijheid is gegeven om in het
gebouw te wonen, doch dat de gemeente niet verpligt is om
dien heer eene woning te verschaffen. Hierop antwoordt
de heer Snouck Hurgronje dat hij ook niet gesproken heeft
van zulk eene verpligting der gemeente want zoo die
bestond zou hij natuurlijk reeds dadelijk voor die inwilli
ging van het verzoek zijn. Hij zou echter liever een huis
doen bouwen en dit aan den heer Abée verhuren.
De voorzitter merkt op dat de bij voeging der woorden
voor alsnog" niets afdoet, daar ook bij eene onbepaalde
afwijzing van het verzoek de vrijheid wordt gelaten voor
den adressant om zijn verzoek in het vervolg te herhalen en
voor burgemeester en wethouders om bij eene volgende
begrooting daaromtrent eene nadere voordragt te doen.
De heer van Visvliet verklaart er zich tegen om de woor
den „voor alsnog" in het berigt van afwijzing aan den adres
sant op te nemen, liever zou hij te kennen geven dat het ver
zoek „zoo als het daar ligt" voor inwilliging niet vatbaar is.
Ten slotte wordt liet advies der kommissie, strekkende tot
onbepaalde afwijzing van het verzoek, met 13 tegen 2 stem
men aangenomen. Tegen stemden de heeren N. J. C.
Snouck Hurgronje en v. d. Graft.
De begrooting voor de dienstdoende schutterij wordt,
volgens het advies der financiële kommissie, goedgekeurd
even als de subsidie van f2.925 uit de gemeentekas.
Mede wordt goedgekeurd de begrooting van het bestuur
der godshuizen, met inbegrip van een subsidie aan liet bur
gerlijk armbestuur van f34.763,20, hetwelk op de gemeen
tebegrooting voor 1864 is gebragt.
Een staat van te verkoopen booraen, bedragende 80stuks,
welke worden berekend op eene waarde van f 1000, wordt
gearresteerd.
(De heer Damme komt ter vergadering.)
Alsnu wordt overgegaan tot de behandeling der gemeen
tebegrooting zelve, waarvan wij het verslag uithoofde van
plaatsgebrek tot een volgend nommer moeten laten liggen.
«ÜITEXLUD.
Algemeen overzigt,
In de eerste plaats wijzen wij heden op eene belangrijke
mededeeling omtrent eene verandering in de poolsche staat
kunde, waarbij de onoplosbare oostersche kwestie weder op
den voorgrond zou kunnen treden. Wordt zij bevestigd,
zal Turkye in vereeniging met de polen het gevaarlijk spel
durven spelen omzijn ouden russischen vijand aan te tasten,
gelijk men verzekert, om verloren grondgebied terug te
erlangen, dan gaat Europa eene donkere toekomst te gemoet.
Intusschen is eene bevestiging van dergelijk belangrijk be
rigt noodzakelijk alvorens daaraan geloof te hechten is.
De onderhandelingen tusschen de drie mogendheden
omtrent de poolsche aangelegenden schijnen thans te heb
ben geleid tot overeenstemming van Engeland en Frankrijk
omtrent het zenden van notas, waarbij Rusland vervallen
wordt verklaard van zijne regten op Polen. Oostenrijk
heeft echter nog niet kunnen besluiten om tot dergelijken
stap over te gaan. Men is evenwel te Weenen overtuigd dat
thans het oogenbllik is aangebroken om eene beslissing te
nemen, welke voor de oostenrijksche regering te raoeijelij-
keris, naarmate de gevolgen in de eerste plaats voor Oos
tenrijk te duchten zijn.
Te Weenen schijnen ten opzigte van de aan te nemen
houding drie zeer verschillende partijen te bestaan. Een dier
partijen dringt aan op eene geheele verandering van staat
kunde waarbij met het verbond met Frankrijk en Engeland
zou vaarwel zeggen en zich meer tot Rusland neigen. Eene
andere partij verdedigt juist het tegenovergestelde en ver
langt dat Oostenrijk zich niet afscheide van de westersche
mogendheden zij het ook dat daaruit een oorlog mo"t
Toortvloeijen, waarvan het ergste zou te duchten zijn.
De derde partij eindelijk wil alle pogingen in het werk zien
gesteld om buiten allen oorlog te blijven en een geheel
onzijdig standpunt in te nemen. Men verwacht dat zeer
spoedig een ministerraad onder voorzitterschap des keizers,
die gisteren in zijn hoofdstad is teruggekeerd, een eindbe
sluit zal nemen.
Koning George van Griekenland is woensdag avond te
Parijs aangekomen en heeft zich onmiddellijk naar het paleis
der Tuüleriën begeven, alwaar hem door den keizer appar
tementen waren aangeboden.
Volgens berigten van Reuter's agentschap uit New-York
heeft de generaal Rosencranz versterking ontvangen in zijne
positie te Chattanoga. Er hadden echter schermutselingen
plaats tusschen zijne achterhoede en de gekonfedereeerden,
die de komraunikaticn tusschen Chattanoga en Nashville
zochten af te snijden.
Rusland.
Wij ontleenen het volgende aan eene mededeeling uit
St. Petersburg van 8 oktober
Er is in den laatslen tijd sprake geweest van het schen
den der bepalingen bij het traktaat van Parijs vastgesteld,
waaraan Rusland zich zou hebben schuldig gemaakt. Bij
bedoeld traktaat toch wordt bepaald dat Rusland aan de
oevers der Zwarte zee geene zeevestingen mag bezitten,
maar slechts handelssteden en voorts slechts een klein aan
tal oorlogsschepen ter bescherming van den handel.
Men verhaalt nu dat Rusland in strijd hiermede een aan
tal oorlogsschepen heeft doen bouwen,en deze beschuldiging
is ten volle waar, hoewel tot nog toe deze schepen tot han-
delsvervoer gebruikt worden raaarop eene wijze zijn zaaien-
gesteld dat zij zeer gemakkelijk en zeer snel tot oorlogs
vaartuigen kunnen worden ingerigt.
Door dit alles nu heeft men de letter der traktaten wel
niet geschonden maar zeer behendig de bedoeling daarvan
ontdoken. Om echter bedoelde schepen tot oorlogsvaartui
gen te kunnen inrigten moet men havens en arsenalen
bezitten. Omtrent dit punt nu kan ik mededeelen dat de
generaal Tottleben maandag naar de Krim vertrekt om eene
inspektie te doen en vervolgens zich naar Kertch te bege
ven, van waar men den ingang der zee van Azoff bestrijken
kan en welke plaats hij tot eene sterke vesting zal maken.
Aldaar zal zich dan het groote arsenaal der nieuwe vloot
bevinden en de zee van Azoff zal den schepen tot wijk- en
evolutieplaats verstrekken. Tot op het oogenblik der uit
barsting van een oorlog zullen al deze vaartuigen zeer
onschuldige handelsvaartuigen zijn, maar op het eerste
oorlogssein zullen zij de straat inzeilen en de oude suprema
tie van Rusland over de zwarte zee hernemen.
Mag men dan aannemen dat Rusland voor Turkije eenige
vrees koestert, want er is toch geen sprake van eenigen aan
val door Frankrijk of andere mogendheden in de omstreken
der zwarte zee Zie hier mijne berigten omtrent dit tweede
punt.
De polen,die bijna geheel uitgeput zijn en toch geen hulp
van Frankrijk ofEngeland zien opdagen, hebben eensklaps
het oog geslagen op Turkije, hun ouden vijand, die wel
eer zoo glorievol door den grooten Sobieski onder de muren
van Weenen werd bestreden. Turkije is echter nog in groo-
ter vijandschap met Rusland, hetwelk daaraan zoo vele
belangrijke steden heeft ontnomen, welke hel gaarne zou
terug erlangen.
Welnu, de polen hebben aan de turken tot prijs van hun
nen bijstand,de teruggave van alle provinciën beloofd, waar
van zij beroofd zijn en eene offensieve en defensieve allian
tie tegen Rusland. Alles wordt in dien zin voorbereid en
reeds zouden turksche troepen naar de grenzen zijn gezon
den. Men verzekert daarbij dat keizer Napoleon niet on
gaarne deze beweging ziet, want hij zoekt steeds naar
bondgenooten en bij gebrek van betere, zou hij bij het uit
breken van den oorlog in de aanstaande lente zich tevre
den stellen met Italië en Turkije in het zuiden en Zweden
en Denemarken in het noorden.
Derussische regering is omtrent dit alles volkomen inge
licht en de zending van den generaal Tottleben is daarvan
het gevolg geweest.
Frankrijk.
De Moniteur bevat een keizerlijk dekreet waarbij de vol
gende veranderingen in de diplomatie worden gemaakt.
De prins de la Tour d'Auvergne, ambassadeur van Frank
rijk bij het hof van Rome. is in de zelfde betrekking naar
Engeland overgeplaatst ter vervanging van den baron Gros,
aan wien keizer Napoleon bij brief zijn dank heeft betuigd
voor de bewezene diensten.
De graaf de Sartiges, buitengewoon gezant en gevolraag-
tigd minister bij den koning van Italië, is benoemd tot
ambassadeur bij het hof van Rome, in welke betrekking hij
den prins de la Tour d'Auvergne vervangt en vervangen
wordt door den baron de Malaret, gevolmagtigd minister
bij den koning van België.
De markies de Ferrière le Vayer, gevolmagtigd minister
bij den koning van Hanover en den hertog van Brnnswijk,
zal eindelijk den baron Malaret vervangen en vervangen
worden door den graaf de Reiset, gevolmagtigd minister bij
de hoven van Hessen en Nassau, welke laatste in die betrek
king wordt opgevolgd door den eersten gezantschaps-
sekretaris den graaf d'Astorg.
De voorstanders van een oorlog ten gunste van Polen
beweren dat de fransche regering reeds bepaald had dat
niet de prinsde la Tour d'Auvergne maar de heer Walewski
de betrekking van den baron Gros bij het engelsche hof zou
gaan bekleeden toen de dood van den heer Billault den
keizer noopte om in dit plan verandering te brengen. Der
gelijke benoeming toch zou door Europa zeer zeker als een
oorlogzuchtig verschijnsel zijn aangenomen, hetgeen in de
tegenwoordige omstandigheden minder gewenscht scheen.
Dat de dood van den heer Billault in den toestand der bin-
nenlandsche aangelegenheden verwarring heeft gebragt is
te meer waar, omdat men zoo raoeijelijk een opvolger voor
hem zal kunnen vinden. Meu moge vrij het oog slaan
zegt een parijsch korrespondent van een belgisch dagblad
op den senaat, op het wetgevend ligchaam, op den staats
raad of den ministerraad, men vindt niemand om aan te
wijzen als geschikten opvolger voorden heer Billault.
De heer Rouher bezit zeer veel talenten voor kwestiën.
welke financiewezen, handelstraktaten of openbare werken
betreffen, maar aan vraagstukken van algemeene politiek
j heeft hij zich minder gewijd. De heer Baroche, die gedu-
i rende acht jaren de eenige redenaar der regering is geweest
i en zich overigens nimmer tot de hoogte van den heer Bil-
j lnult heeft weten te verheffen is ter zijde gesteld en kan
thans raoeijelijk weder optreden. Het is derhalve geheel
onmogelijk te gissen wie den ledigen zetel van den heer
Billault zal bezetten.
De begrafenis van den overledene, op morgen, zal wegens
zijne uitstekende diensten op staatskosten plaats hebben.
Dezer dagen is te Parijs de graaf d'Ornano over
leden. Hij was maarschalk van Frankrijk, senator, goe-
verneur der invaliden. Hij was de laatst overgeblevene
hoofdofficier der oude keizerlijke garde.
De gravin de Moutebello, echtgenoot van den fran-
schen ambassadeur bij het russische hof, is eenige dagen
geleden te St. Petersburg overleden.
IXGEÏOMIEA STUKKEN.
Bruinisse, 8 oktober 1863.
Mijnheer de redakteur
In uwe courant van 6 dezer, no. 120, leest uien onder de
rubriek „Ingezonden siukken" eene beschouwing over de
vaccine.
Den steller „Dixi" zij onder het oog gebragt, dat de raad
der gemeente Bruinisse eerst den 20 oktober 1860 eene ver
ordening, regelende de vaccine in deze gemeente, vaststelde.
Die verordening werd den 5 augustus 1861 ingetrokken.
Den 30 november 1861 benoemde Z. M. de koning den
ondergeteekende tot burgemeester.
Met de opname dezer regelen verpligt UEd.
XJEd. dw. dienaar,
J. B. NEDERVEEN.
MENGELINGEN'
ADOLl'Hl! AÜGUSTIN MARIE ISiL.I.AULT.
De fransche ministre-orateur, wiens welsprekende schoon
niet altijd overtuigende woorden onze lezers zich nog wel
uit oDze verslagen der zittingen van het wetgevend ligchaam
zullen herinneren, is maandag nacht op zijn landgoed la
Gresillière, bij Nantes, overleden. Wel mogt de Moniteur
verklaren „dat zijn dood een onberekenbaar verlies is voor
den keizer, wien hij met evenveel getrouwheid als talent
en welsprekendheid diende."
Eene beknopte levensschets van dezen bekwamen ver
dediger der napoleontische politiek vinde hier eene plaats.
Adolphe Augustin Marie Billault. in 1805 te Vannes ge
boren, zette zich na voltooijing zijner akadetnische siudiën
te Rennes, te Nantes als advokaat neder. Reeds spoedig
verwierf hij zich in die betrekking zoo veel vermaardheid,
dat hij weinige jaren later deken der orde en lid van den
gemeenteraad werd. Eenige brochures, welke hij uitgaf
over administratieve en staathuishoudkundige kwestiën
vermeerderden zijne verkregene vermaardheid, zoo dat hij in
1837 te gelijkertijd te Nantes, te Paimboeuf en te Ancenis
door de kiesvergaderingen tot afgevaardigde werd gekozen.
De vertegenwoordiging van Ancenis lacktte hem het
meeste toe en weldra trad hij nu op het staatstooneel te
voorschijn.
Ais afgevaardigde wijdde hij zijne studiën vooral aan
openbare werken en maakte in 1840 deel uit van de kom
missie belast met liet onderzoek omtrent den aanleg van
spoorwegen. Nog in dat zelfde jaar werd hij met den titel
van onder-sekretaris van staat aan het hoofd van het depar
tement van koophandel en landbouw geplaatst, welke be
trekking echter na den val van het ministerie Thiers werd
opgeheven. Eenigen tijd later vestigde hij zich nu weder
als advokaat te Parijs en betoonde zich een heftig tegen
stander van hei tninisierie Guizot.
Na de februari)-revolutie wenl bij weder tot afgevaar
digde gekozen in zijn departement der Loire infe'rieure en
stemde in 184S in de Constituante voor de verbanning van
het ceslacht Orleans. Hij behoorde tot de gematigde deino-
kratcn en stemde met de toenmalige linkerzijde, wanneer
het beginselen betrof, met de regterzijde in alle kwestiën
van administratie ven aard.
Daar hij later niet herkozen werd als afgevaardigde, vatte
hij zijne betrekking van advokaat weder op bij het hof van
Parijs en verwierf zich vooral veel naam door de verdedi
ging van het dagblad V Evenement. Voorts deed hij zich
kennen als aanhanger van den president, zoo dat hij na den
coup d'état van 2 december als afgevaardigde van Saint-
Girons in het wetgevend ligchaam verscheen. Vervolgens
werd hij tot president van deze nieuwe vergadering benoemd
en ijverde krachtig voor net herstel van het iweede keizerrijk.
Op 23 julij 1854 werd aan den heer Billault de porte
feuille van binnenlandsche zaken toevertrouwd, ter vervan
ging van den heer de Persigny. Op 4 december van het
zelfde jaar werd hij tot senator benoemd en een jaar daarna
ontving hij het groot-officierskruis van het Legioen van eer.
Slechts voor een jaar siond hij in 1858 de portefeuille
van binnenlandsche zaken af aan den generaal Espiuasse
en den heer de Padoue; reeds op 1 november 1S59 werd
hij weder aan het hoofd van zijn vroeger departement ge
plaatst. In november 1862 werd hij daarop door keizer
Napoleon tot minister zonder portefeuille benoemd, in
welke betrekking hij de uitnemendste diensten bewees aan
Napoleon III. Hij was de man, die zoo juist geschikt was
om door bloemrijke taal de zwakke positie van het oogen
blik te versterken en de toch reeds zoo slaafsche meerder
heid in het wetgevend ligchaam doof te doen zijn voor de
vertoo^en van een Jules Favre en anderen. Dat het over
lijden °van den heer Billault derhalve eene hoogst belang
rijke gebeurtenis is in den bestaanden toestand van zaken
mag onbetwistbaar geacht worden en hoogst bezwaarlijk
zal°de keuze van een opvolger zijn.