Overleden: E. C. Jansen, d. 5 w. A. E. Sterzenbach, d. 10 w. Ziekikzee. Gehuwd: W. Speelman, jm. 33 j. met C. de Waal, jd. 33 j. Bevallen,: M. Hanse, geb. Hoogenboora, z. E. B. Bos, geb. Frommel, z. N. J. van der Ploeg, geb. Overbeeke z. Overleden: D. Boot, man van H. van Oorschot 49 j. S. de Keijzer, d. 4 m. J. A. Ertnen, d. 9 w, J. Fonternel, weduwn. 71 j. G. Schoenmaker, man van A. Rottiers, 66 j. Thermometerstand. 29 aug. 's rnorg.7u. 62 's midd. 1 u. 69 'sav. 11 u. 62gr. 30 's morg. 7 u. 62 'smidd. lu. 70 's av.ll u. 60 gr. 31 'smorg. 7 u. 62 's midd. 1 u. 68 gr. CJemeenteraad van Zicrlkzee. Zitting van 27 augustus. Voorzitter de heer Cau. Afwezig de heeren van dei- Lek de Clercq, Fokker, Mulock Houwer, Keiler en Ochtman. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd. Daarna brengt de kommissie voor het onder zoek der geloofsbrieven van de in juli) gekozen raadsleden, een uitvoerig rapport uit, waarvan de konklusie strekt tot niet toelating van bedoelde leden, inet verklaring dat eene nieuwe vrije stemming zal moeten plaats hebben, omdat bij de verkiezing G en niet 5 personen de volstrekte meerder heid hadden verkregen, en de gemeentewet niet in dat geval voorziet, zoo dat niet wettig blijkt wie van de zes de vijf benoemden zijn. De burgemeester verklaart dat hij, als zijnde een der her kozen raadsleden en daar de kommissie bezwaren tegen de geloofsbrieven van al de benoemden heeft, de beraadsla gingen niet kan bij wonen en geeft mitsdien het presidium aan den wethouder de Jonge over. De beraadslaging geopend zijnde geeft de heer van Dongen te kennen dat hij nu met de konklusie van het rapport instemt, ofschoon hij als lid van het stembureau tot eene andere beslissing heeft medegewerkt. Die verandering zijner zienswijze spruit voort uit een nader onderzoek der zaak. Hij zal hierover niet uitweiden, daar hij zich geheel vereenigt met de motie ven der kommissie. IIij wil alleen nog doen uitkomen dat het le lid vau art. 10 der gemeentewet geheel afgescheiden moet worden beschouwd van het 2e lid, omuat het 2e als het ware eene tegenstelling is van het Ie en beiden ge heel op zich zelve staan. Ook de heer de Crane verklaart dat hij van zijn gevoelen, als lid van het stembureau uitge- bragt, is teruggekomen en dat hij nu vóór de konklusie der kommissie zal stemmen. De voorzitter, de heer de Jonge, zegt zich niet met de konklusie der kommissie te kunnen vereenigen. Hij stemt toe, dat de wet hier geene bepaalde uitspraak heeft gedaan, doch meent dat het in den geest der wet ligt, dat zij, die de meeste stemmen hebben bekomen, ook de gekozenen zijn en dat dit de meest rationele uitleg ging der wet is. Art. 10 bepaalt wel bij eene le stemming eene volstrekte meerderheid om gekozen te kunuen zijn, maar niet dat ieder, die de volstrekte meerderheid heeft ver kregen, als benoemd moet worden beschouwd, zoo dat uien zonder iemands regt te verkorten, in liet onderhavige geval, ben die de meeste stemmen hebben verkregen, voor benoemd mag houden. Tot staving van zijn gevoelen wijst hij opeen in 1855 voorgedragen wetsontwerp tot aanvulling van art. 103 der kieswet en op het koninklijk besluit van 22 novem ber 1861 enz. Hij vestigt ook de aandacht op de gevolgen, daar eene nieuwe vrije stemming ligt de zelfde uitkomst zou kunnen opleveren. De heer van der Grijp zegt tot toelichting van enkele punten in het verslag der kommissie dat men, nu de wet zwijgt, zóó moet beslissen dat men geene onbillijkheid pleegt of in strijd handelt met de wet. Dit zou het geval zijn indien men óf het gevoelen van den ministerThorbecke, of dat van den minster van Heemstra omhelst; daar het eerste, dat de oudste in jaren voor gekozen acht, tot groote onbillijkheid aanleiding kan geven, daarjuist hij die de meeste stemmen verkreeg zeer ligt de jongste kan zijn terwijl het andere, dat de meeste stemmen aanneemt, in strijd, is met de wet. daar deze duidelijk onderscheid maakt tus- schen hen die bij eene eerste stemming of bij eene herstem ming worden gekozen. Om een en ander te voorkomen acht hij eene nieuwe verkiezing noodzakelijk. Nog geeft hij als zijne meening te kennen, dat het stembureau zonder eene beslissing te nemen, aan den heer Keiler een afschrift van het proces verbaal had moeten zenden. De heer van Dongen is van meening dat het door den voorzitter aangevoerde wetsontwerp tot aanvulling der kies wet in 1855 juist tot bewijs strekt, dat de regering van oor deel was dat die bepaling aan de wet ontbrak. De voorzitter deelt de meening van den heer van der Grij p niet, dat het stembureau geene beslissing had behooren te nemen en beweert dat het bureau niet anders kon of raogt doen, immers zonder daardoor eenigzins te praejudiciëren op de beslissing welke bij art. 31 der gemeentewet aan den raad is toegekend. Het voorgeschreven model van het pro ces verbaal toont dit ook ten duidelijkste aan. De heeren van Dongen, van der Grijp en de voorzitter ontwikkelen nog nader hun gevoelen, waarna de heer van der Vliet ver klaart, dat hij wel eene bepaling, dat in casu zij die de meeste stemmen hadden verkregen de gekozenen zouden zijn, zeer in den geest der wet zou achten, maar nu zulk eene bepaling niet in de wet voorkomt, eene beslissing als die der kommissiehet billijkst acht. zoo dat hij vóór de kon klusie der kommissie zal stemmen. Alsnu wordt de konklusie van het verslag in «temming gebragt er. met 6 tegen ée'ne stem (die des voorzitters) over eenkomstig die konklusie besloten. Mitsdien worden de heeren H. G. Mulock Houwer, rnr. B. C. Cau, J. H. Ocht man Johsz., mr. J. Moolenburgh en D. B. P. Zuurdeeg niet toegelaten als leden van den raad, waarvan aan gedepu teerde staten en de niet toegelatenen kennis zal worden gegeven. Hierna wordt de zitting gesloten. BUITEHLAKD. Algemeen overzlgt. Terwijl de vrees, welke men eenigen tijd geleden vooreen europeschen oorlog koesterde, later in een vrees voor een fransch-russischen oorlog veranderde, is men thans weder zoo ver van dit laatste verwijderd,dat men hier en ginds van eene alliantie spreekt tusschen Frankrijk, Pruissen en Rus land. De prins von Hohenzollern, die zich steeds te St. Cloud bevindt, zou bij de daaromtrent gevoerd wordende onderhandelingen de voornaamste rol spelen. Aan de alliantie van Oostenrijk, Engeland en Frankrijk wordt met het oog op bovenbedoelde zonderlinge toenade ring der vroegere tegenstanders in de poolsehe aangelegen heden weinig vertrouwen meer geschonken en de uiteen spatting van het drieledig verbond ten gunste van Polen achten velen zeer waarschijnlijk. Het gevolg daarvan zou overigens wezen dat de polen van alle verdere hulp der westersche mogendheden werden verstoken. In hoeverre nu aan al deze geruchten, berigten en voor spellingen, waarvan zelfs L'indépendance beige zich ten echo maakt, geloof te hechten is, kan nog moeijelijk worden bepaald, te mioder daar o. a. de bewering eener aanstaande vernietiging der alliantie van Frankrijk, Engeland en Oos tenrijk nog slechts voornamelijk haren grond vindt in een paar uitdrukkingen van eene cirkulaire, welke de heer Drouyn de Lhuys aan de diplomatieke agenten van Frank rijk heeft gerigt. Dit stuk zullen onze lezers onder „Frank rijk" aantreffen. Mogt L'indépendance beige in hare niet onduidelijk uit- gesprokene vrees voor eene geheele verandering in de be staande alliantien door de toekomst geregtvaardigd worden, het zou weder ten bewijze strekken dat de staatkunde van Napoleon nog steeds met het geheimzinnig waas van begin selloosheid bedekt is, waardoor Europa geen rust kan genie ten zoo lang een Napoleon in Frankrijk aan het hoofd der regering staat. De laatste oostenrijksche nota aan Rusland is thans in resutnée bekend geworden. De regering drukt daarin haar leedwezen uit over het onbevredigend antwoord van Rus land, te meer daar het belang van Europa eene spoedige oplossing van het vraagstuk vordert. De buitenlandsche invloeden zijn voorts niet de eenige aanleiding van den poolschen opstand, maar vooral ook de weigering van Rus land om aan zijne verpligtingen omtrent Polen te voldoen. Overigens wordt de konferentie der acht mogendheden als vvenschelijk beschouwd, terwijl eindelijkgelijk ook in de notas van Engeland en Frankrijk voorkomt bij prins Gortschakoff wordt aangedrongen om den tegenwoordigen toestand nogmaals ernstig in overweging te nemen, terwijl hij voor de gevolgen verantwoordelijk wordt gesteld. Men weet dat over deSleeswijk-Holsteinsclie kwestie nu en dan tusschen Denemarken en den duitschen bond nota's gewisseld worden, welke in min of meer kracbtigen vorm vervat zijn. Volgens een telegram uit Frankfort is vrijdag weder eene nota van Denemarken aan de bondsvergadering aldaar medegedeeld, waarin o. a. op krachtigen toon wordt betoogd dat er van geene bondsexeeutie sprake kan wezen, daar het hier geene bondskwestie maar eene internationale kwestie betreft. De alliantie van Denemarken met Zweden schijnt wel als de oorzaak van deze krachtige houding tegen - over den bond te moeten beschouwd worden. Mag uien aan de verzekering van een dagblad te Frank fort geloof hechten dan zou de reis van lord Clarendon naar die stad in verband staan met de pogingen van Engeland om een oorlog tusschen den duitschen bond en de twee noordsche rijken te voorkomen, daar deze de grootste nadeelen zou kunnen berokkenen aan den engelschen han del in die streken. Wij hebben in der tijd bij het sluiten van den vrede tus schen Turkije en Montenegro medegedeeld dat daarbij de bepaling was gemaakt dat de turken op eenige punten zoo genaamde blokhuizen zouden mogen bouwen. Dezer dagen is een dergelijk blokhuis door eene bende monte- negrijnen vernield en schijnt men ook op andere versterkte punten, welke slecht bemand en ter verdediging vrij onge schikt zijn. aanvallen te gemoet te zien. De vrees bij het sluiten van den vrede geuit, dat hij van korten duur zou wezen, werd derhalve niet ten onregte gekoesterd. Japan. Men schrijft uit Hong Kong, 11 julij, dat den 18 mei de eerste termijn zou vervallen van de schadevergoeding van 110,000 p. st., welke de j'apansche regering was over eengekomen aan kolonel Neale voor de britsche rege ring uit te betalen, doch op dien datum hoorde men van niets. Eenige dagen later trachtten de japansche ministers andermaal onderhandelingen te openen zonder te betalen. De britsche gezant, die zulks als woordverbreking be schouwde, stelde de zaak in handen van admiraal Kuper, na vooraf de buitenlanders te Yokohama en Nagasaki hier van onderrigt te hebben. De admiraal had het voornemen binnen acht dagen de vijandelijkheden aan te vangen. Admiraal Juarez bood zijne medewerking aan en ondernam de versterking van het verblijf der vreemdelingen. De toebe reidselen duurden voort tot in den nacht van 23 op 24 junij, toen de japansche officieren in een onderhoud met den franschen minister verklaarden bereid te zijn tot de voldoe ning der overeengekomen schadeloosstelling. De minister gaf hiervan aan den britschen zaakgelastigde kennis, doch ontving ten antwoord dat, aangezien de japannezen de zaak tot dit uiterste hadden doen komen, de geheele som thans in eens moest worden afgedaan met 440,000 raexikaansche dollars, ten 7 ure in den volgenden morgen. Volgens de laatste berigten werd het geld aan de legatie van hare brity sche majesteit betaald. De japansche ministers gaven té gelijk aan de vertegenwoordigers van vreemde mogend heden kennis dat de taikoen, die zich te Miako bevond, hen bevolen had om de orders van den mikado te gehoor zamen, de vreemdelingen te verdrijven en de havens te sluiten. De buitenlandsche vertegenwoordigers beloofden dit aan hunne regeringen te zullen mededeelen. Ook ver zochten de japannezen dat de vreemdelingen hunne verblij ven met hunne eigene militairen zouden bezetten. Nog blijft er een groot deel der genoegdoening onafge daan, namelijk het geregtelijk onderzoek en de doodstraf der moordenaars van den heer Richardson, die in naauwe betrekking staan tot prins Satsuma, alsmede de voldoening van 25,000 p. st. aan de betrekkingen van den overledene. Worden de moordenaars niet uitgeleverd en de schadever goeding niet voldaan, dan zal de admiraal een of ander deel der bezittingen van prins Satsuma aanvallen, het zij een kasteel te Kagosima bij kaap Chikohoff, het zij bij zich naar de Loo Choo eilanden begeve om zich van de inkomsten van den prins meester te maken. Volgens sommige partikuliere berigten uit Japan, die tot later loopen, is reeds de oorlog tusschen de engelschen en Japan den 29 junij uitgebroken. De engelsche schepen te Decima zouden de noodige maatregelen genomen hebben tot bescherming der vreemdelingen. Te Nagasakie kreeg alles een vreedzamer aanzien. Van Peking is geen staatkundig nieuws. Een nederlandsch gezantschap bestaande uit de heeren J. des Amorie van der Hoeven als gezant en C. M. de Vries als tolk, werd aldaar verwacht. Frankfort. In de laatste vergaderingen van het vorstenkongres schijnt men onder meer de belangrijke vraag te hebben behandeld of en in hoeverre de duitsche bond interveniëren moet in een oorlog, waarin een der bondsstaten wordt gewik keld ten gevolge van kwestiën betrekkelijk provinciën of landstreken welke niet in den bond zijn opgenomen. Het behoeft zeker geen betoog dat vooral Oosten: ijk zeer veel belang heeft bij dit punt, evenmin a!s dat zeer vele bondsstaten ongaarne bo.enbedoeld stel.el van interventie in zeer uitgebreiden zin wenschen aan te nemen. De vor stenvergadering is daaromtrent ook tot geen besluit kunnen komen en heeft de nadere behandeling voorloopig uitgesteld. Intusschen schijnt men bij de verdere behandeling van het oostenrijksch hervormingsplan op verschillende inoeijc- lijkheden te zijn gestuit betrekkelijk de reeds aangenomene zamenstelling van het uitvoerend bewind, hetwelk, gelijk wij mededeelden, uit zes leden zou bestaan. Onder de bezwa ren tegen deze kombinatie geopperd, behoorde de bewering dat de titels der soevereinen alleen Diet tot grondslag kon den strekken voor de klassifikatie hunner staten in het uitvoerend bewind, en men ook de belangrijkheid dezer laatste met het oog op de bevolkingen in aanmerking moet nemen. Yan dit veranderd beginsel uitgaande wilde men de her togdommen Nassau en Brunswijk op ééne lijn stellen met de groothertogdommen, terwijl Oldenburg en Weimar, hoe wel hunne soevereinen insgelijks den titel van groothertog dragen, in de klasse der kleine staten werden opgenomen. Men meende thans een beteren grondslag te hebben aan genomen en een beter uitvoerend bewind te hebben zaaien- gesteld, doch in deze kombinatie zou Pruissen veel minder invloed bezitten dan in de vorige. Oldenburg toch door zijne ligging, Weimar door relatiën met de pruissische dynastie en traditionele politiek, meer aan de zijde van Pruissen dan aan die van Oostenrijk staan, terwijl de staten, welke in de nieuwe kombinatie eene plaats zouden ver vangen, als oostenrijksch gezind beschouwd worden. Men schijnt thans weder eene nieuwe kombinatie te hebben ont worpen, waarbij het aantal leden zeven bedraagt. De werking, welke de hervorming van den bond, zoo zij al tot stand mogt komen, naar buiten hebben zal, hare beteekenisvan een internationaal standpunten hare invloed op het evenwigt van Europa zijn sedert eeaige dagen het onderwerp van betoogen der fransche dagbladpers. In het algemeen meenen de dagbladen in Frankrijk dat deze mo gendheid zeer veel belang heeft bij deze zaak, aangenomen zelfs dat de keizer van Oostenrijk zijn plan heeft voorge steld zonder door eenigen geest van vijandschap of wan trouwen tegen Napoleon III bezield te zijn. Frankryk. Le courrier du dimanche, welke omtrent diplomatieke stukken steeds zeer goed blijkt ingelicht te zijn, meldt dat behalve de laatste depeche van den heer Drouyn de Lhuys aan Rusland ook eene memorie of nota is afgezonden, be trekkelijk de traktaten van 1815 „De keizerlijke regering zegt genoemd blad heeft bet onnoodig geacht, wij behoeven dit niet te herinneren, van de bepalingen der Weener traktaten bet uitgangs punt te maken bij hare eischen ten gunste van Polen. Zij heeft liever de kwestie op een meer algemeen terrein van menschelijkbeid en europesche rust gebragt. Daar zich echter een verschil van opinie heeft geopenbaard tusschen de kabinetten van Londen en St.Petersburg ten opzigte van de interpretatie der traktaten van 1815 heeft het goeverne- ment des keizers het noodig geoordeeld om ook hieromtrent zijn gevoelen aan prins Gortschakoff mede te deelen. „Dit is het doel der memorie of der nota, aan de depeche van den heer Drouyn de Lhuys geannexeerd. „De nota strekt in de eerste plaats ten betooge dat de bepalingen tusschen de drie mogendheden, welke Polen hebben verdeeld, niet tot stand gebragt zijn dan overeen komstig de beginselen, welke door alle mogendheden, op het kongres vertegenwoordigd, waren aangenomen. Dien tengevolge behouden deze bepalingen, hoewel meer bijzon der in het belang van Rusland, Pruissen en Oostenrijk, een bepaald eurppeesch karakter. Uit art.118 der eindakte vloeit overigens voort, „„dat de traktaten, overéénkomsten, verklaringen, reglementen en andere bijzonder^ stukken,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 3