MIDDELBURGSCHE
COURANT.
r 101.
Zaturdag
22 Augustus.
1863.
Editie van vrijdag avond 8 ure.
middelburg 31 augustus.
Men leest in de Staatscourant van gisteren
„Afzenders van telegrammen worden er op gewezen, dat
in kleine plaatsen veelal slechts éénmaal daags postgelegen-
heid bestaat. Berigten zijn dus aan eene niet onbelangrijke
vertraging blootgesteld, wanneer zij na het vertrek der post
de plaats bereiken, van waar zij per post verder moeten
worden gezonden."
Deze waarschuwing is ook van bijzondere toepassing op
bijna alle gemeenten in Zeeland. Wanneer men toch des
avondsten 5 ure, om slechts een voorbeeld aan te halen, hier
een telegram ontvangt en den inhoud daarvan te Sluis wil
bekend maken, kan het berigt eerst omstreeks 40 uren later
aan den belanghebbende aldaar ter hand komen.
Bij de kamer van koophandel en fabrieken alhier is ont
vangen en ligt voor belanghebbenden ter inzage een over-
zigt van den handel en de scheepvaart van Groot-Brittanje
en Ierland, over het eerste halfjaar van 1863.
Uit Aardenburg schrijft men ons van 19 dezer:
„Door een ingezeten van Eecloo is koncessie gevraagd
tot het in werking brengen eener diligence, die des morgens
van Oostburg en des avonds van Maldeghem zou vertrekken,
in verband raetden spoorweg van Gent-Maldegiiem-Brugge.
Daar van dien spoorweg door vele ingezetenen van Zeeuwsch
Vlaanderen gebruik gemaakt wordt, zou deze diligence-
dienst in eene toenemende behoefte voorzien de aanvrager
schijnt oj) de medewerking der gemeentebesturen van Oost
burg, Aardenburg en Eede te rekenen en hiervoor, naar den
algemeenen bij val dien zijn plan hier vindt, grond te hebben.
„Minder bijval vindt in de beide laatstgenoemde gemeen
ten de gevraagde koncessie voor een spoorweg van Neuzen,
over Oostburg en Sluis naar Brugge; daardoor zouden Aar
denburg en Eedo toch komen tusschen twee spoorwegen,
elk op een vijf kwartieruurs afstand, en waarschijnlijk ver
stoken blijven van de lijn die men verlangend te gemoet
ziet, namelijk Maldeghem over Aardenburg tot Oostburg.
Men betreurt het hier dan ook dat van dit plan, 't welk ten
vorigen jare druk besproken werd, thans zoo weinig wordt
vernomen.
„Op de in het voorjaar gedane vraag om te Oostburg een
rijks telegraafkantoor te vestigen, is nog geene beschikking
ontvangen; ook hieromtrent is de verwachting gespannen."
Een bij het departement van koloniën ontvangen rege
ringstelegram, gedagteekend Batavia 14julij, luidt
„Volkomen zegepraal van onze wapenen op Nias; het
fregat Prins Alexander aangekomen40,000 pikois koffij
van Padang verkocht voor f 41,611600 pikois voor f 34,44
de pikol."
In de residentie is aangekomen de heer Thouvenel, oud
minister van buitenlandsche zaken in Frankrijk, om eenige
dagen daar ter stede te vertoeven. Wij vernemen dat de
oud-minister deze reis op speciale uitnoodiging van H. M.
de koningin heeft ondernomen. (iV. dagbl. van 's Gravenh.)
De plaatselijke kommissie voor de oprigting van een
nationaal gedenkteeken voor 1813 enz. te Rotterdam
hield dingsdag ook eene bijeenkomst, waarin de beide
eerste voorstellen der hoofkommissie bij akklamatie wer
den aangenomen doch dat tot oprigting eener ambacht
school met 27 tegen 5 stemmen werd verworpen. Volgens
de Nieuwe rotterdamsche courant werd dit denkbeeld
afgekeurd niet omdat men Amsterdam geen gedenk
teeken zou gunnen, maar omdat het weinig harmonieerde
met het doel dat aan de geheele zaak ten grondslag ligt.
Uit een oekonomisch oogpunt keurde men eene ambacht
school ook af, te meer daar aan zulke inrigtingen op
den duur uitgaven verbonden zijn die de verwezenlijking
van het denkbeeld bijna onmogelijk maken. Sommigen
gaven in bedenking om van de gelden, welke na de oprig
ting van gedenkteekenen te Scheveningen en te 's Ilage
mogten overblijven, een oorlogschip te bouwen, dat den
naam zou dragen Het jaar 1813, of anders die gelden te
bestemmen tot het vestigen van een fonds met oploopende
rente, dat dan te eeniger tijd zou kunnen strekken tot be
vordering van Neêriands onafhankelijkheid. In eene
nadere vergadering zal het antwoord aan de hoofdkom-
inissie worden vastgesteld.
Men leest in De Tijd, Noord-Ilollandsche courant
„Mgr. Sacré, een belgiseh prelaat, die te Rome verblijft
en sints eenigen tijd in zijn vaderland verpoost, is door som
mige belgische berigtgevers genomen tot onderwerp van
eenige valsche tijdingen. Voor ons land hebben zij goedge
vonden hein tweederlei lastgeving op te dragen. Door Z. H.
zou hein de taak zijn opgelegd; 1. Van besprekingen te
houden met den jansenistischen aartsbisschop, en 2. om
eene enquête in te stellen omtrent verduisterde gelden van
den St. Pieterspenning. Intusschen is het ontwijfelbaar, dat
mgr. Sacré in Nederland geen voet op den bodem heeft
gezet en weldra naar Rome zal terugkeeren, zonder den
nederlandschen grond te hebben betreden. Verder is het
insgelijks zeker, dat mgr. Sacré hoegenaamd geen last ten
onzent heeft te vervullen gehad, en dat alles, wat men daar
van, in verband met verduisterde St. Pieterspenningen ver
haald heeft geheel uit de lucht ia gegrepen.
Naar wij uit eene goede bron vernemen, heeft de Neder
landsche handelmaatschappij, ca onderzoek van den finan-
ciëlen toestand der algemeene brandwaarborg- en verzeke
ring-maatschappij Ultrajectum, besloten, om met 1 januarij
aanstaande weder hare posten, ook bij deze maatschappij te
verzekeren. Utrechtsch dagbl.)
TeEnkhuizen is maandag binnengekomen het schip „De
eerste", met 55 ton vollen haring en 21 ton maatjes-haring,
behalve 29 ton die aan den jager zijn afgegeven.
Woensdag is te Vlaardingen inet de belangrijke hoe
veelheid van 90 ton haring aangekomen de scheveningsche
bom Louise, schipper G. Spaans, reeder de heer A. E. Maas.
De bom was acht weken geleden ter visscherij van Scheve-
niDgen afgevaren.
Men schrijft uit Ambt Vollenhove, 17 dezer
„In deze gemeente, die in gewone ooftjaven meer dan
twee duizend mudden appelen en peren en verscheidene
duizenden ponden pruimen uitvoert, zijn in dit jaar zoo
weinig boomvruchten, dat slechts enkele bezitters van boom
gaarden een geving aantal mudden kunnen te gelde maken,
zoo dat er naauwelijks honderd mudden appelen en peren
en eene kleine hoeveelheid pruimen zullen kunnen worden
verhandeld. De prijzen der vroege peren bedragen dan ook
het twee a driedubbele van die van het vorige jaar, namelijk
f 4 a f 5 per mud."
Een onzer korrespon den ten schrijft ons
„Ge vraagt enkele inlichtiugen omtrent het gebeurde te
Wolfhesen? De hoofdzaak is in de verschillende bladen
medegedeeld. Slechts enkele partikulariteiten verdienen
nader vermelding.
„Geheel ten onregte heeft men van wanordelijkheden
gesproken, die plaats zouden gehad hebben. Alles is in orde
afgeloopen. Het is waar, dat op een zeker oogenblik meer
dan een persoon, ook eene vrouw, op den preekstoel is
geweest, doch dit was alleen uit gebrek aan zitplaatsen, zon
der dat zij eenig plan had om mede te spreken. Buiten
de officieel aangekondigde sprekers hebben er nog anderen
gesproken: onder anderen een over de Vereeniging voor
christelijk onderwijs. Men moest deze, bekende anti-revolu
tionaire, vereeniging ondersteunen, om de onchristelijkheid
van de wet op het lager onderwijs, en ge raadt het nimmer
opgrond van hetforcnulier van den doop.' Zulke speeches
moesten niet toegelaten zijn, maar ze verraden den geest
van de meerderheid. Toch waren ze uitzonderingen en
waren werkelijk de meeste redevoeringen aan de zendings
zaak gewijd. Het voorwendsel tot deze bijeenkomst onder
de bloote lucht was, dat de kerk te Zeist te klein was voorde
belangstellenden. Men berekent dat er omstreeks 7 duizend
menschen geweest zijn. Wanneer men van dit getal het zeer
groot aantal nieuwsgierigen aftrekt, zou men kunnen vra
gen. of men niet aan een nog grooter publiek de belangen
der zending had kunnen aanbevelen, wanneer ieder der
sprekers, die meerendeels predikanten waren, het in hun
eigen kring of gemeente had gedaan.
„Hoe dit zij, de zaak schijnt zoo goed bevallen, dat men
reeds van het plan hoort gewagen, om het volgende jaar in
het kamp van Zeist te vergaderen. Of het vergund zal wor
den, is nog twijfelachtig. Toch is het wel te denken, wan
neer men let op de houding door de regering ditmaal aan
genomen. Toen de officier van justitie, door den burgemeester
van Renkum geraadpleegd, bezwaar maakte de bijeenkomst
ie Wolfhesen toe te staan, wendden de voorstanders zich
tot de regering, met het gevolg, dat de burgemeester aan
schrijving kreeg zich er niet tegen te verzetten. De vrees
voor ongeregeldheden deed intusschen allerlei maatregelen
van voorzorg nemen. Niet alleen waren alle rijks-en ge
meenteveldwachters, maar ook de onhezoldigden voor dien
dag gerequireerd. Te Wolfhesen was voor dien enkelen
dag een telegraafbureau nangebragt, om aanstonds naar
Arnhem te kunnen seinen, waar eene afdeeling kavallerie
gereed stond om op het eerste sein naar Wolfhesen te ver
trekken. Gelukkig zijn al die maatregelen nootleloos
geweest: op een enkele na, zijn er geene besclionkenen
gezien.
„Hoe gunstig de afloop ook geweest is. men kan meteenig
regt vragen, of het gebeurde niet een betreurenswaardig
antecedent is. Wanneer dergelijke bijeenkomsten worden
toegestaan, hoe zal men dan processiën op den langen duur
kunnen tegenhouden?"
Het slot van den brief uit 's Hage, betrekkelijk de ten
toonstelling vau metalen voorwerpen, iu ons vorig nommer
gedeeltelijk opgenomen, luidt als volgt
„Onder de brandkasten onderscheiden zich door sierlijk
heid of doelmatige inrigting eene die den vorm eener sekre-
taire heeft, van J. van Berkel te Gouda, eene andere die
oogbedriegelijk op een boekenkastje met groenzijden gor
dijnen gelijkt, van D. J. Haalmeijer te Amsterdam, en eene
die étagère en buffet te gelijk is, van A. A. Elsenburg te
Amsterdam.
„Het vak der werktuigkunde is vrij wel vertegenwoor
digd, doch de bekende groote etablissementen in ons land
hebben niet ingezonden, misschien omdat zij liet hier niet
de plaats daarvoor rekenden. Er zou alle grond bestaan om
voor de daartoe behoorende voorwerpen ook eens eene
geheel afzonderlijke tentoonstelling uit te schrijven, want
bij eene gelegenheid als deze moest het wel stukwerk blijven.
Eenige weinige stoommachines zijn gezonden door Giesbers
en van Deun en Gebr. Dopler te Maastricht, de Bruyn Kops
en Backer te Breda E. C. Nieuwenhuysen te 's Gravenhage
(model), C. Rttsema Hz. te Haarlem en P. J. Dupont te
Rotterdam.
„Bij de verzameling zilverwerken van A Bonebakker en
Zoon te Amsterdam, zullen vele bezoekers met genoegen
vier gedenkstukken opmerken, die door de dagbladen breed
voerig vermeld, doch slechts door weinige ingewijden gezien
waren. Vooreerst de zilveren vaas, aan den heer Westerraan
te Amsterdam aangeboden wegens zijn 25jarig presidium
van Natura artis inagistraten andere liet zilveren Muzen-
beeldje, aan professor Pruys van der Hoeven ter gelegen
heid van zijn 25jarig professoraat geschonken ten derde
het zilveren beeldje der industrie, met een kamrad in de
hand, nog slechts kort geleden vereerd aan den heer Wolf-
son als direkteur der grofsmederij te Leiden en ten vierde
de matzilveren vaas met den genius der toonkunst in bas-
relief, aan den heer J. II. Lubeck te 'sGravenhage geschon
ken, toen hij 25 jaar de direktie op het koncert Djligentia
had uitgeoefend.
„In die zelfde rubriek onderscheidt zich nog een prachtig
zilveren middenstuk, bestaande uit een l-colossaal langwer
pig plateau, dat op eiken hoek eene kandelabre voor drie
lichten en op de uiteinden tegenover elkander twee bloem
vazen draagt, terwijl tusschen dit alles het eigenlijke pièce
de milieu van zilver er. kristal oprijst. Verschillende gedrukte
blaadjes bij dat prachtstuk vermelden, dat het voor f GOOO
is aangekocht voor de verloting van de Kunstkronijk, het
geen de beschouwer trouwens reeds wist, daar hem zijne
toegangkaart ter hand wordt gesteld, gewikkeld in een
strooibiljet van den zelfden inhoud, met bijvoeging dat de
inteekening op het genoemde werk slechts f 10 kost. Voorts
wandelt in de zaal een persoon rond, bespottelijk uitgedost
met een rooden bandelier die in groote zwarte letters het
woord Kunstkronijk draagt. Zijne taak bestaat daarin, dat
hij de bezoekers op dat middenstuk opmerkzaam maakt en,
na dat lokaas voorgehouden te hebben, hun vraagt of zij
geen lust zouden gevoelen op de Kunstkronijk in te teeke
nen. Het is duister welk verband er bestaat tusschen de
Vereeniging van fabriek- en handwerknijverheid en de
direktie van de Kunstkronijk. Zal men ook anderen ver
gunnen hunne waar op die wijze in de zalen der tentoon
stelling aan te prijzen? Waarschijnlijk niet; maar dan
wordt hier een privilegie verleend, dat de toets der onpar
tijdigheid niet doorstaan kan, te meer daar de direktie der
tentoonstelling zich zelf partij stelt door, onder haar gezag,
de gedrukte aanbevelingen te laten uitreiken.
„Ettelijke vakken waarvoor wij lang van het buitenland
afhankelijk waren, zoo als blaasinstrumenten, bronzen
werken, pendules, kamer- en zaalkroonen, zijn hier op meer
of min volledige wijze vertegenwoordigd en leveren liet be
wijs, dat wij veel van de zoogenaamde articles tl e Paris zou
den kunnen missen als wij de bewondering van het buiten
land wat konden afleggen eti goedvonden daarentegen bij
den inlandschen fabriekant ter markt te gaan. Deze zorge
echter aan den anderen kant dat zijne produkten voldoen
aan de eischen die men tegenwoordig stellen mag en dat hij
wezenlijk goede stukken niet bederve door onachtzaamhe
den ten aanzien van de onderdeelen, zoo nis bijv. de prach
tige bronzen pendule op marmeren voet (no. SÜÖ) van J. T.
Rcholte te Amsterdam, 't Is een gelegenheidsstuk en stelt
den koning voor, de wet omtrent de beide waterwegen
bekrachtigende, waarvan de Nederlandsche maagd hem de
plannen aanbiedt in het front is echter, in plaats van des
konings wapen, het wapen van den prins van Oranje aange-
bragt, die bij de geheele zaak niet betrokken is geweest en
aan wien althans deze pendule niet gewijd is.
„Ik meen met dit overzigt te kunnen volstaan, en de
eigenlijke beoordeeling en waardering der voorwerpen aan
deskundigen te moeten overlaten."
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Vergunning verleend aan den lieerH. A.
Verniers vau der Loeff, hoofdadministrateur bij het depar-