(Van 1 tot 8 augustus.) Vlissingen. Bevallen: M. H. Sutherland geb. Klay- sen,d. A. C. Korving, geb. Kramer, d. L. van Opbergen, geb. Maas, d. D. M. Ilendrikse, geb. de Buisonjé, z. J. Scheybeler. geb. Boeije, d. Overleden: N. J. Harting, d. 4 j. L. Dorlijn, z. 8 m. W. Schot, d. 4 m. L. C. 1-Iubenaar, d. 5 m. W. J. A. van der Heyden, d. 10 m. Goes. Gehuwd J. van de Visse, weduwn. 30 j. met C. van Boven. jd. 30 j. A. Vink, weduwn. 30 j. met M. C. Bosman, jd. 29 j. Bevallen: E. Koens, geb. Meulematis, d. A.J. Snoep. geb.vanAppeldoom.il. J. Gellink, geb. Blondel. (1. M.G. Boer. geb. van Schaik, z. J. Proos, geb. de Nooijer, d. (levenloos.) Zierikzee. Gehuwd: J. G. Poly Kompenhans, weduwn. 58 j. met M. van der Jagt, jd. 47 j. J. Nestelaav, jm.22j. met J. Trijselaar, jd. 21 j. A. van der Baars, jm. 24 j. met J. van Dijk, jd. 30 j. Bevallen: J.Frank, geb. Frenk, d. D. A. Adriaanse, geb. Molegraaf, d. M. C. Gillesse. geb. Levens, d. Overleden: J.Slootmaker, d. 19 in. A. M. Corbeel, z. 9 m. In de maand julij 1863 ziju iu de registers van den burgerlijken stand ingeschreven: Te Middelburg8 huwelijken38 geboortenals 13 zoons en 25 dochters; 28 sterfgevallen, als 14 van het mannelijk en 14 van het vrouwelijk geslacht. Levenloos geborenen 4. (Van de ingeschrevenen waren 4 elders overleden.) Ouderdom der overledenen beneden het jaar 10en van 1_ 5,0. 5 —10,0. 10 —15,0. 15 20,2. 20 25,0. 25 30,2. 30—35,1. 35—40,0. 40 45,1.45 50,1. 50 55,1. 55—60,2. 60-65,1. 65 70,2. 70 75,4. 75—80,1. Te Vlissingen6 huwelijken26 geboortenals 15 zoons en 11 docliteis; 21 sterfgevallen10 van het mannelijk en 11 va.'het vrouwelijk geslacht. Levenloos geborenen 0. Ouderdom der overledenen: beneden het jaar 6, en van 1— 5,7. 5 10,0.10 15,0.15 20,0.20 25,0. 25 30,130 35,0. 35 40, 0. 40 45, 145 50, 1. 50 55,0. 55 60,0. 60 65,2. 65—70,0. 70 75,3. Te Zierikzee, 7 huwelijken 29 geboorten, als 17 zoons en 12 dochters; 12 sterfgevallen, 9 van het mannelijk en 3 van het vrouwelijk geslacht. Levenloos geborenen 2. Ouderdom der overledenenbeneden het jaar 4, en van 1 5,3. 5 10, I. 50 55, 1. 55-60,1. 75 80,2. Meteorologische waarnemingen, gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags 12 ure. Augustus 1863. Wind. §o I |ci lm Aanmerkingen 2 ZO.t.O. I 3 ZO.tO. 4 AV.ZW I 5 j W.iNW j o w.t.z. 7 W. t.N. 8 Nw.lW 0.0 lligb bewolkt held. 0 0 bewolkt. 704 5 120.2 0.68 111.86 764.3 32.1 0 63 12.19 761.8 23.1 0.59 12.03 I 0.0 jligt bewolkt held. 700.0 j 19.3 I 0 83 13.58 j 1.1 regen bewolkt. 702 7 18.0 0.77 12.28 3.2 belrokk. regen. 705.4 20.7 j 0.80 14.33 0.3 Ibew. ligt bewolkt. 767-0 21.0 1 0.84 115.20 I 0.0 I bewolkt heijig. Tiicrrtioineiersland. 0 Jiug. 's av. 1 1 11, 65 gr. 11 j, 's morg. 7 u. 65 's uiidd. 1 u. 73 's av. 11 u, 64 gr. 12 siiu'ig. 7 u. 64 midd. i u. *72 gr. Weaicenteraad van VSissingen. Zitting van 11 augustus. Voorzitter de heer Gallen fels. Afwezig de heerThie- rens. Na de lezing en goedkeuring der notulen van de vorige zi'titig wordt voor kennisgeving aangenomen de roededee- ling des voorzitters dat de heer Tmerens wegens voortdu rende ziekte verhinderd is de vergadering bij ie wonen. De gemeentercketiing over 1862, bedragende in ontvang f248,858.8l£ en in uitgaaf f 245,008,33, wordt ter inzage gelegd en tot onderzoek gesteld in banden der heeren Rnyscb, van IJ ij e Pieterse en Hector. Achtereenvolgens zijn met algemeene stemmen goedge keurd de volgende rekeningen, welke bij de leden zijn rond geweest: a. van de gasfabriek, in ontvang f24,658,20£, ia uilgaaf f 13,591,164, goed slot f 1,067.04; b. van de evan gelisch luihersche diakonie.in ontvang f L246,6ó, in uitgaaf f 1013,20, goed slot f233,45; c. van de teekenschool, in ontvang f 364,204, in uitgaaf f 348,97, goed slot f 15,1 3£. Is ingekomen een adres van den broodbakker J. Otte, hetwelk wordt voorgelezen. De adressant geeft daarin te kennen dat bij den door onbekende oorzaak ontstauen brand in zijne bakkerij de aanwezige voorraad meel en bloem tegelijk geheel is vernield. Onbemiddeld zijnde, is hij zonder de hulp van anderen buiten staat zijn bedrijf voort te zetten; en hoewel hij dankbaar is voor de reeds genoten ondersteuning is het echter niet denkbaar dat hij geheele vergoeding voor de geleden schade ontvangen zal. Veel zou hij gebaat zijn door de teruggave van betaalde belasting voorliet verbrande meel, waarom hij verzoekt dat die belasting hem teruggegeven worde. De voorzitter deelt mede dat burgemeester en wethouders dit verzoek in handen hebben gesteld van den kontroleur, die als zijne meeuing, blijkens het voorgelezen rapport, beeft te kennen gegeven dat de als verbrand opgegeven meel voor raad hem, volgens het register van peiling en het peilbewijs, niet overdreven voorkomt en er in dit bijzonder geval wel termen aanwezig zijn tot eene gunstige beschikking op het verzoek. Bij de hieromtrent gevoerde beraadslaging zegt de heer Ruijsch dat het gronddenkbeeld van elke rijks of stedelijke belasting is: een gedeelte van de winst, door handel en nijverheid verkregen, tot onderhoud van den staat of der gemeente af te staan. Dit noemt hij een wettig en billijk beginsel. Maar daar waar een onvoorziene ramp den belas tingschuldige alles ontneemt, behoort men hem teruggave te verschaffen van datgene waarvan hij de stedelijke belas ting werkelijk reeds had betaald, maar dat hem vóór het gebruik, waaruit zijn winst zou voortvloeijen, geheel is ont nomen, wanneer hij overigens kan bewijzen niets van den verloren voorraad met uitzigt op winst gebruikt te hebben. Spreker acht het dus billijk en regtvaardig dat de belasting voor dat gedeelte wat werkelijk verbrand is aan den adres sant worde terug betaald, aangezien hij daarvan geen winst heeft kunnen genieten. De heer Mestdagh meent dat de verordening op de plaat selijke belasting reeds aanleiding geeft tot inwilliging van het verzoek, omdat zij alleen spreekt van belasting voor verbruik. De heer Uyttenhooven zegt dat, zoo hij zich plaatst op het standpunt van den kontroleur en der vorige sprekers, hij het billijke der inwilliging van het verzoek moet beamen maar zijn gezigtspunt leidt hem tot eene andere zienswijze. Otte heeft verloren een gebouw dat tot bakkerij was ingerigt, benevens meel en gereedschappen. De heer Versluijs heeft op die bakkerij eene aanzienlijke hypo theek, doch daarbij tevens de bepaling gemaakt dat het gebouw niet mogt worden verzekerd maar bij brand de schade voor den eigenaar bleef. De adressant heeft in dien wil van zijn geldschieter moeten berusten, doch nu moet ook op dezen, volgens spreker, de druk van het onheil val len. Van de bakkerij is echter geen sprake, maar van het tueel en de gereedschappen. Tot vergoeding voor heC ver lies hiervan heeft de adressant op zijne in het werk gestelde pogingen in de gemeente reeds meer dan f 400 ontvangen, welk bedrag met ruim f100 buiten de gemeente is ver hoogd, zoo dat hij f500 a f 600 ter beschikking heeft tot bestrijding van het verlies zijner granen, berekend op f 250, en der gereedschappen, welke zeker op niet meer dan fi50 moeten worden geraamd. Ontvangt hij nu teruggave van belasting, dan zou hij voordeel hebben zonder verlies. Daarom is spreker tegen de inwilliging van het verzoek, te meer daar men door het verzekeren tegen brandschade na te laten, zij het volgens godsdienstige gemoedsbezwaren, ook de middelen ongebruikt laat welke tot vergoeding van schade onder het bereik liggen. De heer Mestdagh zegt dat hij niet wil treden in een onderzoek der redenen voor het al of niet verzekeren der bakkerij, maar alleen te willen spreken over de vergoeding der schade. Wat ten aanzien dier vergoeding is gezegd kan niet worden ontkend, doch het bedrag der schade van gereed schappen bedraagt zijns inziens wel twee-of driemaal zoo veel als de som door den vorigen spreker genoemd. Dit gevoegd bij het verlies aan meel enz. maak de teruggave der betaalde belastingnoodzakelijk om het verlies weg te nemen. Het niet verzekeren der bakkerij is, volgens de zienswijze van den heer Ruijsch, den adressant niet toerekenbaaromdat, zoo als de heer Uyttenhooven heeft aangemerkt, de geld schieter die verzekering niet heeft gewild. In alle gevallen moet de teruggave van betaalde plaatselijke belastingen hier geschieden, even als dit plaats heeft van betaalden rijk3 akcijns bij wijn en andere artikelen welke zijn-verloren gegaan en niet gebruikt kunnen worden. De heer van Üije Pieterse meent dat hier van geene assu rantie sprake kan zijn. De vraag is: wat is wettig? en hierop is het antwoord: Otte verzoekt een „gunst" waar hij „regt" had moeten vragen. Dit principe straalt door in de verordening, waarin de teruggave van belasting voor alle niet gebruikte voorwerpen wordt bedoeld. Als de raad billijk is moet het verzoek van den adressant z, i. als een regt worden toegestaan. Ook de heer Schmidt verklaart zich voor de gevraagde restitutie op grond van regt. Zoodra hij kennis van het ver zoek bekomen had, meende hij dat het moest worden toe gestaan zonder daarbij op eenige kollekte of genoten ondersteuning te letten. De heer Hector is voor de teruggave, te meer daar de gemeente daardoor geen schade lijdt. De heer Uyttenhooven beantwoordt den heer Mestdagh ten aanzien van de waarde der bakkersgereedschappen; hij houdt staande dat die waarde gewoonlijk niet meer dan f 150 of f200 bedraagt. Hij is het overigens niet eens met de heeren Ruysch, van Uije Pieterse en Schmidt, dat er uit de verordening regt op restitutie voortvloeit. De onver wachte schade door brand enz. staat niet gelijk met andere teruggaven voor wijn enz. welke door lekkages als ander zins verloren gaan. Wanneer dus een bakker ten gevolge van een gril zijn graan ongebruikt laat of vernietigt, kan hij daarvoor geen restitutie ontvangen. Wat betreft de ziens wijze op godsdienstig terrein ten opzigte der verzekerin^ voert spreker nogmaals aan dat hoewel niemand meer dan hij vrijheid van godsdienstbegrippen verleent omdat hij die vrijheid ook voor zich verlangt uit dergelijke begrip pen voortvloeit dat men de middelen niet gebruikt welke ons ten dienste staan. De heer Hector wijst op art. 247 der gemeentewet, luidende: „Plaatselijke belastingen op voorwerpen van ver bruik treffen, zoo veel mogelijk, alleen het werkelijk verbruik bmnen de gemeente." Is het nu te staven dat geen gebruik heeft plaats gehad, dan moet volgens zijne raeening de resti tutie volgens de wet plaats hebhen. Volgens den heer van Uije Pieterse heeft dit artikel der gemeentewet bij het maken der verordening ten grondslag gelegen. Zoo men de betaalde belasting niet terug gaf, dan nam men een onzedelijk besluit. Hij brengt hulde aan het dagelijksdi bestuur omdat het verzoek in handen van den kontroleur is gesteld, en hij zou zich in de leden van den raad zeer vergissen als het verzoek niet werd toegestaan. De voorzitter zegt dat hij het verzoek wil inwilligen als een gunst maar niet als regt. Ten slotte is met 12 tegen 2 stemmen besloten om, over eenkomstig het advies van den kontroleur, het verzoek toe te staan. Tegen stemden de heeren Winkelman en Uijtten- hooven. Voorts is ingekomen en wordt voorgelezen een adres van de firma wed. A. Sterkman zoon te 's Hage, om onthef fing van boete wegens te late oplevering der basculebrug, alsmede een brief aan burgemeester en wethouders en daarop ontvangen antwoord van 30 september 1861. Op verzoek van den heer van Uije Pieterse wordt de in september 1861 hieromtrent gevoerde diskussie uil de notu len voorgelezen, waaruit blijkt dat de raad destijds het verzoek om verlenging van den termijn van oplevering heeft afgewezen, onder vrijlating aan de firma om zich, omtrent de gevolgen der vertraging, na goede er, rigtige oplevering van het werk, inet een verzoek tot den raad te wenden. De heer Ruijsch zegt dat hij zich, getrouw aan het begin sel, tegen elke ontheffing van boete in het belang van de firma wed. A. Sterkman Zoon moet verklaren. Het schijnt volgens spreker bij dat huis, gedachtig aan de spreuk „De aanhouder wint," eene vaste gewoonte te zijn elke beloopen boete door adressen te bezweren; de toegeeflijkheid op dit stuk oefent een zeer nadeeligen invloed uit en maakt elke verbindtenis krachteloos. Hij beschouwt het solliciteren om ontheffing van boete als een achterdeur welke bij de bereke ning wordt open gehouden. Slechts in hoogst zeldzame gevallen, waarin de vervulling van een kontrakt door force majeure onmogelijk wordt gemaakt, kan een verzoek om ontheffing in gunstige overweging komen; doch daar hier volstrekt geen gron<lige motieven worden aangevoerd, om dat ze niet bestaan, moet spreker zich in het belang der regtvaardigheid en der gemeente-financiën bepaald tegen elke ontheffing van boete in deze verklaren. De heer van Uije Pieterse zegt dat hetgeen hij verwachtte toen het besluit in 1861 genomen is thans is geschied. Hij vereenigt zich met hetgeen de heer Ruijsch heeft aangevoerd en wil niet veel tijd verspild zien aan eene nieuwe diskussie over eene reeds vroeger besproken zaak. Bij die bespreking is echter meer gezegd dan genotuleerd, namelijk omtrent het omvallen van den rondeelmuur. De firma Sterkman 8c zoon beweert dat de oplevering der brug ook door het instor ten van dien muur vertraagd is, doch destijds heeft de raad algemeen het denkbeeld gehuldigd dat, zoo de brug had gelegen, de muur niet zou zijn ingestort. Daar spreker ech ter den kostbaren tijd niet besteden wil aan het bespreken van reeds bekende zaken, zegt hij ten slotte dat hij zich be paald tegen de inwilliging van het verzoek moet verklaren. De voorzitter herinnert dat de oplevering der brug lang na den bepaalden termijn heeft plaats gehad en dat ten aan zien van meerdere kosten aan de firma reeds vroeger eene aanzienlijke koncessie is gedaan. Nadat de beraadslaging is gealoten wordt het verzoek in omvraag gebragt en met algemeene stemmen afgewezen. De voorzitter legt over eene missive van den heer de Groof. houdende kennisgeving dat de Zuid-hollandschc maatschappij tot redding van schipbreukelingen, gevestigd te Rotterdam, het voornemen heeft om te Westkapelle en Zoutelande eene reddingsboot te vestigen, met verzoek om geldelijke ondersteuning door de gemeente. De heeren Uijttenhooven. Ruijsch en Schmidt ondersteu nen om het zeerste het gedaan verzoek. De eerste noodigt den heer de Groof uit tot het geven van eenige nadere inlichtingen, vooral ten opzigte van het bedrag der te ver strekken bijdrage. De lieer de Groof zegt dat hij dat bedrag niet durft bepalen omdat hij met de fondsen niet genoeg zaam bekend is. Hij legt echter eene teekening van het plan over en deelt mede dat eene jaarlijksche bijdrage wordt verlangd, terwijl de kosten nagenoeg f 2000 zullen bedragen. De heer van Uije Pieterse meent dat men alleen het prin cipe zou behoeven aan te nemen tot het rerleenen eener bijdrage en het bedrag daarvan aan burgemeester en wet houders zou kunnen overlaten. Misschien zouden hiertoe, volgens hem, de fondsen der zeemans- en visschersbeurs, ten opzigte waarvan nog geene nadere regeling heeft plaats gehad, kunnen gebezigd worden. Ook de heer Uijttenhooven wil eerst doen uitmaken of eene bijdrage zal worden verstrekt, en de regeling van het bedrag en de wijze wanrop aan burgemeester en wethouders overlaten. -- Bij omvraag is hiertoe met algemeene stem men besloten. Nog is ingekomen een voorstel van kerkvoogden der nederduitsclie hervormde gemeente, om drie of vier plaatsen welke gewoonlijk in de bank der Groote of St. Jakobskerk, door de raadsleden bezeten, door dezen ongebruikt gelaten en alsdan door andere personen en kinderen bezet worden, aan hoofdofficieren of hooggeplaatste ambtenaren in huur uit te geven. Hieromtrent heeft eene langdurige diskussie plaats. Van verschillende zijden wordt gewezen op het onaangename dat die plaatsen vaak door kinderen bezet worden, maar men acht het toch niet raadzaam om die open plaatsen aan anderen uit te geven, omdat die bank, als eene onderschei- dingsbank, ten gebruike van den raad moet blijven en er omstandigheden kunnen plaats hebben dat alle leden van den raad, ook zij die tot een ander kerkgenootschap belmo ren, in die bank zitting nemen. Het weren der kinderen en vreemden uit die bank acht men te behooren tot de be voegdheid der kerkelijke policie, terwijl mende pogingen van kerkvoogden hiertoe toejuichte. Sommige leden l meenden dat dit verzoek van kerkvoogden niet door den i raad maar door de leden onderling behoorde te vvorden bc- j handeld, waartegen werd aangevoerd dat het verzoek aan den raad is gedaan en daarom de raad ook moest beslissen, te meer daar het is een bank welke tegen betaling van f 50 's jaars aan het gemeentebestuur is afgestaan.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 2