een opgewonden toestand verkeert en dus weinig slaapt, een goed gedeelte van den nacht voor het raam, de oogen gevestigd op den Dom en wachtende op het teeken van zijnvertrek. De zalmvangst doet zich steedsgunstig kennen. Maan- da» waren voor verschillende visscherijen te Ivralingsche veer ongeveer 500 ponden ter markt gebragt. De levende zalmen werden voor hooge prijzen gretig gekocht. Ook de kleine of zoogenaamde St. Jakobben gingen vlug van de hand. In de maand junij 11. zijn te Leeuwarden 23 runderen aan de longziekte gestorven en 10 te dier zake afgemaakt, 12 nieuwe beslagen aangetast en 15 beslagen gezond ver klaard, al welke cijfers weder vermindering aantoonen tegenover de maand junij 1862. De aanzienlijke verminde ring der ziekte zal nog heter kunnen blijken uit een over- zigt van bet getal gevallen gedurende liet le halfjaar van de jaren 1850 1863. dat hier volgt1850, 603; 1851. 1000; 1852, 1654; 1853, 1890; 1854,1826; 1855,1170; 1856; 324S1S57, 5497; 1858. 3910; 1859,1893; 1860,1568, 1861,1056; 1S62,4491S63, 345. Dezer dagen is te Frankfort een kongres van tand- heelmeesters gehouden. De vijfde bijeenkomst werd gepre sideerd door den beer Heuler uit Weenen. als voorzitter der vereeniging. Negentien wetenschappelijke punten zijn op dit kongres behandeld, waarvan de diskussiën vijf uren hebben geduurd. Het meeste belang boezemde deze kwestie in; Is het gebruik van suiker of het rooken schadelijk voor de tanden De vergadering, welke door ruim 100 leden werd bijgewoond, was van gevoelen, dat het rooken geen hinder aan tanden of kiezen te weeg brengt, terwijl het gebruik van suiker en andere zoetigheden, onder zekere omstandigheden, als nadeelig moet worden beschouwd. Vcrkoopingen en aanl>es<e«fiingen. Gisteren beeft alhier de aangekondigde verpachting van tienden plaatsgehad, welke heeft opgebragt f7636. De ver- paeh: ig ie Zierikzee heeft opgebragt f 3603,90, zijnde omstreeks f87 meer dan in 1862. JI. woensdag is ie Serooskerke ter verkoop aangeboden een hofsteedje met vier partijen bouwland, benevens de vruchten te velde; te zamen verkocht voor f'3846,06. Thermometers taml. 15 julij. 's av. 11 n. 62 gr. 16 's morg. 7 u. 62 'smidd. 1 u. 65 's av.ll u. 54gr. 17 'smorg. 7 u. 57 m's midd. 1 u. 63 gr. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van 14 julij. Voorzitter de lieer Callenfels. Afwezig de lieeren Schmidt, Thierens en de Groof. Na lezing en goedkeuring der notulen wordt de mededee- ling dat de heer Thierens door ziekte verhinderd is tegen woordig te zijn, voor kennisgeving aangenomen. Achtereenvolgens worden goedgekeurd a. een verzoek van het parochiaal roomsch-katholiek armbestuur tot af-en overschrijving op de begrooting van 1862; b. een voorstel tot het verleenen van gratiflkatiën aan de kommiezen der plaatselijke belastingen wegens verrigte bui tengewone diensten c. de rekening van den oogst der tienden over 1862, in ontvang en uitgaaf f 18S3; d. idem van den rijweg van VlissingenKoudekerke, in ontvang f 956,234, in uitgaaf f 150. goed slot f 806,234. e. idem van den rijweg van Middelburg —Vlissingen, in ontvang f2538,644, in uitgaaf f2360,76, goed slot f 177,884 f. idem van de stedelijke schutterij, in ontvang f1599,5Sj, in uitgaaf f 1488,694, goed slot f 110,S9, Wordt gelezen een ingekomen adres van G. de Ilaas c. s., betreffende de afwatering in de Slijkstraat. De adressanten brengen daarin onder de aandacht dat de Slijkstraat, ten gevolge liarerlage ligging, bij storm en hooge vloedon steeds onder water wordt gezet, zoo dat het water de woningen binnendringt. Hierdoor hebben zij bij den jongsten storm weder veel schade aan hunne meubelen enz. geleden, terwijl ook de gezondheid daardoor moet lijden. Bovendien staan vele gebouwen in die straat ten nadeele der verhuurders ledig ouidat de huurders den overlast van het water duchten. Om hieraan te gemoet te komen verzoeken adressanten dat liet reeds in de raadszittingen van 21 maart en 29 april be sproken doch als niet uil voerbaar verworpen plan toteene waterafleiding naar de binnenvest andermaal overwogen en de bestaande bezwaren weggeruimd mogen worden. De voorzitter herinnert dat deze zaak in den raad vroeger is ter s; rake gebragt en het toen gebleken is dat de bedoelde afwatering zoo niet onmogelijk, dan toch hoogst bezwarend is. Men heeft toen echter de verzekering ontvangen dat de staketsels weder in goeden staat zouden gebragt worden en daarom gemeend te moeten wachten tot het zal blijken of danrdoor de bezwaren niet zijn weggenomen. De heer ïtuijsch vraagt of et- deskundigen hieromtrent zijn geraadpleegd? Hij is in december jl. van de door het water in de Slijkstraat aangerigte schade getuige geweest en acht het wenscbelijk dat de bewoners dier straat zoo moge lijk van dergelijke plaag worden ontlast. De heer Uijttenhooven zegt dat de kostt-n en moeiten, volgens den gemeente-bouwmeester, groot zullen zijn. Daar het echter billijk is den leden van den raad gelegenheid te geven zich omtrent deze zaak op de hoogte te brengen, stelt hij voor eene kommissie te benoemen, die in overleg met den gemeente-bouwmeester een advies zal uitbrengen omtrent de meest geschikte wijze tot wegneming van het bezwaar en eene begrooting der hiermede gepaard gaande kosten indienen. Dit voorstel wordt door den voorzitter ondersteund, om dat de burgerij alsdan zal kunnen zien dat de raad niet ligt- vaardig over dergelijke belangrijke zaken heenloopt. Met goedkeuring der vergadering, die zich met het voorstel tot het benoemen eener kommissie vereenigt, wijst de voorzitter als leden daartoe aan de heeren Ruijsch, de Kruijff en van der Hijden. Voorts is ingekomen een adres van F. Wibaut c. s. betrek kelijk de afdamming van het Sloe, hetwelk wordt voorgele zen. Adressanten zeggen in den aanvang dat zij met belang stelling hebben gadegeslagen wat in den laatsten tijd in het naburige Middelburg is in het werk gesteld ter bevordering van de belangen dier gemeente met betrekking tot den zeeuwschen spoorwegen de veel besproken afdamming van het Sloe. Het groot belang van dien spoorweg voor de ge meente Vlissingen beamende, achten zij toch voor (lie gemeente, ja voor geheel Zeeland de vraag gewigtig, of voor dien spoorweg liet Sloe zal worden afgedamd of overbrugd, te meer daar beide stelselsin bekwame deskundigen tegen standers vinden. Adressanten ontzeggen zich de bevoegd heid om die vraag te beslissen, maar zij huiveren bij de gedachte aan een besluit der regering ten gunste van het verlangen der hoofdplaats dezer provincie, zoo niet vooraf- een naauwgezet, onpartijdig, op wetenschappelijke en prak tische gronden steunend onderzoek door deskundigen zal hebben uitgemaakt, of uit eene eventuele afdamming van het Sloe geen nadeelen kunnen omstaan die de voordeelen zullen verminderen of vernietigen, welke door den zeeuw schen spoorweg voor Walcheren en de naburige eilanden zullen ontslaan. Geen vooringenomenheid tegen de afdam ming of zucht tot tegenwerking uit vrees van zelve schade te zullen lijden bezielt de adressanten, maar zij hebben integendeel het algemeen belang op het oog en roepen tot de bevordering daarvan de medewerking van den raad in. Bij een overzigt der tegen de afdamming aangevoerde bezwaren, wijzen zij vooreerst op de algemcene vrees dat, wanneer het tegenwoordige vaarwater wordt vervangen door kanalen, zich omstandigheden zullen voordoen waarin de Weiter-Schelde wordt afgesloten van het vrije verkeer te water met Holland of althans dat verkeer belemmerd wordt. Men heeft daarbij het oog op de sluizen welke onafscheide lijk aan die kanalen verbonden zijn en voor de stoom-en scheepvaart veel oponthoud moeien veroorzaken; en op de mogelijkheid van het tijdelijk onbruikbaar worden van een der beide kanalen of wel van die door Walcheren en Zuid Beveland te gelijk, het zij door herstelling aan de slui zen, liet zij door het aan den grond geraken van schepen, door vorst of andere oorzaken. Wel is waar wordt dit alles door de voorstanders der afdamming vvederlegd, maar Adres santen zijn nog niet overtuigd dat die wederlegging op goede gronden steunt. Tegenover het gevoelen toch dat, wanneer het kanaal door Walcheren onbruikbaar is, het kanaal door Zuid-Beveland overblijft, staat de mogelijkheid dat heide te gelijk belemmering voor de scheepi aart kun nen opleveren. Het is evenzeer eene dwaling wanneer wordt beweerd dat bij liet beslaan van den spoorweg stoombooten en beurtschepen niet meer noodig zijn en de binnenvaart zal verminderen. De ondervinding loeh leert dat, hoe mc-er vertier door de verbetering dev kommunikatie-middelen ontstaat, hetgeen toch van het tot stand komen van den spoorweg voor Zeeland te wachten is, hoe meer ook de stoom- en zeilvaart toeneemt. Volgens het oordeel van adressanten zal de afdamming tegenover de genoemde bezwaren nog al beduidende voor deelen moeten opleveren, want het komt hen voor dat een natuurlijke waterweg verre te verkiezen is boven een kunst weg. Het is waaiscliijnlijk ook daarom dat, volgens het algemeen gevoelen, Rotterdam zich met meer grond ver heugt in de aanstaande verbetering van haren waterweg naar zee, dan wel Amsterdam in het vooruitzigt op het kanaal door Holland, In de tweede plaats vreest men bij afdamming van het S!oc algemeen eene verlanding, die, moge daardoor al niet het kanaal van Middelburg naar Vlissingen verzanden, waarvan bij sommige ervaren zeelieden sprake is. toch zeker de voor de scheepvaart zoo veilige reede van Raramekens zal doen verloren gaan. Dit bezwaar wordt wel weg gere deneerd, doch de ondervinding zal moeten leeren of dit op goede gronden geschiedt. De reede van RammekeDs, hoe zeer niet geschikt voor zeer diepgaande schepen, die daarom bij ruw weder naar Neuzen moeten loopen,schijnt toch niet zoo geheel onbruikbaar, als men nagaat hoe vele schepen dikwerf daar een toevlugtsoord zoeken, tot groot voordeel van de ingezetenen van Vlissingen. En hoewel adressanten meer liet algemeen dan het plaatselijk belang op het oog hebben, bezitten zij en degeheele bevolking der stad niet zoo veel zelfverloochening dat het voor hen onverschillig is of Vlissingen of wel eene andere gemeene de vruchten der scheepvaart plukt. Ook het verzanden van het walchersche kanaal zou, zoo het mogt plaats hebben, aan de binnenvaart van Vlissingen en het voormalig 4e distrikt van Zeeland en daardoor aan de welvaart en het vertier der geheele streek de hart ader afsteken. Een ander bezwaar dat uit de afdamming zou kunnen ontstaan is de vrees voor de veiligheid van geheele polders in Walcheren en Zuid-Beveland, waaromtrent wijlen de hoofd-ingenieur A. Schraver reeds in 1810 zijne meening in eene memorie heeft ontwikkeld. Ook de heer J. ab Utrecht üresselhuis was de zelfde meening toegedaan, het geen blijkt uit de brochure in 1813 doorhem uitgegeven: „Een brief aan een vriend over de afdamming van hel Sloe" en „Nog iets over de afdamming van het Sloe." Adressanten vertrouwen te hebben aangetoond dat de afdamming van liet Sloe niet slechts nu. maar vóór eene halve eeuw reeds bestreden is en wel door bevoegde beoor deelaars. Zij erkennen dat de gronden der bestrijding door anderen zijn wederlegd, maar huns inziens niet op eene afdoende wijze. Met terzijdestelling van plaatselijk belang meenen zij dat de opbeuring van handel, scheepvaart en nijverheid in deze provincie, na de verlevendiging der bron nen van aloude welvaarten vertier, grootelijks afhankelijk is van hetgeen met betrekking tot de besproken vraag zal worden besloten en tot stand gebragt. Volgens hunne innige overtuiging is een opzettelijk onderzoek naar de gevolgen eener afdamming van het Sloe voor Zeeland in liet algemeen en voor Walcheren in hetbijzonderaller dringendst noodig. Het is daarom dat zij zich lot den raad wenden met al den ernst dien het hoog gewigt der zaak vordert.ooi met nadruk te verzoeken op zoodanige wijze als hij zal verineenen nut tig tezij'r. te willen trachten om, vóór dat tot eenigen afdoen- den maatregel worde overgegaan, bij de regerin» het zoo noodzakelijk voorafgaand onderzoek te bewerken, dat in ieder geval heilzame vruchten dragen moet omdat óf de afdamming bij werkelijk overwegende bezwaren kan wor den verhoed, öf in het tegenovergestelde geval aan allen tegenstand voor goed een eind is gemaakt. Namens burgemeester en wethouders brengt de heer Uyttenhooven op dit adres rapport uit. Zij hebben met ernst van de aangevoerde bezwaren kennisgenomen en zich daaromtrent met den hoofdingenieur onderhouden, waar door zij tot de slotsom zijn gekomen dat het niet verwacht kan worden dat de regering in deze zaak beslissen zal zon der de vereisehte voorlichting, vooral daar reeds verschil lende zienswijzen van deskundigen hieromtrent aan den minister van binnenlandsche zaken zijn medegedeeld, ter wijl daarenboven de minister zich eerstdaags persoonlijk van den stand der zaak in deze provincie komt vergewissen. Burgemeester en wethouders geven aan eene afdammino boven overbrugging de voorkeur, en deelen niet de bezwa ren welke daartegen zijn ingebragt. Geen belemmering van het vrije verkeer te water met Holland is huns inziens to duchten, maar integendeel een veiliger en gemakkelijker vervoer daardoor te verwachten. Oponthoud achten zij ook niet denkbaar, vooral omdat het kanaal wel breed genoeg zal zijn orr. hij het vastzitten van een schip, eer. ander schip voorbij te laten gaan. De overbrugging komt hun minder wenschelijk voor, omdat daardoor beduidende hinder aan de scheepvaart wordt veroorzaakt, vooral door het gesloten zijn der brug bij het passeren der treinen. Ook de bezwaren betreflende de reede van Rammekens worden wederlegd, teiwijl eindelijk, zoo er vrees bestaat voor de veiligheid van polders in Zeeland, van de polderbesturen zeiven wel eene klagt zal opgaan. Burgemeester en wethouders achten het dan ook overbodig otu bij de regering op een onderzoek aan te dringen, daar dit reeds bepaald heeft plaats gehad en om dat zoodanige aandrang alleen strekken zou tot vertraging van ilen veeils lang verbeiden zeeuwsehen spoorweg, zoo dat zij. hoewel de goede bedoelingen der adressanten op prijs stellende, adviseren aan hen te kennen te geven dat er geen termen bestaan om aan hun verzoek gevolg te geven. De heer van Uije Pieterse brengt aan burgemeester en wethouders hulde voor hei uitgebragt rapporten hij onder stelt dat de adressanten tevreden zullen zijn bij liet verne men dat de gemaakte bezwaren grootenileels zijn wegge ruimd. De heer Pot zegt dat de bezwaren bij hem nog zijn toe genomen en de afdamming van het Sloe de doodsteek voor het 4e distrikt moet geacht worden, daar het voor dat dis trikt onmogelijk zal worden granen naar de hollandsche markt te brengen. Hij betreurt het dat burgemeester en wethouders dezerzijds geen onderzoek hebben doen instel len, te meer daar toch het oordeel van wijlen den ingenieur Schraver niet mag worden voorbijgezien. Zoo men zich grondt op kommerciële belangen, dan is het, volgens den heer van Uije Pieterse, te verwonderen dat de kamer van koophandel, in welker bezit Vlissingen zich mag verheugen, geen maatregelen heeft genomen om Mid delburg te wederstreven, doch slechts twee leden van dat ligcliaam het adres onderteekend hebben. In de gegeven omstandigheden zou hij een maatregel volgens liet adres overbodig achten, te meer daar de in 1810 door den heer Schraver gemaakte bezwaren ook wel zullen zijn onderzocht. De heer Mestdagh zegt dat hij zich verwondert dat het geheele 4e distrikt liet stilzwijgen bewaart, zoo het waar is dat er een onoverkomelijk bezwaar voor dat distrikt bestaat om granen in Holland ter markt te brengen. De heer Ruysch noemt de kamer van koophandel te Vlis singen slechts een consultatif ligcliaam. Als voorzitter daarvan heeft hij op uitnoodiging der leden eene vergadering belegd en, bij verschil van gevoelen omtrent de bestaande kwestie, het denkbeeld aangegeven om de ingezetenen den te Middelburg gevolgden weg te doen inslaan. De kamer heeft zich op een onzijdig standpunt geplaatsten eene kom missie benoemd om een adres op te stellen en den ingezete nen aan te bieden, waaraan gevolg is gegeven. Volgens den heer de Kruijff zullen vele schippers bij eene overbrugging na verloop van een paar jaar vvenschen dat die brug nooit ware lot stand gekomen, want door die brug zouden zij zeer veel oponthoud ondervinden, daarbij het passeren van treinen de brug steeds moet gesloten zijn en de schippers alsdan moeten wachten tot zij weder ge opend is. L'gt een schip in de brug bij het naderen van een trein, dan ontstaat daardoor ook groot gevaar zoo de trein niet tijdig genoeg kan worden gestopt. De klagten der schippers uit het 4e distrikt staan, naar sprekers meenrng, gelijk met de klagten eertijds van alle schippers bij liet ont staan der stoombooten. en wat betreft de vrees dat de granen uit het 4e distrikt bij eene afdamming voortaan naar België ter markt zullen moeten worden gebragt, merkt hij op dat altijd toch het kanaal van Walcheren en dat van Zuid- Beveland een doortogt naar Holland aanbieden. Hij ver eenigt zich met het advies van burgemeester cn wethouders. De heer Uyttenhooven sluit zich bij de gemaakte opmer kingen ten gunste der afdamming aan en verklaart zich tegen overbrugging, waartegen door deskundigen bezwaren zijn ingebragt. De heer Simons, ingenieur te Bergen op Zoom, verklaarde zich in een rapport vóór de overbrugging, waarmede de heer van der Kun, te 's IIage, zich vereenigde en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 2