N- 82.
MÏDDELBURGSCME
Donderdag
Editie van woensdag avond
ure.
AANBESTEDING.
Op vrijdag, den 17 julij 1SG3, des voormiddags ten 10
ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den commissaris
des konings in de provincie Zeeland, of bij zijne afwezig
beid. door een «Ier leden van de gedeputeerde staten, en in
bijzijn van den hoofdingenieur van den waterstaat, iu het
1 le district, aan het lokaal van het provinciaal bestuur, te
Middelburg, worden aanbesteed:
Het doen van eenige vernieuwingen aan
's rijks zeeweringen te Vlissingen.
Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrijving.
Het bestek ligt ter lezing aan liet lokaal van het ministe
rie van binnenlandsche zaken, aan dat van het provinciaal
bestuur van Zeeland, te Middelburg, en op alle zoodanige
plaatsen, alwaar gewoonlijk de bestekken van waterstaats
werken in gemelde provincie ter lezing gelegd worden.
Zullende den 7en en len dag vóór tie besteding de noo-
dige aanwijzing in loco worden gedaan, en voorts nadere
inlichtingen te bekomen zijn aan het bureau van den hoofd
ingenieur van den waterstaat jhr. Ortt, te Middelburg, en
bij den ingenieur van Dorth, aldaar.
's Gravenhage, 2-1- junij 1863.
Van wege den minister,
De secretaris-generaal,
J. SCHRöDËR.
De commissaris des konings in de provincie Zeeland ver
wittigt de belanghebbenden, dat de provinciale staten van
dit gewest eene openbare vergadering zullen houden op
vrijdag den 10 dezer, des voormiddags ten tien ure.
Middelburg, den 8 julij 1863.
De commissaris des konings voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN.
BI M EX LAX
Middelburg 8 jul\|.
De kommissaris des konings heeft gisteren avond de zo
mervergadering der provinciale staten van Zeeland geopend.
In deze zitting is inededeeling gedaan dat de heer C.
Schout Velihuijs, te Sluis, om redenen van gezondheid, zijn
ontslag als lui (Ier staten heeft genomen. Overigens bepaal
den de werkzaamheden zich tot de inededeeling van inge
komen stukken, het benoemen een er kommissie voor de
verzoekschriften en hetsjihtsen der vergadering in afdee-
lingen. Voor een en ander verwijzen wij naar het in dit
nommer opgenomen verslag-
Aan een gedeelte der leden van de provinciale staten
wordt heden en aan een ander gedeelte morgen door den
kommissaris des konings een diner aangeboden.
Bij het mededeelen van eenige bijzonderheden uit het
verslag door burgemeester en wethouders aan den gemeente
raad gedaan over het jaar IS62, hebben wij getracht, wat de
keus betreft der punten die we aanstipten, ons zoo veel mo
gelijk op een onzijdig standpunt te jilaatsen. Nogtans zou
bet dezen of genen kunnen voorkomen dat wij bij de scha
duwzijde langer hadden verwijld dan bij de lichtzijde
Maar, waarlijk, slechts een enkel lichtpunt hebben wij ter
naauwernood hier en daa- kunnen ontdekken. Hoe zwaar
ons die verklaring ook vallen moge. wij moeten haar hier
neerschrijven: bij het overzien van den toestand onzer ge
meente in 1862 doet zich bijna alles donker voor, en men
behoeft volstrekt niet tot de pessimisten te behooren om
bierin met ons eenstemmig te oordeelen.
Maar wordt er dan geen enkele gunstige inededeeling in
het jaarverslag aangetroffen? Zeer zeker: men vindt er
vermeld, en wij gelooven dit gaarne, dat ons archief op
voortreffelijke wijze geordend wordt, dat de schutterij goede
diensten bewijst, dat de openbare rust en veiligheid niet
verstoord zijn geworden, dat de brandbluschmiddelen in
goeden staat verkeeren, enz. Wij willen het gewigc dezer
tnededeelingen gaarne erkennen, maar wien zal het bevreem
den dat onze aandacht daarvan spoedig wordt afgetrokken
waar men ons als het ware te getnoet voert: de bevolking
vermindert, de armoede neemt toe, handel en nijverheid
kwijnen, de financiën verkeeren in weinig bevredigenden
•taatDit laatste wordt wel niet met ronde woorden gezegd,
maar wij durven het er gerust bijvoegen, en het zal ons
geen moeite kosten later deze bewering te staven.
De bevolking vermindert, de armoede neemt toe, handel
en nijverheid kwijnen, de financiën verkeeren in weinig
bevredigenden staat! Wat is er meer noodig om de overtui
ging te vestigen dat de toestand van Middelburg aller be
droevendst is.
Dezen openlijk te bespreken is een pijnlijke taak. maar
toch, wij gevoelen dat hetoogenblik daartoe gekomen is en
dat het onvergefelijk zijn zou zoo wij niet trachtten deoogen
e openen ran hen, die welligtnog wanen que tout va pour
le mieux dans le meilleur des inondes!" Het zal althans zijn
nut hebben dat de aandacht meer op dit onderwerp geves
tigd wordt. Eene schromelijke aanmatiging van onze zijde
zou het zijn, indien wij meenden bij openbaring van het
kwaad, tevens het geneesmiddel te kunnen voorschrijven;
maar toch willen wij van tijd tot tijdnaar mate de omstan
digheden (laartoe aanleiding geven.enkele wenken aan meer
bevoegden ter overweging aanbieden.
Sedert 1857 bepalen (le verslagen van burgemeester en
wethouders zich betrekkelijk handel en scheepvaart bloote-
lijk tot het overnemen van het o - ag 't welk door de ka
mer van koophandel en fabrieken alhier aan den kommissa
ris des konings wordt ingezonden, en opmerkelijk is het dus
dat dit verslag thans voor het eerst door eene inleiding wordt
voorafgegaan. Zj dient blijkbaar om op den ongunstigen
toestand opmerkzaam te maken, hoewel er wordt bijgevoegd
dat de handelsgeest niet geheel is uitgedoofd en dat zich nu
en dan daarvan gelukkigerwijze nog eenige sporen vertoo-
nen. Het zij ons echter vergund hier op le merken dat de
getuigen, die tot het bevestigen van het bestaan dier sporen
worden opgeroejien, slechts zeer onbestemd zich verklaren.
Ook burgemeester en wethouders schijnen daar niet veel
waarde aan te hechten, althans.zij laten op de aangehaalde
zinsnede onmiddellijk volgen dat deopbeuringof degeheele
ondergang van den middelburgschen handel afhangen van
eene al of niet spoedige verbinding van Walcheren met het
vaste land en het graven van een kanaal door Walcheren in
verhand met de afdamming van het Sloe.
Het verslag laat zich zeer bepaald uit ten opzigte van (len
handel in voortbrengselen van den landbouw. In ons vorig
nommer hebben wij de uitdrukkingen hierop betrekkelijk
vergeleken met die van vroegere verslagen. Wij zagen er
Uit dat de markt in granen in 1S5I nog al van beteekenis, in
IS54 zelfs aanmerkelijk genoemd wordt en dat verminde
ring eerst van 1858 dagteekent. Natuurlijk nemen wij de
feiten aan zoo als die in het verslag worden opgegeven, zon
der dat wij omtrent hunne juistheid een onderzoek kunnen
instellen, hoezeer het vermelde betreffende den handel in
1859 ons daartoe vrij dringend uitlokt. Hetgeen we daar'
lezen is ons toch niet regt verklaarbaar. De aanvoer uit de
Zeeuwsche eilanden, zoo lezen wij daar, was gelijk aan dien
in 1856 en I5b7 doch minder dan in 18é8, terwijl wij uit
het vorig verslag vernemen dat de handel in 1 Sö8 met België
belangrijk minder was dan anders en dat bet meerendeel
zich lot het binnenland bepaalde. Daar wij nu niet vermeld
vinden dat de binnenlandselie handel aanzienlijker was dan
vroeger, rijst onwillekeurig de vraag of men in de eerste
jaarverslagen omtrent den toestand niet wat al te gunstig
gestemd was.
In elk geval schijnt de graanhandel sedert 1859 zeer in
verval te zijn gekomen. De oorzaken die hiervoor worden
ojigegeven, en waarbij tnen welligtnog zou kunnen voegen
dat velen hunne iandhouwprodukten ter rotterdamsche
markt brengen, geven ons regt tot de onderstelling dat het
geen hierboven ten opzigte van den ondergang van den
middelburgschen handel in het algemeen gezegd is, vooral
ook op den graanhandel van toepassing is. Wij achten dit
punt van bijzonder gewigt, omdat in eene provincie wa <r
de landbouw het yoornaamste middel van bestaan uitmaakt
eene hoofdmarkt voor zijne voortbrengselen van groote
beteekenis is. Wij zouden te wjdloopig worden wanneer
wij hier het veelzijdig voordeel wilden nagaan dat er in het
bezit van een uitgebreiden graanhandel gelegen is. Alleen
vinde daarom hier de opmerking hare plaats dat. naar
onze meening, het nut en het voordeel, 't welk eene bloei*
jende graanmarkt oplevert, te veel worden voorbij gezien,
evenzeer als dat van den zoogenaauiden kleinhandel. Waar
van handel sprake is. Iet men menigmaal ten onregte uit
sluitend op den groothandel. Outzaggelijk veel waarde
wordt er soms gehecht aan het getal schepen dat men in de
groote vaart heeft, terwijl op den staat vaneen meernederi-
gen handel en op het debouché voor den kleinhandel veelal
te weinig wordt acht geslagen. En toch is het de laatste die
meer onmiddellijk voordeelen aan een groot gedeelte der
bevolking oplevert. Kan daarvan ook de oorzaak zijn dat
de resultaten van laatstgemelden handel meer aan de ulge-
meene opmerkzaamheid ontsnappen Niet enkele kolossale
foriuinen worden daardoor verkregen, maar de algemeene
welvaart is er voor een groot deel van afhankelijk. Men
lette hier vooral niet alleen op hetgeen men ziet, maar ook
op hetgeen men niet ziet. Niemand zal als het hoogste land
aanmerken destreek waar enkele bergen hunne kruinen on
afzienbaar hoog verheffen, maar wel deze waarvan de op
pervlakte over het algemeen die van andere in hoogte over
treft. De geringste takken van nijverheid mogen daarom
mede niet aan de opmerkzaamheid ontsnappen en ook tot
het opbeuren van deze gelooven wij dat verbetering der
middelen van genieenschap mede eene hoofdvoorwaarde is.
Dat bij den tegen woord igen staat onzer nijverheid wij
nemen het woord hier in zijne ruimste beteekenis de be
volking vermindert, kan geene bevreemding wekken, al
moet men toestemmen dat daartoe ook nog andere oorzaken
hel hare bijbrengen.
Het getal der personen die de gemeente verlaten hebben
bedraagt 262 meer dan dat van hen die zich hier gevestigd
hebben. Op eene bevolking van 16090 zielen is dat cijfer
aanmerkelijk. De beide vorige jaren heeft het zelfde ver
schijnsel, hoewel in mindere mate. zich voorgedaan, en raogt
het geregeld toenemen, onze bevolking zou binnen zeer
weinige jaren lot een zeer onbeduidend cijfer gebragt zijn.
Wij noemden het getal 262 aanzienlijk. Ten opzigte van de
welvaart der gemeen te wordt h-t echter nog van veel meer be
teekenis.wanneer men het niet geheel op zich zelf beschouwt,
maar met andere mededeelingi-n i» .ei !>a;.d brengt. Hei
verslag van den toestand van het armwezen leert ons toch
dat vele armlastigen uit andere gemeenten zich hier hebben
gevestigd, dagelijks nog komen vestigen en zicli in de ledige
woningen alhier nederzetten, waartoe zij zooiezen wij in
het verslag te gereeder worden uitgelokt door de onbe-
kromjien weldadigheid, zoowel van de bijzondere personen
als van de vele hier bestaande instellingen waarvan ook die
armen spoedig hun deel weten te verkrijgen. Is het getal
armen dus met van elders komenden vermeerderd en des
niettegenstaande de bevolking verminderd, dan zal daar,
voor zoo ver wij weten, ook geene verplaats.ng van eige
naren van groote improdnktieve kapitalen heeft plaats
gehad de vermindering wei moeten gezocht worden in
eene klasse van nuttige werkzame en daardoor voordeel
aanbrengende tnenschen. Het verlies dat door hun vertrek
geleden wordt, kan in dat ge* al zeker wel op het tienvoud
gerekend worden van heigeen de opgegeven cijfers schijnen
i.an le duiden.
Datonder omstandigheden als hierboven zijn aangewezen
ook de toestand der financiën bezwaarlijk gunstig zijn kan,
is ligtelijk na te gaan, evenzeer als dat de sedert jaren be
staande min gunstige toestand van deze ook op den bloei
der gemeente noodlottig terugwerkt. Het grootste gedeelte
der bevolking, zij die in handel, nering, ambachten en hand
werk hun bestaan zoeken, gaat onder de tegenwoordige
omstandigheden gebukt, en juist daarvan worden groote
offers gevergd. De belastingen op voorwerpen van verbruik
bragten immers ruim f 162.000 op, terwijl aan direkte be
lastingen (opcenten oj) 's rijks direkte belastingen en hoof-
dehjken omslag) slechts ruim f ll.UOO werd g. heven.
Wij moeten echter thans over dit punt vlugtiger heen
stappen dan het belang der zaak sell nt ie eischen. maar wij
stellen ons voor binnen kort de inrigiing van onze plaatse
lijke belastingen te vergelijken met die van andere gemeen
ten, waarvan het aantal inwoners aan dat van Middelburg
het meest nabij komt. Wij zullen dan tevens de redenen
uiteenzetten welke ons doen wenschen dat de ingediende
wetsontwerpen tot wijziging van 's rijks belastingstelsel
worden aangenomen, waardoor de gemeenten alsdan ge
noodzaakt zullen zijn hun belastingstelsel in den zelfden
geest te hervormen.
Maar is nu de wijze waarop de helastingen verdeeld zijn
vooral drukkend voor de ingezetenen en belemmerend voor
den bloei der gemeente, ten opzigie van den slaat van het
financiewezen zijn het vooral de uitgaven die eene zorgvul
dige herziening en strengen toets vorderen. De omstandig
heden wij erkennen dit gaarne te dien aanzien zijn
voor Middelburg niet gunstig. Als overblijfsel van een
groote druk bevolkte stad zijn er thans een aantal grachten,
straten en pleinen waar de huizen nog slechts zeer schaars
vertegenwoordigd worden, maar (lie toch belangrijke som
men tot onderhoud vorderen. Daarbij blijfi het kostbare
onderhoud vau een desniettemin schier onbruikbare haven
een kanker die voortdurend aan onze financiën knaagt. Een
zuinig beheer kan zeker op het bedrag dezer onvermijde-
l.jke uitgaven van grooten invloed zijn, maar zwaar zullen
zij steeds blijven drukken op de schouders der burgerij, ten
ware meerdere bevolking het torschen van den last ligter
mogt maken en de regering lot verbetering van onzen wa
terweg te hulp komt. Maar reeds van dit oogenblik moet
het denkbeeld geheel worden uitgeroeid dat Middelburg als
de hoofdplaats eener provincie zekeren staat heeft te voeren,
dat het verpligt is uitgaven te doen die andere gemeenten
van gelijke bevolking zich met zouden getroosten. Wat
niet aller noodzakelijkst is, moet het is meer dan tijd
vermeden worden. En bij de innige overtuiging die wij
daaromtrent voor ons zeiven hebben, mogen wij wel de
vraag ook tot anderen rigten of het huishoudelijk beheer
der gemeente niet op te groote leest is geschoeid of op de
uitgaven voor policie, hij eene zoo rustige en welgezinde
bevolking als ne onze, niet te bezuinigen valt; of niet
onze straatverlichting, al is zij verre van schitterend, te
kostbaar is; of de uitgave van ruim f 4000 voor het gym
nasium, waarvan in de laatste vijf jaren 10, 13, hoogstens
15 leerlingen hebben gebruik gemaakt, wel geheel kan ge-
regtvaardigd worden? Eene blijde boodschap zou de ver
schijning der eerstvolgende gemeente begrootiag wezen,
indien zij blijken droeg van een ernstig streven om de
meest mogelijke zuinigheid te betrachten.