MIDDELBURGSCHE
C 0 U RAN T.
N"' 81.
Dingsdag
1863.
7 Julij.
1 ^/J-N
Kditie van maandag avond 8 ure.
Middelburg 6 julij.
De eerste kamer der staten generaal heeft vrijdag de vol
gende wetsontwerpen aangenomen: 1lot verhooging van
hoofdstuk IV A. der staatshegrooting voor 1863 (gevange
nissen); 2. tot regeling van het fonds voortspruitende uit
koopprijzen van domeinen over de dienstjaren 1801, 1862
en 1863; 3. tot onteigening van perceelen tot verbreeding
der zoogenaamde rnuntslnis te Amsterdam; 4. tot verande
ring der grensscheiding tusschen de gemeenten Bergh en
Gendringen; 5. tot goedkeuring van eene ruiling tusschen
den staat en de gemeente Amsterdam en 6. tot onteige
ning van perceelen ten behoeve der verbreeding van de
St. Anthoniusstraat te Maastricht.
Alleen over het eerste wetsontwerp had eene korte dis-
kussie plaats tusschen de heeren van Andringa de Kempe-
naer, van der Lek de Clercq en den minister van justitie.
In de zitting van znturdag heeft de kamer de volgende
wetsontwerpen in behandeling genomen 1. tot verhooging
van hoofdstuk V (binnenlandsche zaken) der staatshegroo
ting voor 1863 (scheepvaartkannlen in Groningen enz.);
2. tot aflossing der door het rijk gewaarborgde schuldbrie
ven. ten Jaste van 's rijks overzeesche bezittingen; o. tot
goedkeuring van eenige artikelen der met Belg.gesloten
overeenkomst tot regeling der wateraftappingen uit de
M aas; 4-. tot bekrachtiging van eenige artikelen der konces
sie tot het aanleggen en exploiteren van een spoorweg van
Samarang over Socrakarta naar Djokdjokarta; 5. tot goed
keuring van verschillende bepalingen van een Nederlandsch
Belgisch verdrag tol afkoop van den Scheldetol en tot ver
mindering der loodsgelden op de Wester-Schelde, en 6 tot
goedkeuring van verschillende bepalingen van een Neder
landsch-Belgisch handels- en scheepvaartverdrag.
De minister van binnenlandsche zaken betoogde, bij de
behandeling van liet eerste wetsontwerp, dat het gemis van
het regt van amendement hier geen bezwaar was tegen de
zamenvoeging van de subsidiën voor de scheepvaartkatialen
in Groningen, de uitwatering in Zeeland en voorde haven
van Middelharnis, omdat het hier oude bekende zaken gold.
waarvan hij het rijksbelang aantoonde. Over enkele andere
wetsontwerpen werd mede door sommige leden nog korte-
lijk het woord gevoerd. Het resultaat was dat al de wets
ontwerpen met algetneene stemmen werden aangenomen.
De kamer is daarop tot nadere bijeenroaping gescheiden.
Bij de tweede kamer zijn de volgende wetsontwerpen
aanhangig gebleven: tot. goedkeuring van het traktaat
van handel en vriendschap met Liberia; 2, de geneeskun
dige wetten; 3. de belastingwetten; 4. voorzieningen bij
wanbetaling van boeten in strafzaken; 5. tot verhooging
der grondbelasting in Limburg; 6. de regterlijke indeeling,
en 7. tot verhooging van hoofdstuk VIII der staatshegroo
ting voor 1863.
Jl. zalurdag is naar het burgerlijk en militair huis van
verzekering gebragt zekere G. Wouters, van beroep ketel
lapper, wonende in de Kuiperspoort alhier, verdacht van
poging tot brandstichting. Hij schijnt namelijk in den vroe
gen morgen in eene bedstede welke hij onlangs had
geteerd, opzettelijk of onopzettelijk, een pot mei vuur te
hebben geplaatst. Reeds een tweetal planken waren aan het
branden, toen de buren door den rook opmerkzaam werden
gemaakt, zoo dat de brand vóór de uitbarsting werd ge-
bluscht. Ware dit niet het geval geweest, dan had deze
zeer belangrijke gevolgen kunnen hebben.
Den zelfden dag zijn nog in het burgerlijk eri militair
huis van verzekering alhier overgebragt twee dijkwerkers
van Westkapelle, welke verdacht worden van in den nacht
van 27 en 28 junij jl. uit eene bakkeet eener hofstede in de
gemeente Meliskerke door middel van braak te hebben ont
vreemd eenige kleedingstukken en huishoudelijke benoo-
digdheden, waarvan de rijksveldwacht is op bet spoor ge
komen.
Uit Kruiningen schrijft men ons;
„Wanneer ik u iets mededeel nopens den staat der veld
gewassen, dan zal het zeker geene bevreemding wekken als
ik in de eerste plaats over het koolzaad spreek, dat zoo lang
op de velden vertoeft, en vooral bij zijne bloeijing zulke be
koorlijke tafereelen in hetgroene plantenkleed vormt. Werd
het bij zijne opkomst door vraatzuchtige insekten gekweld
zoo zelfs dat vele landbouwers het tot drie malen toe herzaai-
jen moesten, de zachte winter droeg daarentegen veel tot
zijne ontwikkeling bij, en deed nagenoeg de sporen der ver
nieling verdwijnen. Na het bloeijen schreef ik u, dat de
vruchtzetting zich voortreffelijk liet aanzien. De onder den
last der goed voorziene peulen buigende struiken bevestigen
dit ten volle. Het is van honigdauw en andere schadelijke
invloeden bevrijd gebleven. Thans is het rijp, en hier en
daar reeds voor den sikkel des snijders gevallen.
„De tarwe die uitmuntend staat is veelal zwaar. De hal
men zijn stijf en dragen goede aren. Hetzelfde is ook van
toepassing op de rogge. De witte tint, die deze reeds aange
nomen heeft, verkondigt de nadering des oogstes.
„De erwten en paardenboonen zijn welig gewassen, en
hebben volop gebloeid. Voor zoo ver het zich thans laat
uanzien beloven de vele peulen, welke uit die bloesems ont
stonden, een ruim beschot. De zomer en wintergerst laat,
even als de haver, weinig te we.ï5C,>$n over. De paarden peen
en mangelvrortelen zijn in hun besten groei en ontwikke
len zich voordeelig.
„De zomer- zoowel als de winter-aardappelen staan voor
treffelijk. De eersten leveren een goed beschot en zijn lek
ker ran smaak.
„Van de jarige raeede wacht men eene milde opbrengst,
terwijl dein het voorjaar geplante in het algemeen goed
staat.
„De hooiweiden zijn niet zeer ruim voorzien, hetgeen
voornamelijk aan het drooge voorjaar wordt toegeschreven.
„Eindelijk kan ik mijne mededeeling r.iet eindigen zon
der nog een woord aan het vlas te wijen, dat bijna overal
uitmuntend staat en gezonde zaadcellen draagt. Ofschoon
dit slechts korten tijd op het veld aanwezig is, schenkt het
met zijn lancetvormige bladeren en blaauwe bloemenkroon
eene liefelijke afwisseling aan de eenvormige akkers, waar
van de aanblik toch immer veel aantrekkelijks heeft."
Het gerucht, dat sedert eene week geloopen heeft, vol
gens hetwelk de heer Loudon, thans komtnissaris des ko-
nings in de provincie Zuid-Holland, benoemd zou worden
tot Initenant-goeverneur-generaal van Nederlandsch-Indië
houdt aan, en men voegt er thans bij dat de lieer F. G. A.
Gevers Deynoot, burgemeester van 's Gravenhage, in dat
geval in aanmerking zou komen om hem in de waardigheid
van kotnmissarisdes koningsin Zuid-Holland op te volgen.
Men denkt dat Z. M. de koning spoedig weder van
's Hage naar liet Loo zal vertrekken. Voor een paar dagen
is gemeld dat de prins van Oranje eenigzins onverwachts
uit Parijs in de residentie was teruggekeerd. De Rotter-
damsehe courant meldt eve.Jat Z. K. TI nog niet
spoedig wordt terugverwacht, omdat hij uit Londen een
vernieuwd bezoek aan 't fransche hof zou brengen.
Z. M. de koning heeft vrijdag middag ten vijf ure in een
bijzonder gehoor ontvangen mgr. de Oreglia de St. Stefano,
nieuw benoemd nuntius van Z. II. den paus bij het ne-
derlandsche hof, tot het overhandigen zijner geloofsbrieven
Volgens een ter oore gekomen gerucht, dat veel schijn
van waarheid heeft, maar waarvoor wij echter niet kunnen
instaan, zou het den heer Jager, koncessionaris voor del
doorgraving van Holland op zijn smalst, te Londen gelukt
zijn aldaar het ontbrekende kapitaal voorde kanaal-leening
te verkrijgen. {Delijd.)
Uit Delft schrijft men ons van 2 dezer
„Delft is zijn feriën ingegaan. Examens van overgang,
eind-exaiuens, ad missie-examens; examens voor aspirant
ingenieurs, examens voor aspirant-ambtenaren oost-indi-
sche dienst, eerste of tweede klasse, 't is alles voorbij. God
dank! dat we zoo ver weer zijn, Zoo'n gansche inaand junij
van admissie- en overgangs- en eind-examens te hooren
spreken; de kansen te hooren berekenen dezen in vrees te
zien voor de wraak van leeraar A., wien hij een paar malen
fouten in zijn plus- of rainussen, in zijn x-en of ij-en, op
't zwarte bord, heeft aangetoond; genen zijn argwaan te
hooren uiten ten opzigte van den leeraar B., die in den
Stud.-almanak een paar felle hatelijkheden naar't hoofd
heeft gekregen (en de argwanende was redakteureen
derden te zien huiveren bij 't hooren reeds van den naam des
gevrcesden grooten Oosterlings; kortom dezen dit en dien
weer dat te zien doen of te liooren zeggen, dat telkens weer
aan „examen" herinnert; van dezen of van dien of van ge
nen in allerlei famieljesbij thee-bezoek, op koncerten,overal,
belangstellende bloedverwanten, vrienden, vriendinnen aan
te treffen, (lie u vragen, hoe ge denkt over neef? en die ver
moeden, dat die goede X. zich overwerkt, hij ziet er zoo
naar uit, en die, in casu van teedere liaisons vol enthusiasrae
met u redeneeren over sarongs en sambal enz., maar op eens
haperen enneerslagtig worden, het denkbeeld vóórhaar fan
tasie opdoemende van eengedropen aspirant,haar „mostbe
loved," 'tis, alles zaamgenomen, vervelend, akelig verve
lend, 't is om te spijen, zoo als de gelderschen zeggen. En
daarom Goddank! dat we alles achter den rug hebben.'Ver
leden dingsdag zagen we weer een aantal ineengedrukte
hoeden langs onze grachten loopen en rijden, 't Waren de
hoofden der gelukkige ambtenaren, die met dat overwin-
ningsteeken prijkten. Reeds een week vroeger waren even
zoo de hoeden der gelukkige ingenieurs verongelukt, be
zweken onder de slagen cn stompen der gelukwenschende
vrienden. Komt ge ooit in Delft en ziet ge jongelingen met
ingeslagen hoeden en huizen met vlaggen, let dan op de
teekenen der tijden; de kooibinatie zegt onfeilbaar: 't laatst
van junij, eindexamen geweest.
„Van daag is dc tentoonstelling van oudheden geopend.
Wel mogen de leden der hoofdkommissie elkaar een zeer
hartelijk gemeend: „Goddank! dat 's achter den rug" toe
roepen. liet zwaarste deel van hun taak is afgedaan Ge
hebt wis den katalogus al onder de oogen gehad. Cirka
4300 nommers. liet inzenden van voorwerpen begon in de
laatste helft van met; maar aanzienlijke bezendingen, bijv.
uit 's Hage en Rotterdam, arriveerden eerst zeer laat; van
daar dat de katalogus eigenlijk uit drie deelen bestaat, een
eerste gedeelte, een tweede gedeelte, waarin de laat ingeko
men voorwerpen, en dan nog een supplement. Stel u nu
even voor wat veelvoudige werkzaamheden er alzo» te ver-
rigten waren; begin met 't ontpakken van allerlei bezen-
dingen, van daag een, morgen geen, overmorgen zes enz.;
zie u eindelijk omringd van een waren chaos van voorwer
pen uit minstens achttien eeuwen ga aan 't ordenen en
rangschikken volgens tweeërlei beginsel1naar den tijd,
waaruit ze afkomstig zijn; 2. naar hun aard, naarmate ze
van huiselijk leven, van nijverheid, van beoefening der
schoone kunsten, van de geleerdheid enz. onzer voorvaderen
prod tikten en afspiegelingen zijn intusschen krijgt ge haast
eiken dag weer nieuwe bezendingen uit te pakken, moet
dikwijls eerst onderzoeken tot welken tijd, tot welke kate-
gorie ge 't een of ander te brengen hebt, katalogiseert al uw
bïst, zijt eerzuchtig genoeg om uw katalogus door en door
goed te willen maken, geeft dus op ullerei punten zeer be
knopte en duidelijke ophelderingen, waarlijk een rente
nier had 't makkelijker dan onze hoofdkommissie in de
laatste twee maanden.
„Met hare gewone grondigheid en diepzinnigheid hebben
al de couranten, die ik althans onder de oogen kreeg, van
den katalogus sprekende, juist datgene onvermeld gelaten,
wat zijn hoofdverdienste uitmaakt. Dat een verdeeling iu
vier tijdvakken eraan ten grondslag is gelegd, hebben ze
alle vermeld. Maar dat de voorwerpen, die te zamen een
tijdvak vullen, behoorlijk geschifcen gerangschikt zijn, daar
hebben ze niet van gesproken. En toch is zulk een schik
king en rangschikking veel moeijelijker, maar tevens veel
verdienstelijker en r. tiger dan dc eenvoudige ordening
naar chronologie. Het twééde tijdvak b. v. loopt van 1579
tot 1725. Maar wat er toe behoort, is gerangschikt volgens
de rubrieken maatschappelijk leven, krijgswezen, kerkelijk
leren, lm issel ijk leren, kunsten, nijverheid. Elke rubriek is,
zoo noodig, weder onderverdeeld. Hu issel ijk leven b. v.
heeft tot onderdeelenameublement, serviezen, tafel-en
keukengereedschap, zeden en gebruiken, kleeding. heeren
en dames-toilet, handwerken, kinderspeelgoed.
„Van de indeeling der voorwerpen sprekende, wil ik ueven
opmerkzaam maken opeen kolossalen blunder in het voor
woord van den katalogus. „Bij het zamenstellen van dezen
katalogus, zegt de steller van het voorwoord, heeft de hoofd-
kommissie der tentoonstelling in beginsel aangenomen, om,
zoo veel mogelijk, eene historisch-politische indeeling te
volgen." Kurieus genoeg, de steller heeft öf van de inrigting
des kataloogs niets geweten, óf van de beteekenis van poli-
tisch geen flaauvv begrip gehad. We hebben alle reden om
te gelooven, dat hij lid van de hoofdkommissie is, en dienen
dus aan te nemen, dat hij noch genoeg grieksch kent. noch
zelfs genoeg van de hedendaagsehe beteekenis van politisch
op de hoogte is, om te weten dat polifeia een staat en dat
politisch volgens staten of staatkundig beteekent. Politi
sche geografie staatkundige opgave, beschrijving enz.
van de staten als zoodanig. Politische indeeling dus vol
gens de staten, of, voor ons land, volgens de provinciën. En
nu vindt men op pag. 59 zeer broederlijk bij elkaar de nom
mers 1349, 50 en 51, zijnde een horologie van Catharina
II van Rusland, een gouden snuifdoos van Fredenk den
Groote, een bokaal met wapen en borstbeeld van Willem
III, den beroemden koning-stadhouder! Zoo gaat't tegen
woordig. Men wil groote woorden, zonder te weten wat ze
hetcekenen, en koppelt Rusland en Pruissen met de Veree-
nigde Nederlanden te zamen, als men van politische indee
ling spreekt, 't Is hier de plaats nietanders zou ik nog wel
andere zonden van het voorwoord onder uwe aandacht
kunnen brengen. Dat het, zoo als 't daar voor me ligt,
door de kommissie in haar geheel zou ontworpen of ook.
maar bediskussiëerd zijn, is me bij de voortreffelijkheid van
den katalogus zelf ondenkbaar, en alleen uit verdeeling van
den arbeid te verklaren.
„Elk wat wils" mogt wel het motto op dezen katalogus en
het opschrift voor 't gebouw der tentoonstelling zijn. Maar
juist de groote verscheidenheid, het bonte allerlei maakt het
voor een verslaggever, die maar over een beperkte ruimte
beschikken kan, haast ondoenlijk zijn pligt te vervullen. Ik
althans onttrek me voorloopig aan den pligt, om uwe lezers
een denkbeeld van de tentoonstelling te geven. Mogelijk,
waarschijnlijk zelfs, kom ik u later wat plaats vragen, niet
voor eene beschrijving van 't geheel, maar voor wat parlage
over enkele zaken en punten. Thans neem ik meteen „kom
en zie" mijn afscheid.
„En de plegtige opening? vraagt ge. Mijn waarde vriend
ik ontmoette van middag een medewerker van een onzer