MIDDELBURGSCHE
C
O U R A N
T.
Dingsdag
r 78.
1863.
Editie van maandag avond 8 ure.
De minister van binnen'andsche zaken, in aanmerking
nemende dat in den bij liet koninklijk besluit van 30 maart
1863 no. 18, behoorenden staat van de perceelen. welke ten
behoeve van den spoorweg van Bergen up Zoom naar Goes
zijn te onteigenen, misstellingen hebben plaats gehad
voor zoo veel betreft de gemeenten Rilland, Krabbendijke,
Schore. Kapelle en Kioetinge, dat toch die staat is te verbe
teren als volgt
Gemeente Rilland
regel 26 staat: 02.13 zijkant weg 65.60 C 134, Klijn, Fre-
derika Johanna, wed. W. H. Zimmerman en mede
eigenaren.
lees: 02.13 zijkant weg 65.60 B 131. Klijn, Frederika Jo
hanna, wed. W. II. Zimmerman en mede-eigenaren,
regel 33 staat: 13.11 zijkant weg 32.40 B 133, Klijn, Fre
derika Johanna, wed. W. H. Zimmerman en mede-
eigenaren.
lees: 03.14 zijkant weg 32.10 B 133, Klijn, Frederika Jo
hanna, wed. W. H. Z mmerman en mede-eigenaren.
Gemeente Krabbendijke
regel 101 staat: 11.88 huis en erf 1.75.70 A 111, idem,
lees: 11.88 huis en erf „75.70 A 111, idem.
Gemeente Schore:
regel 39 staat18.70 bouwland 60.60 D 653, Blaakhert,
Geert Corn., wed. A. P. Dronkers.
lees: 18.70 bouwland 60.20 D 653, Blaakhert, Geert Corn.,
wed. A. P. Dronkers.
Gemeente Kapelle:
regel 53 staat: 23.06 bouwlaud 1.62.10 B 5 bis, Vos van
Hagestein, Adrianus.
lees: 33.06 bouwland 1.62.10 B 5 bis, Vos van Hagestein,
Adrianus.
regel 60 staat: 02.82 wissebosch 50.10 A 25, idem.
lees: 02 89 wissebosch 50.10 A 25 idem.
regel 76 staat01.37 bouwland 1.65.70 A 27, Wisse Pz.,
Paulus.
lees 01.37 bouwland 1.65.50 A. 27, Wisse Pz., Paulus.
Gemeente Kioetinge:
regel 19 staat: 01.16 zijkant weg 11.61 D 332, Kioetinge,
den amhachtsheer.
lees: 01.64 zijkant weg 14.64 D 332, Kioetinge, den am
bachtsheer.
Gezien het koninklijk besluit van 30 maart jl., no. 18. en
den daarbij behoorenden staat, opgenomen in de Staats
courant van 19 en 20 april jl., no. 93.
Bepaalt, dat de misstellingen met de verbeteringen alge
meen zullen worden bekend gemaakt op gelijke wijze als
ten aanzien van de aanwijzing is geschied.
's Gravenhage, den I5denjunij 1S63.
Van wege den minister,
De secretaris-generaal,
J. SCHRÖDER.
BIMEKLAN».
middelburg 39 juuij.
Nadat de eerste kamer der staten generaal II. donderdag
het wetsontwerp tot verhooging van hoofdstukVIder staats-
begrooting voor 1863 (pantsering van schepen) met 32
tegen 5 stemmen had aangenomen (waarbij de heeren de
Kempenaer, Cost Jot dens, van der Heim. de Villers de Pité
en Cremers tegen stemden) zijn nog de volgende wetsont
werpen met algemeene stemmen aangenomen 1. tot nadere
regeling van het tijdstip waarop de wet houdende eene
nieuwe reglerlijke indeeling, zal in werking treden, waarbij
de heer van Nispen van Sevenaer aandrong op spoed ten
opzigte van het maken der wetten, neodig tot invo-rmg der
reglerlijke organisatie; 2. tot goedkeuring van eenige arti
kelen der overeenkomst met Spanje tot wering van de
nadruk; 3. tot naturalisatie van F. H. Eisinger en 5 andere
personen 1. tot vereeniging der gemeenten Spaarnwoude.
Haarlcmmerliede, Houtrijk en Polanen en Zuidschalkwijk
5. tot vaststelling van uitgaven wegens verstrekkingen door
het departement van oorlog, dienst 1863; en 6. tot verhoo
ging van hoofdstuk V der siaatsbegrootiug voor 1863 (kos
ten van verbetering van scheepvaartkanalen in Groningen
en van kalamiteuse poldersin Zeeland).Vervolgensisin eene
zitting met gesloten deuren beraadslaagd over het huishou
delijk budget der kamer.
Zaturdag heeft de eerste kamer het wetsontwerp tot het
verleenen van vrijen invoer van grondstoffen voor de nijver
heid in Nederlandsch lndjë. met algemeene stemmen aan
genomen en vervolgens tegen heden aan de orde gesteld de
beraadslagingen over de wetsontwerpen tot definitieve
vaststelling van hoofdstuk IX der staatsbegrooting voor
1863 en tot nadere regeling van het gebruik van het kolo
niaal batig slot over 1S60, en 3. tot regeling der exploitatie
en bekrachtiging van eene koncessie tot exploitatie dei-
staatsspoorwegen.
De tweede kamer heeft een gedeelte der zitting van don
derdag en de geheelc zitting van vrijdag en zaturdag gewijd
aan de behandeling van het met België gesloten traktaat,
nopens de wateraftappingen op de Maas. Ten slotte is dat
wetsontwerp met 36 tegen 30 stemmen aangenomen. Tegen
stemden de heeren van Heiden Reinestein, Begram, Hoek
water, van Lijnden. Tutein Nolthenius, van Nispen, van
Lidth de Jende. Mijer. Meijlink. Wintgens. Kerstens, van
Goltstein, van Asch van Wijk. Goilefroi, de Brauvv, Gevers
Deijnuot, Heemske-k Az.. -Jfo Veen. Tuets uin Amc-
rongen, de Lom de Berg, van der Poel. Groen van Prinste-
rer, Kien, van Foreest, Storm van 's Gravesande, Lijcklama,
Hoffman, van Voorthuysen, van Wintershoven en Schim-
melpenninck.
Afwezig waren de lieeren: Wichers, Dirks, van Bosse,
Hoynck van Papendrecht, van Heemstra en Poortman.
In de zitting van heden zijn met algemeene stemmen aan
genomen de wetsontwerpen 1. tot afkoop van den Schelde-
tol en vermindering der loodsgelden op de Wester-Schelde,
en 2. het nederlandsch-belgisch handels- en scheepvaartver-
drag, alsmede dat tot verhooging van hoofdstuk V der
staatsbegrooting voor 1863. Daaronder komt een post voor
van f206,000, te verdeelen over vier jaren, tot verbetering
der uitwatering in het 1-e distrikt van Zeeland).
Het lot dat de beide wetsontwerpen op de exploitatie dei-
staatsspoorwegen bij de eerste kamer te wachten staat, laat
zich reeds met zekerheid voorspellen, want de meerderheid
heeft zich in de afdeelingen voor de partikuliere exploitatie
veiklaard, die door de regering wordt voorgesteld. Men
nam deze gelegenheid waar ora te klagen dat de aanleg der
spoorwegen niet overal met den gewenschten spoed voort
gaat en dat men bijv. nog altijd wacht op een besluit om
trent het Sloe, en of er al dan niet eene overbrugging van
het kanaal van Walcheren zal plaats hebben. Omtrent dit
laatste laat de minister van bmnenlandsche zaken zich in
zijn antwoord niet uit, maar omtrent het eerste geeft hij de
verzekering dat de vraag, of het Sloe al dan niet met een
dam zal worden overgegaan, tijdig zal beslist worden. Hij
deelt verder mede, dat der a'tïn te leggen lijnen in aanleg
is, en dat met opzigt tot onteigeningen, plannen enz. reeds
130 mijlen meer dan de totale lengte der lijnen in behande
ling zijn genomen.
De regering heeft de in het voorloopig verslag der tweede
kamer gemaakte opmerkingen omtrent de aangevraagde
som tot verbetering der uitwatering in het vierde distrikt
van Zeeland, volgenderwijze wederlegd in hare memorie van
benntwoording betrekkelijk het wetsontwerp tot verhooging
van hoofdstuk V der staatsbegrooting voor 1863
Tegen het verleenen van een rijkssubsidie voor de verbe
tering der uitwatering van het voormalig 4e distrikt vau
Zeeland werd bezwaar geopperd, omdat de provincie niet
met het verleenen van subsidie voorging. „Het is wordt
in het verslag gezegd een aangenomen regel, dat in der
gelijke gevallen de kosten der werken door het rijk, de pro
vincie en de btlanghebbende gemeenten, waterschappen of
partikulieren elk voor worden gedragen." Men wijster op,
dat meermalen rijks-subsidie is geweigerd, omdat de provin
cie geen derde in de kosten wilde bijdragen, eu betwijfelt
de billijkheid om, ten behoeve der grondbezitters in eenige
polders van het voormalig 4e distrikt van Zeeland, eene uit
zondering op dien regel te maken.
De opmerking, dat in den regel geene bijdrage door het
rijk wordt verstrekt zoo lang niet de provincie daarmede
voorgaat, is allezins juist. Ook acht de minister van binnen-
landsche zaken handhaving van dit beginsel volkomen bil
lijk. Waar sprake is van ondersteuning door het rijk te
verleenen. ten einde eenig werk uit te voeren, waarvoor
partikuliere krachten te kort schieten, daar moet in den
regel zoodanige ondersteuning niet worden verleend dan
nadat de meer regtstreeks belanghebbenden zich tot mede
werking hebben bereid geloond. Maar er kunnen zich toch
ook gevallen voordoen, waarin afwijking van dien regel wel
te billijken is; en de minister meent dat zoodanig geval zich
hier werkelijk voordoet.
In de memorie van toelichting is reeds gezegd, en ook in
het verslag zelf wordt betoogd, dat op het goeverneraent de
zedelijke verpligting rust hier te helpen.
De verlanding vau het Zwin moge voor een deel zijn toe
te schrijven aan natuurlijke oorzaken, die niet voor reke
ning kunnen komen van het goevernementzeker is het,
dat de handelingen van vorige regeringen, hetzij die in het
belang des landsverdediging of van landaanwinning ge
schiedden, de werking dezer natuurlijke oorzaken zeer heb
ben bevorderd en verhaast. Het is uit den aard der zaak
niet wel mogelijk met volkomen juistheid aan te wijzen, in
welke mate de verlaiuling van het Zwin een gevolg is enkel
der natuurwerking, en in welke mate zij is veroorzaakt dooi'
indijkingen, afdammingen en militaire inundatiën. Kon net
bewijs worden geleverd dat uitsluitend aan deze laatste oor
zaken de verlanding an het Zwin was toe te schrijven, dan
zou in billijkheid van het rijk volkomen herstel der door
zijn toedoen verloren uitwateringen kunnen gevraagd wor
den. Nu echter kan niet meer dan ondersteuning worden
verwachtmaar hiertoe is dan ook de regering zedelijk ver-
pligt. onafhankelijk van de vraag, of ook de provincie tot
medewerking bereid zij. Dat overigens uit deze weigering
tot medewerking ware af te leiden, dat het gewestelijk be-
stuuv de voorgenomen werken als niet van grootbelang
beschouwt, of de belanghebbenden in staat acht met eigen
krachten het werk uit te voeren, moet worden tegenge
sproken.
Het gewestelijk bestuur heeft herhaaldelijk op het belang
en de dringende noodzakelijkheid eener verbeterde uitwa
tering voor dit deel der provincie gewezen, en de eenige
reden, waarom de staten van Zeeland, ook ondanks de po
gingen der regering om hen tot eene andere zienswijze te
brengen, het verleenen van subsidie hebben geweigerd, was
de overweging dat de verpligting op den staat rustte. Ook
de minister had de medewerking der provincie gewenscht,
docli heeft de vergeefs gepoogd die te verkrijgen. Hij heeft
evenwel gemeend die medewerking hier niet tot volstrekte
voorwaarde te mogen stellen, mits slechts zekerheid wierd
gegeven dat de ontbrekende kosten zullen gevonden
worden.
Op grond van de weigering der provincie, de zaak geheel
aan de belanghebbenden over te luten en hen, behalve de
hun reeds toegebragte schade, ook nog de aanzienlijke kos
ten der voorziening alleen te doen dragen, ging niet wel aan.
Deze overweging klemt te meer, wanneer men let op de
aanzienlijke voordeelen, door den staat, ten gevolge der
aanslibbingen in het Zwin en den Brakman genoten, voor
deelen, die de thans gevraagde uitgaven zeer verre over
treffen.
In het verslag wordt de verpligting aangeduid, die op
den staat zou rusten om te doenwat de generaal van Damrae
en zijne erfgenamen hebben verzuimd.
Ook de minister ziet daarin eene drangreden te meer voor
de toekenning van dit subsidie. Toen bij koninklijk besluit
van 10 mei 1827. no. J16, aan generaal van Damrae ver
gunning werd verleend tot indijking der schorren en aan
wassen, thans bekend onder den naam van Diomedepolder,
werd hem daarbij uitdrukkelijk de verpligting opgelegd om
wanneer, ten gevolge der indijking, in vervolg van tijd de
uitwatering door de Oostsluis mogt verloren gaan, zich om
trent de verlegging dier uitwatering met de belanghebben
den te verstaan, en in de kosten te dragenverder om de
sluis die, krachtens vroegere beschikkingen, bij de bedijking
van de Aardenburgsche haven had moeten worden gelegd,
doch achterwege was gebleven, te bouwen, en in verband te
brengen met de toen gekoncessioneerde bedijking; en ein
delijk om wanneer later wegens die bedijking klagten wier
den ingebragt. met de belanghebbenden in billijke schikking
te treden, en in geval van verschil zich aan de beslissing van
het goevernement tc onderwerpen.
Geene van deze verpligtingen is nagekomen. Thans, nu
de staat in het bezit is gesteld van den Diomedepolder en de
overige reeds vroeger ingedijkte Zwinpolders, mag herstel
ling van het verzuimde en nngelatene wel vereffening eener
oude schuld gerekend worden.
Op de vragen, ten slotte, wordt geantwoord
De erven van Damine zij» voorde arrondissements regt-
bank te Middelburg tot ontruiming derrijksgronden.behoo-
rende tot de koncessie, gedagvaard. Het geding wordt met
spoed voortgezet en ondertusschen worden geene bedijkte
gronden verkocht ter vermijding van meer verwikkelingen,
die op de koopprijzen nadeeligen invloed hebben.
Middelerwijl maakt het bij de regering een punt van ovcr-
weging uit. of de domaniale schorren in liet Zwin zullen
worden verkocht ter indijking, dan wel of zij eerst voor reke
ning van den staat bedijkt, en daarna in kleine kavels ver
kocht zullen worden. Tot dit laatste helt de regering liet
meest over. Wordt hiertoe besloten, dan zal zij voorstellen
de voor de bedijking benoodigde gelden op de ontvangsten
van koopprijzen van domeinen aan te wijzen, volgens het
voorbeeld te vinden in de wet van 15 augustus 1SG0 (Staats
blad no. 39).
De aankondiging, waarop in liet voorloopig verslag wordt
gewezen, is het uitvloeisel van voorschriften, gegeven vóór
het verzet der erven van Damme tegen de in bezit neming
van 's rijkswege der gronden van dc koncessie. Z j was
slechts voorloopig, zonder aanwijzing van den dag der vei
ling en is ook niet herhaald.
Tot de stukken welke op de tentoonstelling var. schilde
rijen te 's Gravenhage, na het kort verslag dat wij onlangs
daarvan gaven, verkocht zijn, behoort ook het stadsgezigt
van den heer C. Kiuimel alhier (no. 272 van de katalogus.)
*De leden der zierikzeesche sub-kommissie voor het natio
naal gedenkteeken voor november 1813, hebben in eene
dezer dagen gehouden vergadering besloten I. een verzoek
tot de hoefd-komtnissie te rigten, om een bepaald plan voor