hoewel het zal moeten blijken of door die reeks van getuigen
werkelijk wel zoo veel tot verdediging is bijgebragt als de
beklaagde zich had voorgesteld.
Den beklaagde is ten laste gelegd het slaan zijner moeder
met een kleerklopper, natte doeken enz., het doen dragen
van een trens of stang van een paard, het vastbinden met
touwen en een ijzeren ketting, het doen aantrekken van een
kleed als dwangbuis en het bij de haren trekken. Nu gaat
de prokureur-generaal na wat hiervan is bewezen, hetgeen
wij hier in het kort laten volgen. Uit de verklaringen dei-
vier dienstboden, die tusschen 20 junij 1801 en ^septem
ber 1S62 ten huize van den beklaagde hebben gewoond, is
gebleken dat de beklaagde in dat tijdvak zijne moeder
moedwillig, zonder noodzaak heeft mishandeld. Het slaan
met kleerkloppers is bevestigd door drie, het bedreigen en
beweging maken voor het aangezigt der moeder door twee,
het slaan met een doek en het bedreigen met water, mede
door twee getuigen, en het aanleggen van een paardenstang
door eene getuige. Van het leggen aan een ketting, van de
touwen en het dwangbuis is gesproken door vier en van
het dreigen met een en ander door verschillende getuigen.
Al deze feiten zijn onder eede medegedeeld en er bestaan
geen redenen om die verklaringen als verzonnen aan te
nemen. Wel heeft tie beklaagde gezegd dat een der getui
gen, die herhaaldelijk als dienstmeid ten zijnen huize heeft
gewoond, slecht van gedrag is en geen geloof verdient, doch
de voogd van dat meisje heeft verklaard dat.hoewel zij eenig-
zins los van zeden is. hij haar nimmer op een leugen heeft
betrapt. Die getuige heeft reeds voor drie verschillende
regtskollegiën de zelfde verklaringen afgelegd op de haar
voorgestelde vragen, zoo dat haar geen geloof kan worden
geweigerd. Een onzedelijk persoon is ook niet altijd een
leugenaar; spreker zou integendeel kunnen bewijzen dat
velen die niet onzedelijk zijn er geen bezwaar in zien om te
liegen. Men heeft die getuige zelfs niet van laster kunnen
verdenkeu, doch wel getracht hare getuigenis onschadelijk
te luuken 1 tot dat einde haar en anderen vergeefs verkla
ringen willen doen teekenen. Bij erkenning van eene hand-
teekening op een schriftelijke verklaring heeft een getuige
ook gezegd dat eene andere hem door het hof voorgelegde
handteekening niet de zijne is; den indruk van de wijze
waarop men getracht heeft de verklaringen van die eerste
getuige te ontzenuwen, laat de prokureur generaal aan het
hof over. Ook de waarheid van andere getuigen-verkla-
ringen heeft men willen loochenen. Wanneer ile verschil
lende voorwerpen niet als overtuigingsstukken aanwezig
waren, dan zou men kunnen zeggen: die verklaringen be
staan alleen uit woorden; doch onderscheidene getuigen
hebben die voorwerpen in de woning des beklaagden gezien
en verklaard dat de krankzinnige op het zien daarvan op
hield met brullen en stil zweeg. Waarom zweeg zij omdat
zij de kracht er van had ondervonden. Denken kon zij niet
maar het gevoel trad voor het denkvermogen hier in de
plaats: ware zij niet geslagen dan zou ook het dreigen niet
hebben gebaat.
Betreffende den toestand waarin delijderes op "^septem
ber 1S62 gevonden is, verwijst de prokureur-generaat naar
het proces-verbaal en de verklaringen van de meest geloof
waardige personen wier bevinding daarin is nedergelegd.
Bij het onderzoek was de beklaagde afwezig, doch de ach
terkamer was afgesloten en ontoegankelijk; men heeft, die
moeten openbreken; de zuster van den beklaagde maakte
groot misbaar en moest onder de hoede van de maréchaus
see worden gesteld; de bedstede waarin de zieke lag was
ook gesloten met een schuif van buiten spreker laat in het
midden of eene dergelijke van de lucht afgesloten slaap
plaats ook zelfs voor gezonden voldoende kan genoemd
•worden. In die bedstede hoorde men niets dan gebrul en bij
het openen hoorden alle tegenwoordigenden uitroep: „Ka-
rel, doe (ligt. ik zal stil zijn." Hiermede wordt de voorge
wende liefderijke behandeling van den beklaagde onwaar
gemaakt. L)e bedstede was ook anders dan vroeger: nu
waren er houten paneelen van twee duim dikte binnenzijds
aangebragt met eene andere sluiting en buitenzijdseen knip
erop. Hieruit blijkt dat de beklaagde achtereenvolgens is
genoodzaakt, ten gevolge van den verergerden toestand der
lijderes, de sluiting te verzwaren, en die toestand was dus in
september 1862 erger dan in junij 1861. De krankzinnige
was bij het onderzoek naakt en leed bovendien aan twee
zware ligchaamsgebreken, welke men bij behoorlijke ver
pleging had kunnen lenigen en wegnemen. Volgens den
geneeskundige uit 's Bosch heeft die ligchamelijke toestand
noodwendig het zielelijden moeten vermeerderen. Thans
zijn die gebreken door de tegenwoordige verpleging reeds
grootendeels verminderd.
De liefderijke bejegening bestrijdt spreker voorts met de
opmerking dat de krankzinnige evenmin behoorlijk gekleed
als gereinigd werd. "Wel is waar is er gesproken van een
muts en jakje en heeft een getuige durven verklaren de
krankzinnige met een muts, jak, rok. kousen en schoenen te
hebben gezien, doch die man zal waarschijnlijk daarop niet
hebben gelet, al de andere getuigen verklaren toch
de krankzinnige nooit anders dan in een hemd en ééne zelfs
haar geheel naakt gezien te hebben. Die vrouw, alleen ge
kleed met een hemd en omslagdoek en vastgebonden, was
niet het toonbeeld eener liefderijke behandeling; het ge-
Tegtelijk onderzoek heeft aangetoond dat zij integendeel in 1
den volsten zin des woords mishandeld werd. Er zijn slagen
toegebragt: zoo de verklaringen van verschillende getuigen
hieromtrent niet werden aangenomen dan zou het openbaar
ministerie moeten wanhopen ooit getuigen te zullen vinden
die onder eede de waarheid spreken zouden.
De verschillende geschreven verklaringen, welke over-
vloeijen van lof en bewondering over de liefderijke behan
deling door den beklaagde, hebben in hetoog van den proku-
reur-generaal slechtsgeriage, ofgeene waarde. Diestukken
werden door den beklaagde zeiven geschreven hij verkon
digde dus eigen lof, waartoe hij trouwensgeregtigd was, maar
de getuigen welke stukken geteekend hebben verklaren be
paald óf dat zij geteekend hebben zonder te weten wat zij
teekenden, óf dat zij het deden omdat anderen het ook had
den gedaan; één getuige heeft zelfs geteekend om van de
lnatige nanzoeken van den beklaagde ontslagen te zijn en
sommigen herkennen niet eens hunne handteekening
Als de lijderes in tegenwoordigheid van vreemden stil
was, zoo veel te meer zag zij er tegen op met den beklaagde
alleen te zijn: dit put spreker uit de verklaring van den
geneeskundige uit 's Hertogenbosch, dat de krankzinnige in
het gesticht reeds bedaard was, doch bij het bezoek barer
kinderer tot razernij verviel en na hun vertrek weer stil
werd. Zij werd in aller treurigsten toestand naar het gesticht
overgebragtdoch volgens de verklaringen der geeste
lijke zusters is zij thans aanmerkelijk rustiger. Dit wordt
bevestigd uit het rapport van den officier, <1 ie volgens de
voorschriften van art. 9 der wet van 29 inei 1841 voor de
krankzinnigen.waaroij op onbepaalde tijdstippen het bezoe
ken en zich vergewissen van den toestand der krankzinnigen
in de gestichten verpligtend wordt gemaakt, als zijne bevin
ding heeft verklaard dat de toestand der lijderes veel is
verbeterd en zij behoorlijk gekleed zat te breijenook het
ligchamelijk gebrek was veel verbeterd, ten gevolge dei-
goede behandeling. Volgens de geestelijke zusters is thans
ook de tegenzin voor reiniging en voedsel voorbij.
Verder toont spreker de overeenkomst der getuigen op
verschillende punten aan, en komt daarbij tot de slotsom
dat ze allen daarin één zijn, dat de moeder is geslagen bui
ten noodzaak. Hij betoogt verder dat de plaats gehad heb
bende handelingen door de wet worden gewraakt en gestraft.
Ten slotte verklaart de prokureur generaal dat het hard
is, vooral voor hem die zeven jaar de eer had advokaat te
zijn, te moeten zien dat iemand als de beklaagde voor zulk
een feit teregt staat en daarbij verschillende andere gewijs
den tegen zich heeft welke hem niet tot eer verstrekken. Ten
opzigte van dezen moeten die feiten anders worden beoor
deeld dan bij een ander die de wet voor verpleging van krank
zinnigen van 181-1 niet kent. Eene getuige, die zelve haar
krankzinnigen vader heeft verpleegd, heeft verklaard nooit
aan eenige mishandeling te hebben gedacht; te meer is het te
betreuren dat een persoon van dien stand en die opvoeding
als de beklaagde, die daarenboven de wetenschap der wet
heeft, zich heeft schuldig gemaakt aan zulk een feit, hetwelk
daarom dubbel strafbaar is. Uit dien hoofde sluit de pro-
kureur-generaal zich aan bij het gevoelen van zijn ambtge
noot uit Noord-Brabant, dat de straf door de regtbank te
Breda opgelegd buiten verhouding is tot het misdrijf, uit
hoofde der langdurigheid van het feit, de wijze waarop, de
omstandigheden waaronder en de persoon door wien het is
gepleegd. Onder die omstandigheden verzoekt hij dat het
hof het feit als bewezen aanneme, de schuld van den be
klaagde aan het misdrijf, voorzien bij art. 3LL van het wet
boek van strafregt, erkenne en toewijze zijn rekwisitoir
dat het hoogei- beroep ontvankelijk moge worden ver
klaard en het vonnis van den eersten regter bevestigd, voor
zoo ver de feiten teregt als bewezen en de schuld van den
beklaagde, nu appellant, op wettige wijze is aangenomen,
met wijziging der straf als buiten verhouding tot het ge
pleegde feit en veroordeeling van den appellant tot eene
eenzame opsluiting van ten langste één jaar, eene geldboete
van hoogstens f 100 en in de kosten, zoo in eersten aanleg
als in hooger beroep.
De beklaagde droeg zijne verdediging persoonlijk voor
in eene pleitrede, welke ongeveer twee en een 4 uur duurde.
Hij heeft den leeftijd bereikt van 39 jaren. Middelmatig
van gestalte, is zijn gelaat met donkerbruin haar en
baarii van gelijke kleur omgeven - scherp geteekend
ofschoon met weinig uitdrukking,terwijl een ironisch lachje
voortdurend om den mond zetelt. Met den hem eigen zon
derlingen oogopslag maakt dit alles den indruk, welke her
innert aan de type der bewoners van sommige gedeelten
der waalsche roomsch-katholieke provinciën van België.
Zijne stem is eenigzins slepend en isotoon, waardoor hij
moeijelijk kan verstaan worden. Uit hij sommige min of
meer hartstogtelijke ontboezemingen dan wordt zijne stem
krachtiger en eenigzins hol en geaffekteerd. Zijne bewegin
gen en gestes, waarmede hij niet spaarzaam is, zijn overigens
ongelijkmatig en onbestemd. Op de teregtzitting verscheen
hij in zwaren rouw.
Uit hetgeen wij van zijn pleidooi konden verstaan
deelen wij het volgende mede. Na een woord van veront
schuldiging voor veroorzaakte moeite, brengt hij hulde en
dank aan den president voor de ondervondene welwillend
heid in het verschaffen der middelen om eenige der door hein
verlangde getuigen te hooren, al is dan ook niet het ver
langde zestigtal gehoord om zijne ongekende kinderliefde te
bevestigen. Zijne onzalige vervolging noemt hij onge
hoord in de geschiedboeken van het regt en de vrucht van
eene partijhaat welke met de barbaarschheid der midden
eeuwen en der inkwisitie gelijk staat. Na te hebben mede
gedeeld dat hij van verschillende kongressen tot bevordering
der beschaving deel uitmaakt, schildert hij Breda, de plaats
zijner inwoning, als het nederlandsch Alabanda, waar gewe
tenloosheid haar ijzeren scepter voert. Aan de eene zijde
staat de onschuldig verdrukte, aan den anderen kant jezui-
tisch bedrog en huichelarij. Volgens zijne meening zou men
minder dergelijke vervolgingen te betreuren hebben zoo in
het hart van iederen regter delatijnsche spreuk levendig
ware welke boven eene regtzaal in ons land is geplaatst,
[eene spreuk die niettegenstaande hare uitgebreidheid aan
het oor van den verslaggever grootendeels ontsnapte. Dit
moet insgelijks gezegd worden van menig citaat uit oudere
en nieuwere schrijvers, alsmede van aangehaalde voorbeel
den van grieken en romeinen enz. enz.] Zijne zaak is die
eens onschuldigen en daarom hoopt hij zich voor de vier
schaar dezer regters te verantwoorden even als eenmaal
voor de eeuwige geregtigheid. Naar zijn wensch geve God
dat de regters de lage en geheime drijfveren zijnet- snoode
vervolgers mogen doorgronden, want met fierheid knu hij
een onschuldig verleden tegenover hunne beschuldiging
stellen, om zich te regtvaardigen.
Uit een aanzienlijk utrechtsch geslacht geboren, werd hij
door brave ouders opgevoed. Sokrates, Demosthenes en
Cicero waren de gezellen zijner jeugd, die zijn ijver tot stu
die aanvuurden. Hij leest dan ook eene verklaring voor door
den hoogleeraar A. Nieuwenhuys, der groningsche hooge-
school, in 1849 aan hem afgegeven, dat hij zich door aan
houdende studie in de regtsgeleerdheid en ook in de letter
kunde, alsmede door zijn goed gedrag de tevredenheid der
leeraren verworven en met lof de akademie verlaten heeft.
Eenige jaren later dreigde zijn vader het slagtoffer van on
verdraagzaamheid te worden toen heeft hij zijn vader ver
dedigd en te Assen dertien uren gepleit, weinig denkende
dat hij dertien jaren later zelf a's misdadiger voorden regter
zou worden geroepen wegens mishandeling zijner dierbare
moeder. Die verdediging werd hein ten kwade geduid en
daarvoor werd hij onverhoeds te Groningen aangevallen en
mishandeld. In 1855 had een tweederegterlijk drama plaats
waarbij hij betrokken werd en waardoor de partijhaat toe
nam. Naauwelijks had hij dan ook zijn verblijf te's Hage
ter wille zijner moeder voor dat van Breda verwisseld toen
hem eene belasting-boete van ongeveer anderhalf duizend
gulden werd opgelegd en hij als een dwaas werd voorgesteld
die op de domme menigte invloed uitoefende. Hij werd van
de boete vrijgesproken, doch de menigte verklaarde op alle
mogelijke wijzen te zullen trachten hem t.e verdrijven. Dat
zijn de geheime drijfveren zijner vervolgers, maar hij kan,
Goddank! met de fierheid der onschuld die vervolgers in
de oogen zien. Daarom moeten de regters eene veroordee
ling vreezen, want eens zullen de schillen hunner oogen
vallen en dan zouden de liefkozingen hunner kinderen
hunne smarten vergrooten.
De zwaarste beschuldiging, die van mishandeling eener
brave innig geliefde moeder, is tegen hem ingebragt. maar
welke getuigen brengt men bij Dienstmeiden, die alleen
werden geroepen oin zijne zuster te helpen in de verzorging
der krankzinnige en niet om haar te mishandelen. Gelijk
tnr. Verheijen bij de behandeling der zaak van den hypo
theekbewaarder te Amsterdam uitriep: De akte van be
schuldiging is valsch enz.," even zoo ligt ook aan dit onregt-
vaardige vonnis eene akte van beschuldiging van de zelfde
gehalte ten grondslag. Egoïstische bedoelingen van bloed
verwanten spelen bij de aanleiding tot dit proces de hoofd
rol; ten blijke daarvan legt hij brieven over, waarvan de eene
betuigingen van deelneming in het lijden zijner moeder, de
andere geheel het tegenovergestelde behelzen. Merle legt hij
overeen niet gelegaliseerd afschrift van het testament zijns
vaders waarbij deze het onderhoud en de verzorging zijner
innig geliefde vrouw na zijn overlijden aan zijne kinderen,
mr. C. A. W. P. A. van Bacrle en mejufvrouw C. J. W. van
Baerle opdraagt, met verbod om ooit die verzorging aan
anderen over te laten, hetgeen de kinderen hebben beloofd
en op welke belofte hij vertrouwt op grond der bekende
liefde voor hunne moeder. Zes weken later was zijn vader
overleden en zij hebben toen hunne vrijwillige slavernij aan
vaard. Op raad van dr. Brouwer Stark heeft hij zich later ter
wille zijner moeder, die voor ongeneeslijk werd verklaard,
met haar en zijne zuster haar Breda begeven en zich onder
een nieuwe soort van heidenen verplaatst. Hij beroept zich
mede op de verklaring van twee geestelijken, die niet onder
het bredasche jesuïtisme hun weg volgen, waaruit blijkt dat
zij op aandrang van rar. van Baerle diens moeder gods-
dtenstigen bijstand hebben verleend en niet zonder bewon
dering de liefderijke en ook door de moeder erkende zorg
volle behandeling der kinderen hebben gezien.
Eene reis van vijf dagen, gepaard met ontbering, opoffe
ring en geduld, bragt hein en zijn gezin in Breda, waar het
proces geboren werd. Men hoorde verscheidene zijner voor
malige dienstboden, van de slechtste uit Breda want de
goede wilden niet zulk een onaangenaam leven leidenen
een van deze, die het sieraad van een bordeel zou uitmaken,
is de voornaamste getuige van het openbaar ministerie. Die
dienstbode heeft hij uit haar dienst wegens onzedelijkheid,
ontucht en oneerlijkheid ontslagen,en daarover heeftzij zich
willen wreken. Aan de hand der waarheid had men zich
kunnen overtuigen van de zelfopoffering en kinderliefde
jegens de ziekelijke moeder, welke hij en zijne zuster hehben
verpleegd. Het openbaar ministerie kan niet aandringen op
den invloed der regering op de verpleging van krankzinni
gen men heeft het regt zijne krankzinnige bloedverwanten
bij zich te houden. Hij herinnert wat Ilujulecoper tegen de
door den prokureur-generaal aangehaalde wet in het midden
bragt.
Uit alle hoeken zijn de onzedelijkste dienstboden opge
zocht en alle mogelijke middelen tot vervolging zijn gebe
zigd. De verklaringen der eerste getuige tracht hij echter te
wederleggen en besluie die poging met de woorden ziedaar
de persoon, die geen leugenaarster zijn kan, op verschillende
punten gelogenstraft. Wat het niet herkennen eener hand
teekening door een getuige betreft, merkt hij op dat die ge
tuige bij het teekenen eener verklaring eene veranderde
handteekening heeft gezet uit vrees voor zijn zoon, een met
een paspoort litt. B ontslagen matroos die tot de eerste ge
tuige, die onzedelijke dienstbode, in een zeer innige betrek
king heeft gestaan. Tot bestrijding der bewering dat het
zedelooze de waarheidsliefde niet buiten sluit verwijst hij
het openbaar ministerie naar de lessen van Seneca. Zijn
geduld, zijn onuitputtelijk geduld om zijne moeder te hel
pen, door drie, vier, vijf uren te besteden aan hetgeen waar
toe weinige oogenblikken voldoende zonden zijn geweest,
was zoo groot dat men het zelfs onmogelijk moest achten.
Doch zijn geduld en zijne liefde, die takken van één boom,
heeft men verdacht gemaakt. !>e advokaat moest uit Breda
worden verwijderd. Men heeft gezegd dat hij zijne moeder
een trens in den mond stak. dit is volgens dc natuurwetten
onmogelijk. Het slaan met de zoo veel besproken kleer-