MIDDELBURUSCHE COURANT. r 64. Donderdag 6 «oK« 1863. 28 Mei. <vV''iXU''S'3?>-v Editie van woensdasr avond 8 ure. Middelburg 27 mei. Om de veelbesprokene kwestie der zending- van Nederlands nota aan Rusland betrekkelijk de poolsche aangelegenheden juist te beoordeelen, gelooven wij dat er twee punten bestaan tusschen welke men ten zeerste onderscheid moet maken, en die veelal met elkander verward worden. Dezezijn: Ï.Ne derland heeft eene nota aan Rusland gerigt, en 2. Nederland heeft zich in die nota beroepen op en verwezen naar Frankrijk. Wat het eerste punt betreft meenen wij dat Nederland te regt zijne stem verheven heeft ten voordeele van de onder drukte poolsche natie, vooral daar aan sommige mogendheden bij hunne uitingen ten gunste van Polen, welligt bijoogmer ken kunnen worden toegedacht en toegedicht, en zulks met Nederland geenszins het geval kan geacht worden. Het wordt toch eindelijk tijd dat wij ons eenigzins opheffen uit den staat van het ietwat chineesch isolement op heteuro- peeschstaatstooneel.hetwelklangzamerhand naar vernederend egoïsme leiden moet, en ons de moeite geven waar zulks noodig kan beschouwd worden de beginselen van regt en billijkheid, waarvan wij ons zeiven als de warmste voorstanders plegen te beschouwen jegens Europa, uit te spreken. De tijden zijn voorbij dat natiën en nationaliteiten slechts angstig de groote mogendheden naar de oogen moesten zien. onzijdigheid eene hersenschim te noemen was en volkenregterlijke beginselen nog onbekend waren. Nederland moet in deze eeuw van vrije uiting der gedachte ineer en meer eene plaats innemen onder de mogendheden in Europa waar het aangelegenheden geldt als de poolsche en natiën van den zelfden rang als wij insge lijks hunne meening hebben geuit. De poolsche aangelegen heden achten wij juist geschikt om ons zei ven voor het eerst wederom eenige oogenblikken den engen kring van inter nationalen zelfzucht te doen verlaten en onze oogen niet sluitende voor een feit hetwelk in eigen geschiedenis wordt terug gevonden, van eene sympathie te doen blijken, welke niet twijfelachtig kan zijn. Een ander punt is echter het zich beroepen open verwijzen naar Frankrijk; deze handelwijze van den nederlandschen minister van buitenlandsche zaken achten wij hoogst be vreemdend. Nederland had onafhankelijk van anderen en onder eigen vlag moeten optreden, maar geene andere mo gendheid volgen, en vooral dit laatste niet tot grondslag maken van de nota aan Rusland. Wanneer sir Robbert Adair zeide: „met Frankrijk zijt gij reddeloos verloren!" dan is dat oordeel in het algemeen misschien partijdig en onwaar, maar zeer zeker in onze dagen zeer te behartigen door de kleine staten, waaronder Nederland behoort. De geschiedenis levert daarvan trouwens ook veelbeteekenende bewijzen. den heer Puijpe, den heer G. J. Tarason, hulponderwijzer al hier. TeZaamslagistot hoofdonderwijzer aan de openbare la gere school benoemd de heer A. H. de Vries, hoofdonderwij zer te Ellemeet (Schouwen). Gemengde berigten. In den nacht tusschen I en 2 junij zal eene totale maansverduistering plaats hebben. L\\ zal beginnen des avonds ten 10 uur 12 min. de totale verduistering heeft plaats te 11 uur 9 min.; het midden dereklips te 11 uur 53 min. In Waltham, Massachusetts, bestaat eene fabriek van horologiën, waarin meer dan 500 werklieden bezig zijn. Jaar lijks worden er ongeveer 50,000 horologiën afgeleverd. Een pond koperdraad, dat een guinje waard is, wordt bewerkt tot 100,000 schroefjes, die 700 p. st. waard zijn. Wanneer een in deze fabriek vervaardigd horologie breekt, dan kan men ieder der afzonderlijke gedeelten ontvangen, wanneer men slechts het nommer van het uurwerk opgeeft. Mevrouw de Lamartine is in den morgen van 22 dezer in 75jarigen ouderdom overleden. Kaar lijk is gebalsemd en naar Saint-point overgebragt. De heer Emile de Girardin heeft kort daarna in La presse een beroep gedaan op de vrien den des grooten dichters om eene inschrijving te openen ten einde hein in staat te stellen zijne groote schulden te betalen. Reeds hadden de heeren E. en I. Pereire voor 10,000 fran ken en de heer Delahante voor 50,000 franken ingeschreven, toen de heer de Lamartine verklaarde de som welke deze in schrijving zou opbrengen, niet te willen aannemen. Mevrouw de Lamartine wordt algemeen betreurdzij was van engel- sche fa mie Ij e eu huwde met den beroemden dichter in 1S22. Staten generaal. TWEEDE KAMER. Door de provinciale kommissie van geneeskundig onder zoek en toevoorzigt in Zeeland, zijn geëxamineerd en bevor derd tot apotheker voor eene stad, de heeren M. N. Baert en P. Post. De gemeenteraad van Nieuw- en St. Joosland heeft in zijne zittingen van 19/26 mei besloten tot afschaffing der brood zetting. Naar aanleiding der nota van den engelscheu ingenieur Burn, bij den amsterdamschen gemeenteraad ingezonden, be- tveftënde liet graven van het zeekanaal, wordt door de dagbla den medegedeeld, dat eene voorname engelscbe firma zou hebben aangeboden,om onder waarborg het werk voorde ge dane begrooting en binnen den tijd van 7 jaren af te maken zelfs onder beding dat. indien de uitgaven de som van f li-,350,000 overtreffen, het meerdere bedrag in ongewaar- borgde aandeelen zal uitbetaald worden. Verder neemt zij aan al de werkzaamheden binnen 7 jaren, gedagteekend van den tijd dat zij in het bezit der landerijen komt, te voltooijen, en mogt zij daarin te kort schieten, dan stelt zij zich borg het ontbrekende bij te passen, zoo dat dc aandeelhouders in allen gevalle I-j pet. interest van hun geld gedurende het aanbou wen der werken ontvangen kunnen uiaar ingeval zij die werkzaamheden binnen 7 jaren voleindigt, en den interest aan de aandeelhouders uitbetaald geen 3 millioen guldens be draagt, dan vermeent zij geregtigd te zijn het overschot te ontvangen. Bierk- en bcSiooSuiiCüiws. De Walchersche vereeniging, welke sedert 1813 werk zaam is ter bevordering van de belangen van het bijbel- en zendelinggenootschap, hield den 25 dezer te Gapinge hare 20ste algemeene vergadering. De bidstond werd door de ge meente en door de leden der vereeniging gehouden, onder leiding van den heer Orrael, predikant te Westkapelle. ITet woord van opwekking door hem gesproken had tot grond slag Hand. XVI9&. Te Wemeldingen is thans tot predikant beroepen de heer D. Niessea, te Giessen en Rijswijk. De gemeenteraad vanVlissingen heeft in zijne zitting van heden middag benoemd tot hulponderwijzer op de school van Interpellatie van den heer Groen van Prinsterer. De zitting van vrijdag was gewijd aan de voortzetting van de beraadslaging der interpellatie van den heer Groen van Prinsterer betrekkelijk het zenden eener nota aan het hofvan St. Petersburg over de poolsche aangelegenheden en de afkeu rende motie daaromtrent voorgesteld. De beer Groen van Prinsterer opende het debat met de ver klaring, dat zij nu moesten spreken, die de nota hadden ver langd te zien overleggen. Hij gaf eene kritiek van de bewoordingen der nota, maar voor hem was de hoofdkwestie, of door het zenden der nota de onafhankelijkheid en waar digheid van ons land niet in gevaar waren gebragt. De handelingen der regering werden vervolgens gegispt door de heeren de Brauw, Heemskerk Az., Godefroi, van Voorthuysen, Schimmelpenninek en van Goltstein. De heer de Brauw noemde de nota eene cacographie. Uit sympathie of uit koel gezond verstand moest men handelen; het laatste kwam alleen te pas bij het zenden van diplomatieke nota's. Was de nota uit sympathie opgesteld, men had die vroeger gezonden. Thans had men gehandeld uit vrees. Men had zich geassocieerd aan de politiek van Frankrijk uit de fransche nota ontleende spreker het betoog, dat wij, eene kleine mogendheid evenzeer als Frankrijk, bedreigingen aan Rus land hadden gedaan. De nota was niet bescheiden, want de minister had in zijne vorige rede zelfs van onze strijdkrach ten gesproken. De nota was ook in strijd met onze antece denten, want de minister had geweigerd zich de zaak van Matamoras aan te trekken. Rusland zou thans het regt heb ben. zich in onze aangelegenheden te mengen. Spreker hechtte weinig aan motiën, maar welk het lot van deze mogt zijn, hij hield vol, dat gehandeld was in strijd met de eer waardigheid en belangen des lands. De motie drukte juist uit, hetgeen hij verlangde, namelijk afkeuring van het verla ten der politiek van onzijdigheid, terwijl zij niet tegen het sympatetisch gedeelte is gerigt. De heer Heemskerk Az. zag in de nota een toon van hooghartige welwillendheid. Door de politiek van Frankrijk te volgen, begaf men zich op eene avontuurlijke baan, maar onze natie is niet oorlogzuchtig. Hij vroeg opheldering over hei; zenden der nota op 5 mei en het voorlezen op 13 mei. Kwam er geen antwoord, dan achtte hij dit krenkend voor Nederland en hij vroeg of de regering een antwoord wachtte, want clan kon er reden bestaan, oen dat antwoord af te wachten. De heer Godefroi ondersteunde de motie, maar noch de motieven, noch de redaktie. Hij plaatste zich op het standpunt, dat men uitsluitend het be lang van Nederland had moeten raadplegen. Onze positie was niet die van Frankrijk en Engeland. De pressie was niet zoo sterk geweest, dat er bij weigering géne was ontstaan. Onze nota was eene ongereserveerde adhaesie aan die van Frankrijk. Spreker ware evenmin voldaan geweest, indien men zich aan Engeland had aangesloten. Wij hadden eene zelfstandige nota moeten zenden, indien men het humani- teitsbeginsel wilde doen gelden, even als Spanje en Zweden. De heer van Voorthuysen wees op de verdiensten van den keizer van Rusland even als de heer van Goltstein. De eerste meende dat de polen zich maar zelf vrij moesten vechten, want dan was de eer des te grooter. De heer van Goltstein werkte in den breede het thema uit, door vroegere sprekers behandeld, dat alleen de politiek van onzijdigheid Nederland paste; in den Krimoorlog en in Italië hadden wij dit stand punt bewaard en had de toenmalige oppositie daarvoor ge waakt. De heer van Bosse plaatste zich opeen eenigzins ander standpunt. Hij achtte eene aansluiting aan de fransche poli tiek gevaarlijk en zonder nu af te keuren wat geschied is, wilde hij eene verklaring uitlokken.dat de kamer verlangt dat Nederland de tot dus verre gevolgde politiek van onzijdig heid niet verlaat. Zijne motie luidde aldus „De kamer, na kennis genomen te hebben van den inhoud der mededeeling aan het kabinet van St. Petersburg gedaan, verlangende, dat van de zijde van Nederland verder geen deel worde genomen in de poolsche aangelegenheden,gaat over tot de orde van den dag." De handelingen der regering werden verdedigd door de heeren van de:- Linden, de Meester, van Eek, van Nispen van Sevenaer en de Bieberstein. De laatste gaf aan zijne sympa thie voor Polen met zoo veel levendigheid lucht, dat de voor zitter hem uitnoodigde tot bedaren te komen. De heer van der Linden kon de motie van den heer Groen begrijpen, afkomstig van den man. die de politiek van Stahl in ons land vertegenwoordigde. Hij keurde af, dat het zenden der nota niet was publiek gemaakt. Maar hij gaf zijne volle sympathie aan de handeling der regering, want het gold niet de vraag, wat Frankrijk had gedaan, maar wat door Rus land in Polen was geschied, het gold de pogingen van een volk om zijne onafhankelijkheid te herwinnen. Men had gesproken van de pligt der dankbaarheid jegens Ruslandmaar de heer Groen van Prinsterer had in 1851 gesproken van wandaden jegens Nederland gepleegd dit was eene onbewezene insinu atie, wanneer men eene scheiding tusschen den koning en zijne ministers wilde maken, tevens strijdig met alle konstitu- tionele vormen. In Spanje wilde de heer Groen van Prinsterer interventie, maar hier zou onze eer in de waagschaal gesteld zijn. De pressie was gering geweest en daarom kon er geene sprake zijn van vrees. Spreker wilde door verwerping der motie van den heer Groen een bewijs geven van zijne sympa thie voor het ongelukkige Polen. De heer de Meester konsta- teevde dat wij onze onafhankelijkheid ook door vreemde hulp hadden verkregen èn in den 80 jarigen strijd èu in 1813. De lieer van Nispen van Sevenaer bestreed met den heer van Eek de beide motiën van orde. De eerste had gewenscht dat de minister eene eigene nota had gezondendan ware veel van de aanvallen voorkomen, waaraan hij nu bloot stond. Maar hij had sympathie voor Polen. Eene kleine mogendheid kan ui o rel en invloed uitoefenen. De beide motiën gingen uit van het zelfde denkbeeld ofschoon in anderen vorm. De heer can Eek was een voorstander van regt overal. Hij wilde dat men bij het koesleren van sympathie daarvan deed blijken. Hij toonde aan even als de vorige sprekers, dat men door te zwijgen zich aan de zijde van Rusland en Pruissen had geschaard. Rusland had de nota beleefd ontvangen, en er was geene sprake van gevaar van onze neutraliteit men wilde ons doen handelen naar een mercantile utiliteits-stelsel. Door de gezamenlijke handelingen van geheel westelijk Europa was het gevaar van oorlog afgewend. Nederland had een zeer gepast standpunt ingenomen, wanneer het na de groote mogendheden had gesproken. De minister van binnenlandsche zaken herhaalde, dat de nota is eene manifestatie der publieke opine in Nederland in vriendschappelijken geest aanltusland gerigtzoo als dat paste van eene mogendheid van den tweeden rang, waardoor het beginsel der neutraliteit niet was veriatenen zoo als ook in den italiaanschen oorlog was geschied. De late afgifte der nota had plaats gehad, omdat het antwoord aan de overige mogendheden reeds bekend was en de minister van oordeel was, juist om een verkeerden uitleg te voorkomen, dat de nota overgelegd moest worden, want het feit zou Rusland niet onbekend gebleven zijn dat eene nota was afgezonden. De minister stelde prijs op een antwoord in het belang der waar digheid van Nederland. Hij ontkende vervolgens, dat de fransche nota, mits men haar in verband beschouwde, eene bedreiging inhield, maar beweerde dat zij alleen wees op de gevolgen die ontstaan zijn en nog kunnen geboren worden, voornamelijk met het oog op naburige rijken. En aangeno men dat de fransche nota een vijandelijken geest ademde,dan zou de onze door hare bewoordingen doen zien. dat zooda nige geest niet in onze bedoelingen lag. De regering heeft in de noia's slechts algemeene en ware appreciatiën gezien en die tot de hare gemaakt. Op voorstel van den heer Groen van Prinsterer is alsnu besloten de verdere diskussie te verdagen tot den volgenden morgen. In de zitting van zatnrdag is de beraadslaging over de interpellatie van den heer Groen van Prinsterer teneinde gebragt. Deze diskussie duurde den geheelen dag. Als nieuwe spre kers traden op de heeren van Heiden Reinesteiu, Duoibar en Heydenrijck. De eerste verklaarde als nederlander en als protestant sympathie te hebben voor Polen, maar keurde de aansluiting aan Frankrijk af. Hij zou voor de motie van den

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 1