de regeling van dat overleg wilde men aan hen zeiven over- j laten. Nadat de beraadslagingen zijn gesloten, is 13 in omvraag j gebragt en aangenomen met 29 stemmen tegen 1, van den heer »le Jonge van Ellemeet. De zitting wordt voor een kwartier uurs geschorst. Na de heropening is aan de orde de behandeling van 14 i (middelen ter voorziening in de behoeften der kalainiteuse 1 polders). De voorzitter doet mededeeling van een ingekomen amen- I dement van den heer van den Bosch, en den heer Hammacher, ondersteund door de heeren J. L. de Jonge, Kakebeeke, Piers- sens en de Visser. Het strekt om bij alinea 2 van 14 aan het slot j bij te voegen: „bij iedere taxatie zal gelet worden op de fondsen of uitgaven door eigenaren buitengewoon besteed of gedaan ter blijvende vermeerdering der waarde hunner landen.'' Mede is bij den voorzitter ingekomen een amendement van 1 den heer Vader, van de volgende strekking: om bij 14 te i doen wegvallen de woorden „de middelen lot onderhoud en j beheer der kalamiteuse polders bestaan in," en die te lezen j „Onverminderd 's konings grondwettig toezigt en behoudens j het rijks subsidie voor de kalamiteuse polders volgens de ko ninklijke besluiten van 17 december 1S19, no. 1 en 17 maart 1822, no. 42. en van het soeverein vorstelijk besluit van 10 1 november 1814, no. 42, wordt voorts het onderhoud en be heer dier polders bekrachtigd, a tot d ingesloten," Verder is ingekomen een amendement van den heer Cau, ondersteund door de heeren Hoogenbootn, J. L. de Jonge, Moolenburgh en van der Have. Het strekt om lilt. a van 14 aldus te wijzigen„Het door de staten jaarlijks voor iederen kalamiteusen polder te bepalen dijkgeschot, niet te boven gaande de helft van de getaxeerde of te taxeren opbrengst der dijkerslanden; behalve hetgeen door de vroon- of vrij landen wordt opgebragt, zullen de staten telken tien jaren beslissen of ter bepaling van dit geschot eene herziening van de gewaardeerde opbrengst zal plaats hebben." Nog is een amendement ingekomen van den heer Moolen burgh, om bij litt. e als 2e alinea te voegen „deze subsidiën [der achterliggende polders] zullen niet worden geheven dan wanneer alle kalamiteuse polders, in hetzelfde distrikt gelegen, het bij litt. a bepaalde maximum betalen." De voorzitter opent in de eerste plaats de beraadslagingen over het amendement van den heer Vader. De heer Vader, tot toelichting van zijn voorstel het woord verkregen hebbende, zegt daarbij in hoofdzaak dat het noodig is de rijks bijdrage, welke door gedeputeevde staten achter aan is geplaatst, hij deze voorop te stellen. Werd de alinea niet gewijzigd, dan meent hij dat haar lot niet twijfelachtig wezen zou wanneer zij zóó bij de regering werd ingediend. Met de wijziging doet men uitkomen dat men die rijks bijdra ge, volgens de aangehaalde koninklijke besluiten toegezegd, buiten twijfel stelt. Ev valt hierbij alleen te beraadslagen overeen bestaanden toestand, waarbij alle denkbeeld van iets nieuws vervallen moet. Namens gedeputeerde staten wordt dit amendement dooi den heer Fokker bestreden, daar de grond van het voorstel schijnt te zijn de zucht om den tegenwoordigen toestand te doen voortdurenhet voorstel van gedeputeerde staten daar entegen bedoelt juist verandering, vooral in de wijze waarop de fondsen bijeengebragt en daarover bi schikt zal worden. Uit eene nadere beschouwing der soevereine dekreten, door den heer Vader bij zijn voorstel aangehaald, tracht de spreker aan te toonen dat daaruit voor het rijk niet de verpligting voortvloeit tot ondersteuning der kalamiteuse polders. Vol gens den minister moet er eerst eene regeling hebben plaats gehad en dan zal het subsidie volgen. De weg welke is in ge slagen om tot die regeling te geraken moest, olgens het ge voelen van gedeputeerde staien, als de ware worden be schouwd. Wel is waar heeft de minister in zijne missive van 25 februari] jl. te kennen gegeven dat hij liet tegenwoordige ontwerp bezwaarlijk ter goedkeuring zou kunnen voordragen, maar het zal nog moeten blijken of de minister niet als besluit der staten zal goedkeuren wat hij als voorstel van gedepu teerde staten meende te moeten afkeuren. Daar het amen dement de strekking heeft om de onzekerheid te laten voort duren, zal spreker er tegen stemmen. Nadat de beide vorige sprekers nogmaals nader hunne zienswijze hebben uiteengezet erlangt de heer Moolenburgh het wooid. Hij zegt met genoegen de verklaring van het lid van gedeputeerde staten te hebben gehoord, namens dat kol- Jegie, dat de ingeslagen weg de eenigeis om tot degewenschte regeling te geraken, daar deze verklaring zeker op velen van gunstigen invloed zijn zal. Na hot gehoorde is hij tegen het amendement, omdat dit als ovei >ollig moetworden beschouwd. De heer de Jonge van Ellemeet verklaart zich tegen het amendement, onder opmerking dat hij, hoewel mede-voor stander van zelfstandigheid der staten, die zelfstandigheid niet altijd bestaanbaar acht waar er sprake is van gunst en genade door de regering te betoonen. Spreker is niet zoo als liet lid uitZierikzee, door de verklaring van het lid van gede puteerde staten gerustgesteld en verwondert er zich over dat tot nu slechts een lid van dat kollegie omtrent deze zaak het woord heeft gevoerd. Hiertegen merkt de voorzitter aan dat de verdediging van de zienswijze van gedeputeerde staten gewoonlijk aan e'e'n lid wordt toevertrouwd. Na al het gehoorde verklaart de heer Vader zijn amende ment in te trekken. Thans wordt de beraadslaging geopend over het amende ment van den'heer Cau. De voorsteller licht dit amendement toe en doet daarbij uitkomen dat het de strekking heeft om de onbillijkheid te voorkomen dat de dijkerslanden zouden betalen voor de vroon- of vrijlanden. Het wordt echter door den heer Fokker namens gedeputeerde staten bestreden. Wat den heer Cau wil komt hem volstrekt onmogelijk voor. De heer Verhagen doet als zijn gevoelen kennen dat het behoud der kalamiteuse polders rust en moet rusten op eigen belang der eigenaren dier polders. Deze moeten dus in de voornaamste plaatsen de lasten dragen. Hij zou evenzeer willen treffen den tiend heffer en die genen die ambachts- heeriijke inkomsten hebben. Uit dien hoofde dient hij een sub amendement in op het amendement van den heer Cau. Het luidt: „Geene exceptie voor dijkgeschot wat zoogenaamde vroon- of vrijlanden aangaat." De beraadslagingen worden over het sub-amendement geopend, waarbij de heeren Cau en J. L. de Jonge zich daar tegen verklaren en het onmogelijke van den toestand betoo- gen die aan de aanname daarvan verbonden zou zijn. Nadat de heer Verhagen andermaal zijn voorstel toegelicht en de geopperde bezwaren weêrlegd had, zijn de beraadsla gingen over het sub-amendement gesloten en die over het amendement van den heer Cau voortgezet. De heeren van Citters, Fokker, van der Bilt en Verhagen voeren alle nog het woord ten opzigtevan het amendement en worden door den heer Cau wederlegd. Nadat de beraadslagingen gesloten zijn, deelt de voorzitter mede dat nog een amendement van den heer Verhagenis ingekomen, strekkende om na litt. te doen volgen„0,1 der onzuivere opbrengst van tienden in den polder geheven wordende, en 0,1 revenu onzuiveren opbrengst ambachts- beerlijke regten." Vervolgens zijn de beraadslagingen geopend over het amendement van den heer van den Bosch, die het dadelijk toelichtte. De bijvoeging „bij iedere taxatie zal gelet worden op de fondsen of uitgav en door eigenaren buitengewoon be steed besteed of gedaan ter blijvende vermeerdering der waarde hunnerlanden" deden de voorstellers inliet belang der kalamiteuse polders en der provincie, want het geldt den gedeeltelijken bloei of den ondergang van dit gewest. Van den aavd der lasten toch zal het afhangen of de arbeid met vrucht kan worden volgehouden, of de nijverheid zal bloeijen dan wel, of, in het tegenovergestelde gevat, de bewoners der kalamiteuse polders zullen trachten te redden wat zij kunnen, den grond uitputten en naar elders vertrekken. De heer Fokker beantwoordt namens gedeputeerde staten den heev van den Bosch. Hoewel er weinig op het door hem aangevoerde valt af te dingen, moet spreker tot zijn leed wezen verklaren zich niet te kunnen vereenigen met het amendement, uit hoofde van de bezwaren welke in de toepas- ssing daarvan verbonden zullen zijn. Nadat ook de heereu Moolenburgh, Hammacher en J. L de Jonge het hebben ondersteund en de heev van den Bosch herhaaldelijk heeft geantwoord op de geopperde hezwaren, zijn de beraadslagingen over dit amendement gesloten. Aan de orde werden vervolgens gesteld de beraadslagingen over het amendement van den heev Verhagen. Nadat de voorsteller het met een enkel woord heeft toege licht, verlangt de heer Moolenburgh te weten of de voorsteller de vergadering bevoegd acht tot het nemen van een besluit in den geest van het gedane voorstel, en zoo ja op welken grond. De gronden, door den heer Verhagen aangevoerd hadden den beer Moolenburgh echter niet kunnen overtuigen. De heer Fokker verzet zich namens gedeputeerde staten tegen het voorgestelde amendement, daar dit kollegie ook niet verze kerd is van de bevoegdheid der staten om belastingen te hef fen.De heer Verhagen houdt vol niet alleen het geoorloofde tnaar ook het wettige, en gedeputeerde staten had hij wel wat minder konservatief gewenscht. De algemeene beraadslagingen over dit amendement wor den gesloten en die over het amendement van den heer Moo lenburgh geopend. De heer Moolenburgh licht zijn voorstel toe en betoogt de billijkheid dat de subsidiën der achterliggende polders niet worden geheven, dan wanneer alle kalamiteuse polders in het zelfde distrikt gelegen, het bepaalde maximum betalen. Eerst wanneer de kalamiteuse elkander niet meer kunnen helpen, is er een beroep op de achterliggende polders te doen. De heeren Cau en J. L. de Jonge verklaren zich tegen het amendement, uit hoofde van de onbillijkheid die er huns inziens in de aanneming zou gelegen zijn. DeheerVerha- gen is er sterk vóór en het verbaast hem dat de twee sprekers uit Zierikzee er tegen gestemd zijn. Wordt het amendement afgestemd, dan zal hij een voorstel doen betreffende het ge- heele subsidie-stelsel der achterliggende polders. Ook de heer van den Bosch verklaart zich voor het amendement. De heer Fokker, namens gedeputeerde staten, kan zieh met het amendement niet vereenigen De beraadslagingen over het araendement en daarna over j 14 worden gesloten. Onmiddelijk na het sluiten der beraad- slaging over i slaging over de vraagt de heer Hammacher het woord. De 1 voorzitter maakt dien heer opmerkzaam op het reglement i van orde hetwelk verbiedt natie sluiting der beraadslaging i nog het woord te voeren. De heer de Jonge van Ellemeet stelt eene motie van orde om de vergadering te sluiten en vrijdag morgen ten 10 ure I terug te komen. De heer Verhagen ondersteunde de motie. Door den heer van den Bo>ch wordt eene motie van orde j gedaan om te stemmen over hetgeen nu behandeld is, en den volgenden dag over l k In omvraag gebragt is deze motie aangenomen met 16 tegen 12 stemmen. Tegenstemden de heeren J. L. tie Jonge, van der Have, Pierssens, Verhagen, van derVlietple Smidt, Dron- kers. Lambrechisen, Sprenger, H. J.vanDeinse, üe Jonge j van Ellemeet en Buteux. Alsnu wordt overgegaan tot d? stemming over de verschil- I lende amendementen 1. Sub-amendement van den heer Verhagen op dat amen- j dement van den heer Cau (Geen exceptiën voor dijkgeschot) i verworpen met 25 tegen 4 stemmen. Voor stemden de hee ren Hammacher, Verhagen, de Smidt en Hombach. 2. Amendement van den heer Cau (wijziging litt. a, 14, 1 dijkerslanden enz.) aangenomen met 1 5 tegen 14 stemmen. Tegen stemden de heeren Hammacher. Pierssens, Sergeant, J Verhagen, van Citters, de Smidt, Lambrechtsen, Sprenger, Becins, Mazure, Fokker, de Jonge van Ellemeet, van der Bilt en Hombach. De heer Risseeuw had de vergadering ver- laten. 3. Amendement van den heer van den Bosch (toevoeging slot alinea 2taxatie) aangenomen met 24 tegen 5 stemmen. Tegen stemden de heeren Sprenger, Becius, de Jonge van El- lemeet. van der Bilt en Hombach. 4. Amendement van den heer Verhagen (achter litt. b: I heffing 1 10 opbrengst); verworpen met 19tegen lOstemmen. Vóór stemden de heeren Hammacher, Pierssens, Sergeant, Kakebeeke, Verhagen, de Smidt, Dronkers, de Visser, Ma- zure en Hombach. 5. Amendement van den heer Moolenburgh (alinea 2 sub- sidie-heffing achterliggende; polders)aangenomen met 16 tegen 13 stemmen. Tegen stemden de heeren J. L. de Jonge, Hoogenboom, van Citters, Dronkers, Lambrechtsen. Bijbau, Sprenger, Can, Bpcïus, Vader, H. J. van Deinse, Fokker, de Jonge van Ellemeet en van der Bilt. Vervolgens is de zitting gesloten tot vrijdag morgen. SNEBPERSDRUKKERIJ VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 6