HIDDELBUItGSCUE COURANT
BIJVOEGSEL
VAN DE
van zaturdag 23 mei 1863. No. 62.
Provinciale staten van Eeeland.
BUITENGEWONE VERGADERING.
Zitting van woensdag 20 mei.
(Ver co Icj.)
De heer de Jonge van Ellemeet herinnert dat er sedert
verscheidene jaren len opzigte eenor regeling der kalamiteuse
polders in de staten van Zeeland twee partijen bestaan. Sedert
1855 begonnen beide van lieverlede behoefte aan eeue rege-
ling te gevoelen: er was verwarring en duisternis, en men
wilde licht. De weg om dit licht te verkrijgen was echter voor
beide verschillend. De partij waartoe spreker behoorde had er
een voorgevoel van dat de pogingeu van de andere tot schade
leider, zouden. De beslissing tusschen de twee partijen is
noch aan de een noch aan de andere overgelaten, maar zal
elders plaats hebben. Niet het schamel publiek niet den
rijken grondeigenaar, maar de middenstand zal uitspraak
moeten doen wie der twee partijen den goeden weg heeft
ingeslagen. Een terugtreden, waarvan de vorige spreker heeft
gewaagd, komt hem onmogelijk voor; doch het zal blijken
wie gelijk had, hij die het licht quand-même wilde of hij die
het zachtkens aan zocht te verkrijgen.
Tot heden had de regering de meest onbekrompen ziens
wijze ten opzigte der kalamiteuse polders; thans echter is de
toekomst duister. Spreker vraagt dan ook op welken grond de
leden stonden bij het besluit van novunberjl. Men wist dat
eene taxatie tot nadeel zou uiiloopen. Men moest daarbij niet
hebben iemand wien het leed deed dat hij de kalamiteuse pol-
ders niet persoonlijk bezoeken kon, maar iemand die er vol
ledige kennis van bezit. Blijkens de missieve van den
minister van den 14 januarij wordt, wat thans de hulp der
regering betreft, alleen het ontbrekende door subsidiëri van
het rijk gedekt. Er wordt geen maximum bepaald, zoo als de
minister in zijne missive van 25 februarij zegt dat „het bepa
len van een maximum van eigen bijdragen der polders is lijn-
regt in strijd met zijne bedoeling, om jaarlijks te doenaanwij-
zen hetgeen de in arrondissementen vereenigde polders
moeten dragen, en waarbij in zijn brief van geen maximum
werd gewaagd." De stalen, zegt spreker, hebben de mededee-
ling aan den griffier te danken dat er f 32(j,000 voor de kala
miteuse polders bij de wetgevende magt zijn voorgedragen.
Verder betoogt spreker (lat de regering het voorstel van
gedeputeerde staten, dat het rijk zich met de oeververdedi
ging zou belasten en de provincie met het inwendige, bij de
regering niet oor overweging vatbaar was. Dat de toekomst
donker is. toont hij aan uit de taxatiën en de aanhaling van
het door verschillende polders te betalen bedrag eer het rijk te
hulp komt; terwijl de onbillijkheid der taxatie mede door
hem wordt in het licht gesteld Voorts wil de spreker zich
zuiveren van den blaam van reuktionair te zijn en iemand die
het licht schuwt, maar dit licht noemt hij duur, te duur ge
kocht. In de vorige vergadering der staten is er op gewezen
dat de minister welwillend de hand reiki tot bereiking van
het doel maar, wordt nog zulk een hand toegestoken dan
wordt men, naar zijne raeeming, geworgd. Dit is niet de wijze
om den landbouw op te beurenspreker wil leven, maar ook
laten leven.
Ten slotte doet hij een beroep op zamenwerking. om aan
den minister de bepaling van een maximum te verzoeken,
daar anders Zeeland zijn verderf te gemoetgaat. Een adres
acht hij onvoldoende. Wordt op een in dien geest ingezonden
adres door den minister afwijzend beschikt.dan is, volgens
hem, het proces voor immer verloren daarom is het beter vol
gens het denkbeeld door den heer Verhagen aangegeven, eene
kommissie af te vaardigen en daarin speciaal op te nemen man
nen die niet alleen met polderzaken maar ook met den land
bouw in Zeeland goed bekend zijn en niet dezulke die slechts
mooije reglementen willen maken. Mogt dit den uitslag dezer
vergadering zijn, dan zal spreker amende honorable doen en
al het gebeurde vergeten in bet belang dereerbieuiging van
den eigendom en het belang der provincie.
De heer Cau bestrijdt een enkel punt van den vorigen spre
ker. Hij acht de stelling niet gegiond dat, indien in Zeeland
geen stemmen waren opgegaan voor eene regeling der kala
miteuse jiolders, die zaak nimmer uadeelige gevolgen zou
hebben gehad voor de zeeuwen.
De heer Verhagen verduidelijkt de beteekenis der door
hem gesproken woorden ten opzigte van een mogelijk terug
treden, welke door den heer de Jonge van Ellemeet niet in de
juiste beteekenis zijn opgevat. Hij doet daarbij uitkomen dat
hij geen stap terug zou willen treden ten aanzien van de steeds
door hem aangetoonde ongrondwettigheid van de heffing uer
belasting voor de kalamiteuse polders. Had hij echter in no
vember zoo veel van polderzaken geweten als thans ten ge
volge van nanuwgezette studie, dan had hij om de reeds op
gegeven redenen tegen het toen gedane voorstel gestemd. ITij
beantwoordt voorts nog enkele punten, om aar. te toonen dat
hij niet al te biiilijk door dien spreker behandeld is.
De voorzitter zegt dat hij niet in de diskussie zal treden,
daar de minister teregt gewild heeft dat de leden de meest
mogelijke vrijheid hebben zouden; maar daar er gsproken is
over de taxatie wil hij opmerken dat deze heeft jdaats gehad
op grond van het thans nog vigerend polderreglement door
taxateurs die door de polders zijn benoemd. De resultaten
zijn bekend en door hem medegedeeld, doch ten opzigte van
de toepassing der taxatie is niets bekend en daarop kan niet
worden gebouwd.
De heer de Jonge van Ellemeet erkent de bedoeling van
den afgevaardigde uit Goes verkeerd te hebben opgevat, maar
hij had een diepen indruk ontvangen van den zin in de af-
deelino-en gebleken om thans alles aan den waterstaat te wil
len overlaten. Voorts zegt spreker niet te hebben beweerd
dat de zaak kan blij ven zoo als zij is, want daartoe is reeds
te veel aan het fondament gewerkt en zijn te veel steenen los
gemaakt. Na het releveren van enkele punten wijst hij erop
dat het bij de aanvraag van f 326.000 voor de kalamiteuse
polders in de staten generaal zul blijken tot bezwaren aanlei
ding te geven.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten, waarna
de heer Verhagen een amendement indient, ondersteund door
de heeren van der Vliet en Pierssens, strekkende om den
(considerans van liet ontwerp zoodanig te wijzigen dat dearct.
8 tot en inet 11 van het thans vigerende polderreglement
(middelen ter voorziening in de behoeften der kalamiteuse
polders) niet in het ontwerp van wijzigingen worden opge
nomen.
Nadat dit is ondersteund en ('oor den voorsteller tot toe
lichting is verwezen naar het door heiu hieromtrent reeds
aangevoerde, wordt het amendement door den heer Fokker,
als lui van gedeputeerde staten, bestreden. Door deze wijzi
ging van du konsiderans loopt men vooruit de beraadslaging
over de 11, 15, de meest belangrijke der te behandelen on
derwerpen. Misschien wil men door dit punt op den voor-
grond te zetten de behandeling van het ontwerp onmogelijk
maken, en al is dit niet de bedoeling dan zou zulks toch van
de aanneming liet gevolg kunnen en moeten zijn. De wijziging
an het bestaande polderreglement zal eeluer zonder de rege
ling der geldelijke aangelegenheden weinig of niets betee-
kenen. Hij gelooft dat de spreker uit Goes beter zou doen
met voor te stellen de 11 en 15 van het ontwerp weg le
laten wanneer die in behandeling komen, dau reeds nu over
hun lot te willen beslissen. Die weglating zou echter strekken
om liet werk, waaraan men thaus een eind begint te zien, on
gedaan ie maken. Spreker acht het amendement dau ook
onaannemelijk.
Nadat ook de heeren Cau en J. L. de Jonge het amende
ment hadden bestreden, en de heer Verhagen het op nieuw
verdedigd heeft, worden de beraadslagingen hierover gesloten
De heer Verhagen dient thans als tweede gedeelte van zijn
amendement het voorstel in, om art. hl bis van het vigerende
polderreglement in den konsiderans van het ontwerp oj» te
nemen en het alzoo te doen vervallen. Dit artikel geeft aan
gedeputeerde staten de bevoegdheid, ook buiten tusschen-
komst der algemeene vergadering van ingelanden, tot voor-
dragt aan den koning tot ontslag van den dijkgraaf, de ge
zworens en den ontvanger-griffier, wanneer het blijken tnogt
dat deze zich aan pligtverzuuu schuldig maken.
De heer Fokker komt het voor dat het voorstel van den
heer Verhagen niet aan de orde is. Niet de herziening van
het polderreglement maar de behandeling der voorstellen van
gedejuiteerde staten moet thans plaats hebben. Spreker acht
de weg, waarop de heer Verhagen zich nu begeeft, gevaar
lijk: bij verrassing wil deze als het ware art. hl bis doen ver
vallen. andere leden zouden dan even zoo met andere arti
kelen kunnen handelen. Hij stelt daarom als motie van orde
voor de vergaderiug te doen beslissen dat het voorstel van
den heer Verhagen niet vatbaar is voor behandeling.
Volgens den voorzitter bezit de heer Verhagen het regt tot
het doen van dergelijk voorstel, hoewel hij bereid is de ge
dane motie in omvraag te brengen.
De heer Verhagen zegt dat hij het bedoeld art. 51 bis niet
„bij verrassing"maar overeenkomstig zijn reeds in de afdeeliug
te kennen gegeven gevoelen wil doen vervallen. Hij beroept
zich te dien aanzien op het rapport.
Alsnu worden achtereenvolgens in omvraag gebragt:
De motie van orde van den heer Fokkerverworpen
met 2fi tegen 4 stemmen. Voor stemden de heeren Risseeuw,
Kakebeeke, Fokker en van den Bosch.
2. Het eerste gedeelte van liet amendement van den heer
Verhagen; verworpen met '21 tegen (i stemmen. Voorstem
den de heeren Snijder, Verhagen, Hammacher, Sergeant, Ma-
zure en Hombach.
3. Het tweede gedeelte vau het amendement van den heer
Verhagen; aangenomen met 21 tegen 9 stemmen. Tegen stem
den de heeren Vader, Fokker, Beeius, H.J. van Deinse, Buieux,
Sprenger, de Jonge van Ellemeet, van der Bilt en J, L. de
Jonge.
4. De alzoo gewijzigde konsiderans van het voorstel van
gedeputeerde staten; aangenomen met algemeene stemmen.
De beraadslagingen over 1 van liet ontwerp worden ge
opend.
De heer Vader wenscht de benaming „polder-arrondisse
ment" behouden te zien. Hij stelt een amendement voor,
strekkende om den aanvang van 1 te lezen „De indeelmg
der provincie zal zijn in tien polder-arrondissementente
weten enz.", en om als 10e, St. PluÜpsland aan te. wijzen als
afzonderlijk arrondissement.
Op 1 sub 1 wordt door den heer Verhagen een amende
ment ingediend, met de strekking om de Bastiaan de Lange
en Calandspolders als een afzonderlijk distrikt aan te wijzen
en, als tweede gedeelte van dat amendement, bij eventuele
verwerping vau het eerste gedeelte, dte polders bij Zuid-Be
veland in jilaats van bij Walcheren in te deelen.
l)e beraadslagingen over de beide genoemde amendemen
ten alsmede over 1 geopend zijnde, deelt de voorzitter mede
dat nog een amendement is ingekomen van den heer de
Smidt, strekkende om het distrikt üostburg te vereenigeu
met het distrikt Sluis, en dit uit te drukken „dat liet distrikt
Oostburg zal bevatten al de polders gelegen in het voormalig
4e administratief distrikt."
Bij de behandeling van het amendement van den heer Va
der, heeft de heer J. L. de Jonge eene splitsing daarvan ver
zocht. omdat men het eene gedeelte kan goedkeuren zonder
het laatste en omgekeerd. Aan dit verzoek is door de verga
dering voldaan.
1 Na eenige beraadslaging over alle deze amendementen
alsmede over I wordt in omvraag gehragt
1. Het amendement van den heer Verhagen (Bastiaan de
Lange en Calandspolders als afzonderlijk distrikt aan te wij
zen); verworpen met 10 tegen 14 stemmen. Voorstemden
de heeren Hammacher, Risseeuw, Bijbau, Vader, Sergeant,
Ma/ure. de Smidt, Pierssens, Hombach, II. J. van Deinse,
Mooienburgh, de Jonge van Ellemeet, J. L. de Jonge en Ver
hagen.
2. Het tweede amendement van den heerVerhagen(genoem-
de polders bij Zuid Beveland te voegen). -^Aangenomen met
17 tegen 13 stemmen. Tegen stemden de heeren Snijder, Bij
bau, de Cnsembroor, Vader. Pierssens, Dronkers. Beeius, Fok
ker, van Citters, Sprenger, Mooienburgh, van der Bilt en J. L.
de Jonge.
3. Het amendement van den heer de Smidt; aangenomen
met 19 tegen 1 1 stemmen. Tegen stemden de heeren Verha
gen, Bijbau, Vader, Pierssens, Beeius, Fokker, van Citter3,
Sprenger, Mooienburgh, van den Bosch en van der Bilt.
4. Het eerste gedeelte van het amendement van den heer
Vader (indeeling tien poldcr-arrondisseinenten). aangenomen
met 20 tegen 10 stemmen. Tegen stemden de heeren Hoogen-
boom. Verhagen, Risseeuw. de Casembroot, Dronkers, Hom
bach. Kakebeeke. Beeius. Fokker en van den Bosch.
5. Het tweede gedeelte vanjhet amendement van den heer
Vader (St. Philipsland als afzonderlijk polder-arrondisse
ment aan te wijzen); verworpen met -28 tegen 2 stemmen. Vóór
stemden de heeren Hammacher en Vader.
6. Het gewijzigd voorstel van gedeputeerde staten betref
fende 1aangenomen met algemeene stemmen.
Aan de orde is vervolgens het voorstel van gedejmteerde
staten om de 2G van het ontwerp van wijzigingen te doen
vervallen.
De voorzitter deelt inede dat hij een voorstel van den heer
Cau heeft ontvangen, ondersteund door de heeren Iloogen-
boom.van derVliet,J. L. de Jonge en Mooienburgh. Het strekt
om oj) 1 een nieuw artikel te doen volgen van dezen inhoud:
„Twee of meer kalamiteuse polders in het zelfde distrikt kun
nen bij besluit der staten onder het zelfde bestuur worden
vereenigd. Bij dat besluit wordt tevens de zamenstelling vau
het bestuur en zoo noodig hel beheer geregeld."
Na eene korte beraadslaging is dit voorstel in omvraag ge
bragt en verworpen met 19 tegen 11 stemmen. Vóór stemden
de heeren Hoogenboom, Verhagen, Risseeuw, de Casembroot
Dronkers, van der Vliet, Kakebeeke, Cau, Buteux, Mooien
burgh en J. L. de Jonge.
Vervolgens is het voorstel van gedeputeerde staten tot
weglating der 2 6 aangenomen met 28 tegen 2 stemmen.
Tegen stemden de heeren Vader en Kakebeeke.
De voorzitter stelt voor, de verdere behandeling van het
ontwerp te verdagen tot donderdag moi gen ten 10 ure,waarop
de heer de Jonge van Ellemeet den voorzitter vraagt of hij er
hezwaar tegen heeft om eene avondzitting te houden.
Hierop antwoordt de voorzitter dat hij persoonlijk daar
tegen geene bedenking heeftmaar daar de notulen van
het verhandelde volgens het reglement van orde in de vol
gende zitting moeten worden gearresteerd en de leden prijs
stellen oj> naauwkeurige notulen, zoo is het voor den griffier
onmogelijk die op de gewone wijze gereed te hebben als er
eene morgen- en avondzitling plaats heeft.Het voorstel
des voorzitters om de vergadering tot donderdag morgen te
verdagen is daarop goedgekeurd.
Zitting van donderdag 21 mei.
Tegenwoordig de kommissaris des konings, voorzitter, 30
leden en de griffier.
De notulen der vorige zitting zijn gelezen en gearresteerd
nadat aan den griffier hulde was gebragt voorde uitmuntende
bewerkingen enkele wijzigingen waren opgenomen.
Op voorste 1 des voorzitters wordt besloten de behande
ling voort te zetten van het ontwerp van wijzigingen van het
reglement van administratie voor de jioldersin Zeeland.
7 [thans 2, terwijl eveneens de overige ten gevolge
der weglating van <le§§ 2—ff veranderen] (bevoegdheid der
besturen), zoo als zij door gedejiuteerde staten is gewijzigd, is
zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen.
Bij de behandeling van 8 vaststelling der begrootingen
van ontvangsten en uitgaven voor beheer en onderhoud) stelt
de heer Vader een amendement voor, strekkende om de 2e
alinea te wijzigen en te lezen dat de begrooting in uitgaaf be
vat: „de kosten van beheer, de interessen van kapitalen ten
laste des polders, de kosten van inwendig onderhoud der pol
ders, alsmede gewoon onderhoud en vernieuwing der zee
dijken."
Dit amendement, is verworpen met 25 tegen 5 stemmen.
Vóór stemden de heeren van der Have, Pierssens, Sergeant,
Vaderen Hombach.
Vervolgens is deze overeenkomstig het voorstel van ge
dejiuteerde staten met algemeene stemmen goedgekeurd.
De 9, 10, 11 en 12, die betrekking hebben oj) de begroo
tingen en bestedingen, worden achtereenvolgens zonder na
dere beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen.
Bij 13 is in de laatste nota van wijzigingen van gedepu
teerde staten de bepaling weggenomen, dat de besturen, die
ter uitvoering der in de begrootingen geraamde en goedge
keurde werken in overleg treden met den in hetdistrikt dienst-
doenden ingenieur, „dien ingenieur steeds i:i hunne vergade
ring zullen toelaten en ter bijwoning daarvan tijdig
uitnoodigen."
De heer de Jonge van Ellemeet vraagt eene inlichting
waarom die woorden uit de zijn weggenomen. Daar zij in
het primitieve voorstel gestaan hebben zou hij ze kieschheids-
halve willen laten staan. Uit de inlichtingen van den heer
Fokker, namens gedeputeerde staten, alsmede van den voor
zitter en de heer J. L. de Jonge, blijkt dat die weglating ter
voorkoming van misveistund heeft plaatsgehad. De besturen
zijn steeds tot een overleg met den waterstaat vevpligt, maar