ió been niet vecht; Noord en Zuid zijn de honden, de neger is het been, massa." Uit Trier wordt gemeld dat het landgoed Weisshaus voor rekening van ZK. H. prins Hendrik der Nederlanden is aangekocht. De vereeniging tot ondersteuning van behoeftige schrij vers te Londen vierde 11. woensdag, onder voorzitterschap van lord Stanhope, haar jaarfeest. Er werd in den loop van den avond ruim 800 p. st. bijeengebragt. Donderdag avond had te 's Hertogenbosch de derde vergadering plaats van een 500 tal gasverbruikers, ten doel hebbende eene vermindering te bekomen in den prijs van de gas. Daar de gasadministratie weigerachtig bleef tot eene ver mindering van prijs, welke van 18 tot 20, zelfs 21 cent per kub el bedraagt, over te gaan, zoo werd besloten door onder- teekening eener lijst, waaraan door het meerendeel werd gevolg gegeven, zich te verbinden om binnen drie weken al hunne gaspitten te laten afsnijden en zich te bedienen van petroleum. Onder de onderteekenaars komen voorname koffijhuishouders voor. Een der parijsscbe dagbladen meldt het volgende aan gaande generaal Garibaldi en zijne verblijfplaats. De generaal is peter over 4000 kinderen; in de laatste drie jaar heeft hij eene waarde van ongeveer 16,000 franks ontvangen, meestal bestaande in werktuigen voor den landbouwhij heeft voor meer dan een millioen franks geweigerd. Zijn inkomen bedraagt thans 3000 franks. Hij iseereburger van 90 plaatsen en eerevoorzitter van 120 vereenigingen. Hij heeft 21 eeresa bels, waarvan 11 uit het buitenland. Sedert 1859 heeft hij ruim 3000 adressen ontvangen, waarvan hij 300 eigenhandig beantwoord en van de overigen het antwoord onderteekend heeft. Vier napolitaansche schepen dragen zijn naam. Vóór 1859 werd Caprera bijna nooit bezocht; sedert dien tijd zijn er 150 stoombooten geweest, die ongeveer 16.000 bezoekers aanbragien. Dezer dagen zijn er weder 85 engelschen aldaar aangekomen. Garibaldi heeft slechts eene deputatie van twee hunner kunnen ontvangen, daar hij rust noodig heeft. Maandag namiddag zijn in het huis van arrest te Haar lem aangebragt twee militairen van het algemeen depót van discipline te Naarden, namelijk de hoofddader en een mede- pligtige aan den aanslag, welke op 6 dezer jl. plaats vond op het leven van meerdere personen aldaar. De beschuldigden zullen te Haarlem voorden krijgsraad teregt staan. Vrijdag zijn nog twee militairen, in die zaak betrokken, derwaarts gebragt en in verzekerde bewaring gesteld. Men kan uit den volgenden brief van de vrouw van een lid van het zuidelijke kongres zien hoe het in het zuiden is gelegen „Wij wonen bij mevrouw Johnston, in Governerstreet, juist over goeverneur Letcher. Dit is een groot hotel, waar men hooge prijzen betaalt om honger te lijden. Nimmer heb ik een dusdanig leven bijgewoond. Zeg aan mijne grootmoe der, dat de geringste hut van West Tennessee in vergelijking een paleis is. Wat het eten betreft, moeten wij bijna al wat wij eten iu onze kamer koken. Onze voorraad bestaat thans nog uit een ham, waarvoor wij 11 dollars hebben betaald uit drie pond Rio koffij van drie dollars het pond; uit twee pond bruine suiker tot 2.75 dollars het ponduit een schepel appe len, zoo groot als een groote bal; deze hebben wij van een vertegenwoordiger van Missouri ten geschenke ontvangen uit een pond boter, die zes maanden oud is en 2 dollars heeft gekost, en uit zes patalen tot 50 centhet stuk. Vooreen stukje beschuit moet ik een dollar betalen. Ook heb ik nog eene flesch met augurkjes en een stuk kaas, dat ik van een lid van het kongres heb ontvangen. Ziedaar hoe wij leven. „Wij beta len drie dollars per dag per persoon en de helft voor de meid daarvoor hebben wij echter ook niets te eten. Gisteren stond er per persoon op tafel voor het diner twee eijeren en een stukje oudbakken brood, benevens een glas water." Het schijnL stellig zeker te ziju, dat maarschalk Pélissier niet meer naar Algerie zal terugkeeren. Zijn oploopend ka rakter heeft hem daar de algemeene vijandschap op den hals gehaald. Als een voorbeeld van zijne drift wordt onder an deren gemeld, dat hij zijn getrouwen koetsier met een kar wats sloeg, omdat hij niet hard genoeg reed op een zeer gevaarlijken weg, aan welks eene zijde een holle weg liep. De koetsier hield stil en zeide „Maarschalk, gij moet uit het rijtuig; gij hebt twee minuten tijd om u te bedenken. Ver kiest gij niet uit te stijgen, dan doe ik het rijtuig in den die pen hollen weg storten en gij, mevrouw, uwe dochter en ik komen allen om. Wanneer gij te voet wilt gaan dan zal ik mevrouw eu mejufvrouw behouden te huis brengen." De maarschalk werd misschien voor bet eerst van zijn leven be vreesd en stapte uit het rijtuig; hij kwam zeer vermoeid in zijn huis aan. RJeteoroflogascJie waarnemingen, gedaan op 's rijks werf te Vlissingen, des middags '12 ure. mei 1863. Wind. 10, W.t.N. ,1,5 ii - 10.1 West. Zw.t.W West. West. z. zw. W.t.N. E 1-3* tu 1 a es! a §<-> ijl '1 g 'a to j P3 760.1 14.4 0.64 8.08 0.0 764.2 12.4 0.60 6.74 0.0 759.4 12 G 0.77 8.60 0.0 755 7 13 5 0.77 9.17 0.6 761.8 13.6 0.70 8.36 00 760.3 160 0.78 10.6 0.1 763.0 13.6 0.80 9.51 2.5 Aanmerkingen. ligt bew.licld.heij. held. lieijig huw. hew. reg. betrokk. bew. nattig bctr. r. lieijig nattig. r. heijig regen. Vcrkoopingen en aanbestedingen». Jl. vrijdag zijn alhier aanbesteed de buitengewone werken aan den kalamiteusen polder Oud en Jong Breskens, waar vanaannemer is geworden de lieer Jacob Eilis, voor de som van f 81.000. De aanbesteding ter verbetering der haven en het bou wen eener nieuwe sluis, werd vrijdag te Brouwershaven ge houden. De minste inschrijver was de heer Joh. Kwakkelaar te Vlissingen, voor f 56,900. Gemelde heer is aannemer ge worden voor f 53,800. Thermometerstand. 16 mei 's morg. 7 u. 56 's midd. 1 u. 63 'sav. 11 u. 54 gr. 17 *s morg. 7 u. 58 'smidd. 1 u. 09 's av. 11 u. 54 gr. 18 's morg. 7 u. 51- 's midd. 1 u. 62 gr. Gemeenteraad van Vlissingen. Zitting van 16 mei. Voorzitter de heer Callenfcls. Afwezig de heer Thierens. Na de lezing eu goedkeuring der notulen is voor kennis geving aangenomen de mededeeling des voorzitters dat de heer Thierens schriftelijk berigt van verhindering heeft inge zonden. De kommissie voor het belastingstelsel, in wier handen is gesteld het adres van den heer A. van Imschoot, te Ostende, betrekkelijk de pacht van den oesterput te Vlissingen (inge komen iu de vorige zitting), brengt bij monde van den heer Schmidt daaromtrent rapport uit. Na ernstige overweging is de kommissie tot het besluit gekomen dat het eerste in hst adres vervatte voorstel voor de gemeente geheel onaanneme lijk is, doch het tweede, hoewel onaannemelijk zoo als het is gedaan, wel overweging verdient. Volgens haar oordeel kan de oesterput niet als bron van bestaan in de gemeente Vlis singen beschouwd worden, maar daar de oesterhandel daar toch altijd eenig vertier geeft, zoo vinden enkelen in de ge meente daardoor hun bestaan en zou liet te niet gaan van dien handel ook die middelen van bestaan, al zij het ook voor en kelen, doen verloren gaan. Naar zij gehoord heeft zou het in goeden stnat brengen van den oesterput, zoodanig dat bij ge schikt is om met anderen te wedijveren, eene uitgaaf van acht a tien duizend gulden vorderen. Dit voor rekening van de ge- me. nte te doen en den put daarna publiek te verpachten acht de kommissie vooreerst bezwarend en volstrekt ongeraden voor de financiën; en ten anderen beeft zij geen waarborg dat zich in zoodanig geval een geschikt pachter zal opdoen, die in staat is om naar eisch den handel in engelsche oesters te kunnen drijven. Ook acht de kommissie liet eene onuit voerbare zaak de pacht met den tegenwoordigen pachter te breken en den put in den staat waarin hij zich nu bevindt publiek te verpachten, onder bepaling dat de pachter daaraan eenige (luizende guldeus zal moeten ten koste leggen orn dien in goeden staat te krijgen. Wel is waar moet de pachter den put, volgens het pacht-kontrakt van 26 december 1827. bij het opzeggen der pacht in goeden staat brengen, maar aange zien bij dat kontrakt niet wordt aangeduid wat hiermede be doeld wordt, zoo is die bepaling bijna onuitvoerbaar en eene mogelijke aanleiding tot een eindeloos proces. De pacht op den bestaanden voet te doen voortduren is, volgens de kom missie. slechts het verschuiven van een afdoenden maatregel tot het einde van het tegenwoordige kontrakt in het jaar 187S, wanneer het gemeentebestuur op het zelfde standpunt zal staan als thans. Op grond dezer beschouwingen advi seert de kommissie om nu, terwijl de oesterhandel nog niet is verplaatst, met vernietiging van het bestaande kontrakt, aan den heer van Iinschoot een akkoord voor te stellen onder de volgende hoofdvoorwaarden 1. de oesterput zal ten koste van den pachter iu den loop van 1863 moeten worden herbouwd, volgens door den ge- meentebouwmeester.ontworpen en door burgemeester en wet houders goedgekeurd bestek met teekeningen 2. de verpachting zal worden aangegaan voor 40 achter eenvolgende jaren, ingaande met de onderteekening van het pachtkontrakt, tegen een pacht, van f J 50 's jaars, met uitzon dering van de 15 eerste jaren; 3. bij het einde der pacht zal de pachter de voorkeur heb ben tot het aangaan eener nieuwe pacht, mits als pachtsom betalende hetgeen door een ander mogt worden geboden 4. de over 1862 verschuldigde pachtsom wordt den pach ter geschonken als eene kleine tegemoetkoming in de door hein te maken kosten 5. bij het eindigen der pacht zal de pachter hoegenaamd geene door hem gemaakte kosten kunnen terugvorderen 6. de pachter verbindt zich om den oesterput gedurende den pachttijd in goeden staat te zullen onderhouden volgens sub 1 genoemd plan en teekeningenen 7. de pachter zal, met schriftelijke toestemming van bur gemeester en wethouders, zijn pacht aan een ander mogen overdoen. Nadat de voorzitter aan de kommissie den dank der ver gadering heeft toegebragt, deelt hij, op eene vraag van den lieer Mestdag!), mede dat er een brief van den heer de Jager bij burgemeester en wethouders is ingekomen, waarbij deze zich genegen verklaart om bij eene verpachting van den oes terput mede te dingen waarvan echter voor alsnog geen sprake zijn kan, daar de tegenwoordige pachter tot het jaar 1678 in het bezit dier pacht blijven kan. De lieer van Uije Pieterse verklaart zich tegen liet voorstel der kommissie. Eene publieke verpachting verdient volgens hem verre de voorkeur boven eene onderhandsche. Dan toch zullen er vvelligt personen zijn die meer zullen willen betalen dan f 150, zoo als de kommissie van den tegenwoordigen pachter verlangen zou, en zeker zal dan meer overeenkom stig den geest der gemeentewet worden gehandeld. Bij liet tot stand komen van den spoorweg en daardoor bevorderd verkeer belooft <'e oesterhandel te Vlissingen, volgens hem, belangrijk te zullen worden. Het is daarom wenschelijk het tegenwoordige kontrakt, zoo de heer van Imschoot wil. te ontbinden en tot eene nieuwe openbare verpachting over te gaan; wil de heer van Imschoot dit echter niet, dan zou hij voorstellen het bestaande kontrakt te laten zoo als het is. De heeren van der Os en de Kruijfi'deelen het gevoelen van den vorigen spreker en verklaren zich evenzeer tegen het voorstel der kommissie. Ook de heer Pot uit zich in den zelfden geest, onder bijvoeging dat hij den vorigen dag te Middelburg, bij een verblijf van twee uren. aldaar twee ver schillende personen heeft gesproken die zich geneigd betoon den bij eene openbare verpachting van den oesterput daarbij mede te dingen. De heer Schmidt zegt, als lid der kommissie, dat deze ook wel aan eene nieuwe openbare verpachting gedacht heeft, maar dat zij heeft gemeend dat een zoodanig voorstel bij den heer van Imschoot, die tot 1878 in het bezit der pacht kan blijven, geen ingang vinden zou. Overigens verklaart hij per soonlijk niet aan het nu gedane voorstel te hechten. Wijzende op de bepaling in bet bestaande kontrakt, dat de pachter bij het einde der pacht den put in goeden staat moet opleveren, bestrijdt de lieer van Uije Pieterse de in het rap port gemaakte opmerking dat die bepaling aanleiding tot een eindeloos proces zou kunnen geven. Bij het einde der pacht toch zouden deskundigen den staat van den put moeten onderzoeken; bleek liet dan dat hij in geen goeden staat ver keerde, dan zou de pachter hein volgens het kontrakt in een goeden staat moeten brengen of anders tot vergoeding van kosten, schaden en in tressen verpligt worden, hetgeen eene zeer eenvoudige procedure zijn zou. Verder verzet dezespre ker zich nogmaals met aandrang tegen de kouklusie van het rapport. De heer Schmidt merkt op dat bij het bestaande kontrakt niet is omschreven wat door de woorden „in goeden staat brengen" is bedoeld. Daar de heer van Imschoot, zoo zijn verzoek wordt inge willigd, een volgend jaar, indien daartoe de zelfde motieven als thans bestaan, zich weder met eenig dergelijk vezoek zou kunnen aanmelden, verklaart ook de heer de Groof zich tegen het voorstel der kommissie. Volgens de zienswijze van den heer Hector bestaan er geen bezwaren omtrent den goeden staat waarin de put moet wor den opgeleverd bij het einde der pachtde oesterput toch moet steeds in voldoenden staat zijn zoo de pachter daarin oesters wil kunnen houden, zoo dat hij bon gré mal grë daar toe wel verpligt is. Ten andere zou het ten nadeele van Vlis- singens ingezetenen zijn, zoo de tegenwoordigen pachter den put wilde houden zonder daarmede eenig voordeel te beoogen maar alleen om door dat bezit zijne andere oesterputten te Ostende te begunstigen en voor deze de konkurrentie tegen te honden. De heer Uyttenhooven zegt een paar punten van sommige sprekers te willen toelichten en daarbij te beginnen met het gesprokene door den heer Hector. Vooreerst betreffende het iu voldoenden staat brengen van den put: dat woord „vol doende" noemt spreker zeer rekbaar. Werd die toestand bij den vorigen pachter, den heer Borghmans, voldoende gehee- ten, dan was dat voldoende zeker zeer „onvoldoende," en was dat „onvoldoende" voor den lieer van imschoot „voldoende," dan zal de oesterput in den toestand blijven waarin hij nu is. Is het waar dat de tegenwoordige pachter den oesterput te Vlissingen slechts aanhoudt ter begunstiging zijner oesterput ten te Ostende, dan is de oesterhandel voor Vlissingen zeker zonder nut. Wil men echter van den put voordeel verkrijgen en behouden, dan moet men hem ook verpachten volgens de voorwaarden welke thans aan den tegenwoordigen gebruiker zijn voorgelegd. Het zou toch. volgens spreker, te bezien staan ol er zich bij eene openbare verpachting zoo veel kónkurrenten zoudeu opdoen,zoo ook aan den aannemer de zelfde voorwaar den als nu aan den tegenwoordigen pachter we: .len opgelegd, en of iemand tot zulke groote onkosten geneigd zou wezen. Zonder te spreken van de kosten van onderhond, moet men slecht het oog vestigen op den intrest van f 10,0u0 voor het in orde brengen van den oesterput vereischt, welke, berekend tegen 5 percent, f 500 bedraagt hierbij komt dan gedurende 35 jaren een pacht van f 150, zoo dat de huur van den oester put f 650 's jaars bedraagt. De zelfde voorwaarden zouden toch ook bij eene publieke verpachting moeten gesteld worden. Ten andere acht de heer Uyttenhooven niet zoo zeker het geen omtrent de vooruitzigten van den spoorweg is gezegd. Zoo er gevolg wordt gegeven aan de pogingen welke in Vlis singen worden aangewend om adressen te rigten öf tot den minister van binnenlandsche zaken, öf tot de tweede kamer der staten generaal, waarbij wordt verzocht om dc afdamming van het Sloe, waarop Middelburg heeft aangedrongen, niet toe te staan, dan zullen er in de kamer stemmen opgaan over het gemis van overeenstemming bij twee zoo naburige steden als Middelburg en Vlissingen waar het gebit eer. gemeen schappelijk belang. De twee groote koopsteden Amsterdam en Rotterdam, die den zeeuwschen spoorweg ongaarne zien tot stand komen, zullen niet nalaten biervan gebruik te maken om le trachten den aanleg, in verband hiermede, zoo mogelijk weder te vertragen. Daarom acht spreker het wenschelijk dat dergelijke handelingen worden te keer gegaan. Middelburg en Vlissingen toch hebben het zelfde belang. Gesteld zelfs dat bij afdamming van het Sloe door aanslibbing nadeel aan de reede werd toegebragt, dan zou Middelburg daardoor evenzeer lijden als Vlissingen, omdat toch van Vlissingen de scheepvaart moet uitgaan. Volgens de uitspraak van den des kundige Bloemendaal zal echter, ook zelfs bij afdamming van het Sloe, al mogt de aanslibbing toenemen, de reede niet wor den benadeeld. Op dit punt dus hebben Middelburg en Vlis singen één belang en beide evenveel te lijden. Na deze korte uitweiding komt de heer Uyttenhooven terug op het belang dat de handel in het algemeen bij den spoorweg heeft: de oesterhandel heeft daarbij echter geen groot belang, daar er geen belangrijke uitvoer van oesters naar het buitenland plaats heeft. "Voor Vlissingen blijft alleen konkurrentie. door lagere prijzen en betere kwaliteit, hier te lande over. Daaren boven verkeert ook de oesterput te Scheveningen tegenwoor dig in zeer gunstigen staat, hetgeen niet voorbij mag worden gezien. De heer Pot zegt betreffende dit laatste punt. dat de oester put te Scheveningen, hoewel volgens de laatste berigten eenig- zins verbeterd, toch nog onvoldoende is daar de oesters ten gevolge van het zoet water en het vele zand sterven. Een der grootste oesterhandelaars van Wezel heeft hem gezegd dat er geen betere oesterput dan die van Vlissingen is en dat de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1863 | | pagina 2