voelen doen kennen„dat het voor het belang van den spoor- I 1
weg onverschillig is, of het Sloe met een dam dan wel door 1
eene brug zal moeten worden overgegaan."
Deze stelling komt de kamer min juist voor; de staat
legt spoorwegen aan daar, waar hij verkeer wacht; om het I
belangrijk daarin geplaatst kapitaal vruchten te kunnen doen i
dragen, moet het verkeer op den weg geregeld, aanhoudend i
en onbelemmerd kunnen zijn;door overbrugging van het
Sloe ontvalt aan den zeeuwscken spoorweg reeds dadelijk dat
eerste vereischte.
Het Sloe heeft ter plaatse van den geprojekteerden overtogt i
bij hoog water een vrij belangrijke breedte; door de land-
hoofden der brug, door de zware pijlers, ijsbrekers en derge
lijke werken, zal de stroom, die daar thans vrij hevig is, groo-
tendeels gekoncentreerd worden ra de beide doorgangen, die
meu voor de scheepvaart schijut te willen maken, en dus in
kracht toenementusschen eb en vloed is een verschil in den
waterstand van 3.80 elbij springvloeden en stormen is dit
belangrijk meer; de zeeschepen kunnen bet Sloe en dus ook
de brug alléén bij hoog water passeren, derhalve zal het ope
nen der brug zich naar de scheepvaart, en niet de laatste zich
naar het verkeer op den weg moeten rigten. De treinen zullen
mitsdien stipt op bepaalde uren van de uiteinden der lijn kun
nen afrijden, de tijd der aankomst zal altijd hoogst onzeker
zijn, als afhankelijk van de schepen, die zich voor of in de brug
bevinden op het oogenblik dat de trein daar aankomt; dat
het toch eene onmogelijkheid is de zeeschepen vóór de brug
te doen stoppen, om te wachten tot het tijdstip, dat de spoor
weg de brug niet behoeft, zal elk deskundige toestemmen,
evenzeer als dat de getijden elke vaststelling van bepaalde
tijdstippen voor de doorvaart buitensluiten.
Bij deze zekerheid, dat het verkeer op deze lijn bij over
brugging van het Sloe evenmin geregeld, als aanhoudend en
onbelemmerd zijn kan, voegt zich nog eene andere mogelijk
heid, ja waarschijnlijkheid. Gaarne brengt de kamer hulde
aan de groote talenten der nederlandsche ingenieurs; een
IJsselbrug en zoo vele andere werken pleiten daarvoor;
maar de kunst zal hierin de natuur, in de getijden, die beur
telings, ook bij ijsgang, nu de ée'ne dan de andere zijde aan
vallen, een magtigen vijand vinden, vooral bij de versmal
ling van den stroom ten gevolge der vernaauwing; hoe ligt
zal daaruit beschadiging en mitsdien reparatie roet stremming
der dienst geboren worden?
Eene afdamming van het Sloe daarentegen geeft de zeker
heid dat het verkeer op deze lijn daar geenerlei belemmerin
gen zal ondervinden; in stede van kostbare werken te moeten
onderhonden ter verdediging, zal het rijk nier alleen binnen
zeer weinige jaren door de aanslibbing ter wederzijde van
den dam van alle onderhoud ontslagen zijn, maar ook uit
die landaanwinningen direkt en indirekt groote voordeelen
genieten.
Nu de regering bet beginsel aangenomen heeft, om de
staatsspoorwegen bij voorkeur aan de partikuliere industrie
ter exploitatie over te laten, veroorlooft de kamer zich de
eerbiedige vraag, of uwe exc. hare meening niet moet deeien,
dat ook de bezwaren der overbrugging bij de gegadigden
onmisbaar zullen wezen, en alzoo ook het rijksbelang in dit
opzigt er wel degelijk bij betrokken is?
Uwe exc. duide het der kamer niet ten kwade, dat zij zich
bij het vorenstaande meer bepaald bewoog op bet gehied van
rijksbelang; het is verre van haar dat zij de grenzen harer
bevoegdheid zou willen overschrijden, maar zij achtte zich
toch ook verpligt om de apodiktisehe stelling der kommissie
uit bet oogpunt van bet algemeen belang te bestrijden, ten
einde daarna met te meer kracht de meer lokale belangen bij
uwe exc. te kunnen bepleiten, als zijnde volstrekt niet in
strijd met maar veeleer gepaard aan het eerste.
Welke is de hoofdoorzaak van Zeelandsachteruitgang?
De afgelegen de insulaire toestand.
Naar mate elders de kommunikatiemiddelen verbeterden,
in de zelfde mate deed zich bier de invloed van dien toestand
gevoelen.
Thans eindelijk het vooruitzigt hebbende op aansluiting
aan het spoorwegnet, hebben die gedeelten van Zeeland,
welke daarin deelen, bet regt om te verlangen, dat, zoo het
algemeen belang daar niet bij lij de, geene halve maatregelen
worden genomen. Door afdamming van het Sloe even als
van de Ooster-Sclielde worden Walcheren en Zuid-Beveland
voor goed aan deze vasten wal verbonden, daardoor alleen
houden beiden op eilanden te zijneen dam, met een rij weg
naast de spoorbaan kan alleen aan Middelburg weer een ge
deelte aan den belangrijken Zuid-Bevelandschen graanhan
del geven, kan Zeelands hoofdstad alleen maken tot iets meer
dan zij thans is, n. 1. de hoofdstad van Walcheren.
Doch dit is nog slechts een zeer gering belang in vergelij
king van zoo vele anderen.
De kamer beeft zich straks, bij het betoog, hoe het alge-
meene belang meer door afdamming dan door overbrugging
zou bevorderd worden, met voordacht onthouden van eene
vergelijking der kosten, omdat de som welke door het eerste
verbjjwlm^snjiddel zou worden bespaard, ruim vereischtzal
vve^den'^OT'het dan onmisbaar kanaal door Walcheren. De
onafsétói4ëJfjkheid dier beide werken zal toch wel als vast
staande móge'aangenomen worden.
En nu komt ife kamer tot het hoofddoel van haar adres, n. 1.
het betoog, voor bet veelzijdig nut van een kanaal van Vlis
singen zich Të Middelburg aansluitende aan het thans be
staande hayeri^anaal dier stad, aan de uiteinden door sluizen
gesloten. ->
Alweder is het een rijksbelang (thans afgescheiden van bet
spoorwegbelang) dat op den voorgrond treedt.
Vlissin »en, liet moge eene aanbouw-of eene uitrustingswerf
der marine bezitten, zal toch altijd wel in oorlogstijd een mari
tiem station blijven; de kamer mag toch niet aannemen, dat
bet in de bedoeling der regering zou liggen, om op het eerste
oorlogsgerucht een gewest, dat in den loop der eeuwen zóó
veel voor bet vaderland deed en leed, geheel prijs te geven.
Maar een overmagtige vijand kan zich opdoen, hoe dan
hulp verleend, hoe dan de schepen en zoo veel kostbaar mate
rieel, in geval van tegenspoed gered het Sloe geeft hij hoog
water slechts doorgang aan schepen van 14- a 15 rijnl. voeten
diepgang en is dus voor oorlogschepen onbruikbaar;een
kanaal door Walcheren van behoorlijke breedte en diepte kan
alléén eene aanvankelijke wijkplaatsen des noodseene retraite
door de Zandkreek naar de noordelijke provinciën verschaf
fen; alléén langs dien weg kan ook vóór de nood zoo hoog
is geklommen -- door de marine hulp worden verschaft!
Zóó was ook het oordeel der drieledige kommissie (marine,
oorlog en waterstaat) welke den 19 september 1845 ter dezer
zake rapport uitbragt.
En nu het belang van Middelburg, die gemeente, welke zoo
op de laatste overblijfselen van vroegere welvaart teert, en
die buiten haar toedoen, zoo veel heeft verloren en nog zal
verliezen, getuige de feitelijke opheffing der handelmaat
schappij-veilingen, getuige de opheffing van het provinciaal
geregtshof!
Wanneer het Sloe overbrugd en dus geen nieuw kanaal tot
stand gebragt wordt, verliest de spoorwegverbinding voor
deze gemeente al zeer veel van bare waarde.
Middelburg heeft eene open haven, welker onderhoud jaar
lijks aan de gemeente sommen kost, eigenlijk buiten verhou
ding tot haar vermogen, en die bij gebrek aan doorspuijing
onverbetelijk slecht is en blijft; geen schip zal die haven be
zoeken om de lading van daar tnet den spoorweg te verzenden;
ja de schepen thans daar thuis behoorenile, zullen hoe. langer
zoo meer het binnenkomen aldaar vermijden, vooral wanneer
de nu reeds zoo moeijelijke en alleen bij springtij mogelijke
passering door bet Sloe nog meer bemoeijelijkt is door eene
spoorwegbrug, in e'én woord, de weinige handel en scheep
vaart, die ernog zijn, zullen onmisbaar geheel ten grondegaan.
En waardoor? alleen door den drang der omstandigheden,
door de nadeelen harer ligging.
Excellentie! de kamer durft het met trots zeggen, Middel
burg heeft kapitaal. Middelburg heeft ondernemingsgeest,
geeft dan die gemeente den eenigen hefboom die haar ont
breekt, n. 1. gelegenheid.
Het is waar, dat kanaal zal welligt meer kosten dan door
afdamming in plaats van overbrugging wordt uitgewonnen,
maar is dit bezwaar onoverkomelijk?
Steeds is voor de nederlandsche handelsteden de kwestie
der waterwegen van overwegend belang geweestAmsterdam
verkreeg het Noord-Hollandsche, Rotterdam het Voornsche
kanaalhoe veel raillioenen heeft het rijk aan die beide wer
ken ten koste gelegd?
Middelburg verkreeg voor het leggen der tegenwoordige
haven een rijksvoorschot van ruim één millioen, dat door de
ingezetenen van Walcheren in den vorm van opcenten op de
belastingen opgebragt en nagenoeg geheel afgelost is.
De hollandsche hiervoren aangehaalde waterwegen zijn
onvoldoende gebleken; de behoefte aan andere deed zich
gevoelen, en de middelburgsche kamer van koophandel en
fabrieken heeft van harte er zich in verheugd, dat deze rege
ring er in geslaagd is de uitvoering dezer kolossale werken
mogelijk te maken door de schatkist borg te doen zijn voor
het eene met eene subsidie, en het anderf geheel daaruit te
bekostigen.
Ook Harlingen, Brouwershaven en andere plaatsen schij
nen op de hulp der regering te mogen rekenen, zal nu een
belangrijk gedeelte van Zeeland, zal Middelburg alléén geen
gehoor vinden
De kamer kan dit van uwer exc. regtvaardigheid niet
wachten, en zij vleit zich dat eene voordragt, om de werken
van het kanaal door Walcheren ook bij de spoorwegwerken
op te nemen, ook bij Z. M.den koning, die nog onlangs toonde
zooveel belang in dit gewest en deze stad testellen, gunstig
zou worden ontvangen.
Eindelijk veroorlooft de kamer zich nog de wederlegging
van een paar bezwaren, waarmede men het gevraagde schijnt
te bestrijden.
In de eerste plaats schijnen sommigen te vreezen dat België
bezwaar zal maken tegen de gewenschte afdamming de
uitlegging van traktaten ten eenenmale buiten de werkkring
der kamer kggende, zal zij de vraag omtrent het regt van die
mogendheid geheel in het midden laten, maar alleen opmer
ken, dat, zoo België al eenig regt mogt hebben, dit door een
bekwaam kanaal door Walcheren meer gebaat zou zijn voor
de scheepvaart naar den Rijn, dan door het Sloe, wanneer
dit door de overbrugging nog meer onbevaarbaar zal gemaakt
zijn, dan het nu reeds is. Nu eenmaal bij de nederlandsche
regering vast staat in elk geval de verbinding van het Sloe op
ééne der genoemde wijzen daar te stellen, kan het bij de
belgische regering geen ernst zijn, dat zij in het belang harer
scheepvaart aan eene overbrugging de voorkeur geeft, en
aangenomen dat België regt heeft om een waterweg (behalve
dien door Zuid-Beveland) te vorderen, wat zal dan het ge
volg zijn van eene overbrugging, wanneer deze blijken zal
zeer belemmerend voor de scheepvaart te zijn Dat men dan
toch een kostbaar kanaal zal moeten maken, zoo dat de kos
ten van overbrugging en kanalisatie beiden door den staat
zullen moeten worden gedragen.
Eene andere tegenwerping is, de kamer moet het metleed
wezen zeggen, van meer inlandschen oorsprongdeelt zij
van harte in de vreugde der beide groote hollandsche koop-
steden over de nieuwe waterwegen, zij is niet geheel zeker
of men daar wel zoo ingenomen is met het denkbeeld, om de
i zeeuwsche lijn door de afdammingen kanalisatie te maken tot
hetgeen zij d^n alleen worden kan, eene hoofdlijn voor den
transitohandel.
Zij bedoelt het bezwaar dat de verlangde afdamming van
ongunstigen invloed zou zijn op de reede van Ramraekens,
die een onmisbaar vereischte zou zijn voor de scheepvaart.
Die tegenwerping heeft in het oog der kamer voor het eerst
eenig gewigt gekregen, sedert zij in het aangehaalde verslag
i lasAlleen dan, wanneer de afdamming van het Sloe mogt
geachtworden nadeelig te kunnen werken op de veiligheid
van de reede van Rammekens, zoude er bedenking tegen die
afdamming te maken zijn, omdat de veiligheid van de haven,
van Vlissingen en van de reede in hare nabijheid de hoofd
voorwaarde is voor het toekomstig verkeer op den spoorweg."
De kamer zal zich natuurlijk wel wachten, om een eigen
oordeel uit te spreken over de moeijelijke en bij uitnemend
heid technische vraag, welken invloed de afdamming op de
bank de Kaloot en op de reede van Rammekens zal uitoefe
nen zij meent zelfs te mogen betwijfelen oféénig deskundige
die vraag met wiskundige zekerheid kan beantwoordenim
mers heeft de ondervinding geleerd, dat die reede, welkein
het aangehaalde rapport der gemengde kommissie van 184-5
als niet meer bestaande werd aangemerkt, thans weder uit
muntend is, zonder dat voor deze verandering eenige oorzaak
kan worden aangegeven. Zij weet echter tevens, dat sommige
deskundigen bepaald de meening zijn toegedaan, dat de reede
van Rammekens geheel en al onafhankelijk is van het bestaan
van het Sloe als vaarwater, maar uitsluitend geregeerd wordt
door den loop der stroomen op de Wester Schelde.
Het is der kamer natuurlijk onbekend of uwe exc.het dien
stig geoordeeld heeftom het uitvoerig, te dier zake door den
betrokken eerstaanwezenden ingenieur opgemaakt rapport,
(waarvan de kommissie der staatsspoorwegen gewag maakt)
in handen van ambtenaren en autoriteiten te stellenmogt
dit echter geschied zijn of nog geschieden, dan vertrouwt de
kamer dat uwe excellentie, na onderlinge vergelijking der
meeningen, tot de slotsom zal komen dat bieijomtrent by de
deskundigen groot verschil van gevoelen bestaat.
Maar de kamer gaat verder, zij wil zelfs eens vooreen oogen
blik eene totale verzanding van de reede van Rammekens
aannemen; welk nadeel kan dit uitoefenen op bet „toekom
stig verkeer op den spoorweg?"
Vlissingen heeft eene uitmuntende reede dit zal wel
geen betoog behoeven, nadat nog onlangs een eskader der en-
gelsche marine, waaronder schepen als de Warrior, van 28
engelsche voeten diepgang, daar verscheidene dagen heeft ver
toefd ook de nederlandsche marine kan dit getuigen. Bij
buitengewone, zeldzaam voorkomende omstandigheden zich
daar niet veilig achtende, hebben de groote diepgaande sche -
pen nimmer eene schuilplaats gezocht bij Ramraekens, maar
in het pas van Neuzen; getuige Zr. Ms. fregat prins Maurits.
ten voorleden jare;getuige Zr. Ms schroeffregat Zeeland,
in het begin van dit jaar.
Verder op ligt de reede van Rammekens tusschen Walche
ren en de Kalootvan die reede wordt veel gebruik gemaakt,
maar door wie? door de op Middelburg bestemde schepen,
die daar een groot gedeelte der lading in ligters moeten lossen
alvorens hunne reis door het Sloe te vervolgen; deze hebben
aan die reede.volstrekt geene behoefte, zoodra zij in het nieuwe
kanaal in of nabij Vlissingen roet volle lading binnen kunnen
vallen. Het meest echter dient die reede voor ligplaats voor
de schepen die, hetzij uit zee komende naar Antwerpen of
Gend of van die plaatsen afkomende, naar zee bestemd zijn,
en daar den voor hen gunstigen wind afwachten om hunne
reis te vervolgen.
Bij het behoud dier reede is de belgische scheepvaart wel, de
nederlandsche daarentegen niet betrokken, en het belang dei-
eerste kan bij uwe excellentie niet wegen, wanneer de laatste
en daarmede tevens het algemeen handelsverkeer en zoo vele
andere belangen worden bevoordeeld.
De kamer meent dat het in de bedoeling der regering ligt
om in of nabij Vlissingen eene ruime veilige haven aan te
leggen, om te dienen tot embarcadère van den spoorweg; zoo
de schepen daar niet onmiddellijk uit zee kunnen binnenloo-
pen, kunnen zij veilig ter reede van Vlissingen het daartoe
geschikte tijdstip afwachten. Dit weinige meende de kamer
te moeten -opmerken ten betooge dat de tusschen „de veilig
heid van de haven van Vlissingen en van de reede in hare
nabijheid," en het al of niet voortbestaan der veTder op gele
gene reede van Rammekens geen het minst verband bestaat,
aangenomen al eens dat men met zekerheid kon aannemen
dat de afdamming van het Sloe den achteruitgang van laatst
genoemde reede zou moeten ten gevolge hebben.
De kamer vleit zich in deze op de medewerking van uwe
exc. te mogen rekenen, daar zij met genoegen opgemerkt
heeft dat in de memorie van toelichting der wetsvoordragt tot
exploitatie der spoorwegen door partikulieren, onder de her
stellingen die voor rijks rekening blijven, ook opgenoemd
worden die van schaden welke door ijsgang, stormen of ander
zins veroorzaakt roogten worden aan de dammen van de
Ooster Schelde en het Sloe.
Het is op i.lle de vooraangehaalde gronden dat de kamer
van koophandel en fabrieken te Middelburg het van harer.
pligt heeft gerekend, bij uwe exc. er op aan te dringen, om de
verbinding over bet Sloe door een dam vast te stellen, en in
verband daarmede het kanaal door Walcheren onder de wer
ken der staatsspoorwegen op te nemen.
Aldus uitgebragt in de vergadering van 24 maart 1863.
SNEDPERSDRUKKER1J VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.